Muziek

Tenor Jeroen de Vaal: Presteren, maar ook genieten op het podium

Hij was in christelijke kring bekend als jongenssopraan. Het scheelde echter niet veel of Jeroen de Vaal had zijn stem aan de wilgen gehangen. Toch maakte hij van het zingen zijn beroep. „Het podium de mooiste werkplek? Ja, maar ik heb nooit een normale baan gehad.”

Evert van Dijkhuizen
21 January 2016 09:47Gewijzigd op 16 November 2020 00:50
Jeroen de Vaal. Beeld Sjaak Verboom
Jeroen de Vaal. Beeld Sjaak Verboom

Een rijtjeswoning in IJsselstein. Via de poortdeur en de achtertuin komt de bezoeker bij de voordeur. Binnen prijkt een zwarte piano. Verder wijst weinig in het interieur op het domein van een concertzanger. Tenor Jeroen de Vaal wijst om zich heen: „’t Is best gehorig hier. Drie huizen verderop weten ze wanneer ik aan het studeren ben. Uiterlijk tien uur ’s avonds stoppen dus.”

1. De menselijke stem is het mooiste muziekinstrument.

„Met mijn gekleurde bril als zanger op zeg ik: ja. Je hebt een tekst, wereldlijk of geestelijk, die je zingend vertaalt naar je emoties, je ziel. Dan gebeuren er mooie dingen. Maar je bent ook kwetsbaar. Je kunt je niet verschuilen achter een instrument. Een blazer kan zeggen: dat stomme riet. Nou ja, als zanger kan ik ook excuses bedenken. Verkoudheid bijvoorbeeld. Daarom moet ik mijn stem goed verzorgen. Met een neusverkoudheid kan ik gewoon zingen, maar met een ontsteking onder m’n stembanden wordt het lastig. Toen ik als jochie zong, voelde ik helemaal geen stress. Ik was lege stoelen aan het tellen onderweg naar het podium. Maar als je ouder wordt, ontwikkel je je bewustzijn. Dat is niet altijd positief. Je gaat invullen voor een ander wat die van je vindt. Of je wordt je eigen criticaster. Als ik een instrument zou mogen kiezen, dan wordt het de gitaar. Dat heb ik vroeger gespeeld, maar ik was geen groot talent.”

2. Ik heb veel geleerd in de tijd dat ik als jongenssopraan optrad.

„Ik zong voor het eerst solo op het kinderkoor. Toen ik negen was, ging ik op zangles. Als jongenssopraan trad ik op in het hele land, tot in De Doelen toe, met bekende muzikanten als Loek van der Leeden, Arie Pronk, Jan van Weelden en Cor de Haan. Ik zat veel bij de EO, in programma’s als de ”Muzikale Fruitmand” en ”Nederland Zingt”. M’n school werkte mee als ik concerten had en de Arbeidsinspectie kwam thuis kijken hoe het ging. Eigenlijk werkte ik veel te veel voor een kind, maar onder het mom van ”religieuze overtuiging” mocht er meer. M’n schoolwerk leed er niet onder. Wel toen ik stopte met zingen omdat ik de baard in de keel kreeg. Toen had ik ineens nergens zin meer in. De structuur in m’n leven was weg. Ik begon me af te zetten tegen het geestelijk lied en ging andere muziekstijlen, zoals popmuziek, onderzoeken. Ik was zeker niet van plan om van zingen mijn werk te maken. Via een vriend kwam ik toch op een christelijk jeugdkoor terecht en ontdekte ik het plezier van het zingen weer.”

3. Elke concertzanger doet er verstandig aan zich muzikaal breed te oriënteren.

„Ik ben er in ieder geval blij om dat ik dat vanaf het begin heb gedaan. Daardoor was ik in het verleden soms wel minder gefocust op de ontwikkeling van mijn stem. Totdat ik bij een tenor in Zwitserland kwam. Die zei: Jij moet hard gaan werken, want op je 35e moet je álles kunnen. Dat had ik nodig. Als tenor word je een beetje gepamperd; daar zijn er niet zo veel van. Ik heb me vanaf dat moment voorgenomen om een van de beste zangers van de evangelistenpartij in Bachs Passionen te worden. M’n schoonmoeder is dol op muziek, maar had niet zo veel op met tenoren die deze evangelistenpartij zingen. Toen ze een keer meeging naar de ”Matthäus” in het Concertgebouw vroeg ze: Wat zing jij daar eigenlijk? Toch niet die rare stukjes tussendoor? Ja, die zing ik wel. Haar reactie stimuleert mij om van belangrijke momenten in Bachs Passionen iets persoonlijks te maken. Bijvoorbeeld het moment dat Petrus Jezus drie keer verloochent en berouw toont. Daar heeft Bach zulke mooie muziek bij geschreven. Ik zeg altijd: Beter dan Bach wordt het niet. Het is mijn missie om zieltjes te winnen voor de evangelistenpartij, én voor Bach.”

4. Ik kan slecht kiezen tussen klassieke muziek en opera.

„De grote stukken van Bach, daar kun je me ’s nachts voor wakker maken. Maar ook opera is mooi. Je kruipt dan helemaal in het karakter van de persoon die je speelt. En je moet alles uit het hoofd zingen. Of dat beangstigend is? Ik ben op dit moment bezig met een Russische opera. Dat is problematisch, hoor. Ik heb tot 27 februari de tijd om mijn aandeel uit het hoofd te leren. Dat wordt een race tegen de klok. Tijdens een uitvoering gebeuren er soms dingen die niet kloppen. Die moet je ter plekke oplossen. Dan zing je soms gewoon maar wat; het publiek hoort gelukkig niet alles.”

5. Door mijn carrière in de muziek sta ik anders in het leven dan ik van huis uit heb meegekregen.

„Ik ben opgegroeid in de hervormde kerk van Vianen. De normen en waarden van thuis respecteer ik nog steeds. Maar ik maak soms andere keuzes. Vroeger mocht ik niet tennissen op zondag. Dat zou ik nu gerust doen. De zondag als traditionele rustdag ken ik niet meer. Alle dagen zijn voor mij gelijk geworden. Vaak moet ik werken op zondag. In mijn vak ontmoet ik veel collega’s van een andere religie. Dat vind ik boeiend. Ik hou er niet van om zelf in een hokje te zitten en ook niet om anderen in een hokje te plaatsen. Ik ben een soort wereldburger geworden en respecteer alle religies. Het christelijk geloof is voor mij niet de enige waarheid.”

6. Professionele zangers moeten zich blijvend laten coachen.

„Een van mijn coaches is mijn vriendin Tamar Niamut. Ze is zelf professioneel zangeres. Ze doet zangoefeningen met me als ik spanning en stress ervaar. M’n adem is de aanvoer voor mijn instrument. Daarnaast heb ik een extern oor nodig om m’n eigen zangkwaliteiten goed te kunnen beoordelen.”

7. Ik kom weinig jonge zangtalenten tegen.

„Daar ben ik het niet mee eens. Vroeger was je als jongenssopraan een beetje typisch. Het is nu normaler geworden om als kind te zingen, door talentenjachten op televisie en internet. Je moet wel een drive hebben. Je moet iemand hebben horen zingen van wie je zegt: Wow, dat wil ik ook! Het beste talent loopt gewoon op straat. Maar veel jongeren deinzen terug voor een bestaan in de muziek. Ze leren liever een vak.”

8. Musicus zijn is slecht voor je sociale leven.

„In mijn geval wel. Ik ben veel van huis geweest. Twee, drie maanden in München voor een operaproductie was normaal. M’n beste vriend zie ik niet veel, maar we weten wat we aan elkaar hebben. Rond de sterfdag van opa De Vaal proberen we elkaar als familie te zien. Dat is een traditie geworden. M’n zus woont naast me. Maar verjaardagen bezoeken en met Kerst bij elkaar zijn, is lastig. Vaak moet ik tweede kerstdag werken. Het scheelt dat ik op dit moment een baan van 50 procent heb in het koor van de Nationale Opera. Daardoor ben ik niet meer zo vaak ver van huis. Als je begint in dit vak draait alles om carrière maken. Je neemt elke uitnodiging aan en vliegt van concert naar concert, van hotel naar hotel, van land naar land. Dan leef je met je koffer. Dat heb ik altijd moeilijk gevonden. Ik kan nu beter nee zeggen.”

9. De Hohe Messe van Bach is de mooiste vocale muziek die ooit is geschreven.

„Voor een koor: ja. Het is een superindrukwekkend stuk. Zeker als het wordt uitgevoerd door een inspirerende dirigent als Peter Dijkstra, zoals ik afgelopen zomer in het Concertgebouw meemaakte. Als solist vind ik de Passionen van Bach zeker zo mooi. Die concurreren voor mij met de Hohe Messe. In dat stuk hoef ik als tenorsolist slechts twee keer op te treden: in een duet met de sopraan en in een aria. Ik moet zo’n avond veel wachten. Als ik de evangelistenpartij zing in de ”Matthäus” of de ”Johannes” ben ik de hele avond bezig. Dan vind ik het ook minder erg als ik een keer een nootje mis of m’n stem een keer gek doet.”

10. Het podium is mijn favoriete werkplek.

„Op een paar zaterdagbaantjes na heb ik nooit een normale baan gehad. Ik kan dus niet goed vergelijken. Het podium is het eindresultaat. Het werkproces dat daaraan voorafgaat, is vaak wel zo interessant. Op het podium kruipt iedereen in z’n solorol en vindt iedereen dat-ie moet pieken. Tijdens de voorbereidingen maak je meer samen muziek. Het is soms een harde wereld. Er wordt onderling gekletst over elkaars prestaties. Dirigenten en regisseurs laten machtsvertoon zien. Je vliegt eruit als je niet goed presteert, terwijl je allemaal je best doet. Ik vind het belangrijk dat je op het podium niet alleen presteert, maar ook geniet van wat je doet. Je kunt het toch niet iedereen naar de zin maken. Smaken verschillen nu eenmaal.”

In de rubriek Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering: 13 februari.


Levensloop Jeroen de Vaal

De zangcarrière van Jeroen de Vaal (1973) begon al vroeg. In de jaren tachtig van de vorige eeuw trad hij als kind veelvuldig op in de rol van jongenssopraan. Dat bezorgde hem optredens en concerten in het hele land, tot en met concertgebouw De Doelen in Rotterdam toe. Ook maakte hij cd-opnames en was hij geregeld te horen op de radio en te zien op de televisie, onder andere in programma’s van de Evangelische Omroep (EO).

De Vaal studeerde vervolgens zang aan het conservatorium in Utrecht en volgde masterclasses bij onder anderen Jard van Nes. Sinds zijn afstuderen werkt hij in diverse operahuizen en zingt hij als tenorsolist bij concerten met onder meer de Passionen, cantates, de Hohe Messe en het Weihnachtsoratorium van Bach en het oratorium ”Die Jahreszeiten” van Haydn. Ook geeft hij concerten met liedprogramma’s, samen met verschillende instrumentalisten. Hij reist voor zijn werk door heel Europa.

De Vaal woont in IJsselstein. Hij heeft een relatie met de half-Surinaamse sopraan Tamar Niamut. „We hebben elkaar op de Bühne ontmoet en werken geregeld samen tijdens concerten. Dat gaat goed, maar dat is geen vanzelfsprekendheid als je een stel bent.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer