Kerk, ga eens vaker buiten spelen in de buurt
AMSTERDAM. Kinderen moeten soms naar buiten gestuurd worden om te gaan spelen. Laat de kerk dat ook doen in de buurt, adviseert dr. Cors Visser. We moeten af van het veilige, besloten clubje waar de directe omgeving niets van af weet. De samenleving zal erdoor veranderen, is zijn overtuiging.
Dr. Cors Visser –directeur van ForumC (een forum voor geloof, wetenschap en samenleving)– schreef recent het prikkelende boekje ”De spelende kerk. Hoe geloofsgemeenschappen de wereld veranderen” (uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam). Op de omslag staat een schilderij van Marius van Dokkum afgebeeld waarop een predikant en gemeenteleden vol verbazing en afkeuring kijken naar een kind dat in het zonlicht voor de kansel danst. De boodschap: de kerk moet zich spelenderwijs vaker laten zien in de buurt waarin zij samenkomt.
Dat kerken op die manier effectief kunnen zijn, heeft dr. Visser geleerd uit onderzoek naar de invloed die kerken in Kenia, Brazilië en Nederland hebben op de samenleving, het onderwerp van zijn proefschrift twee jaar geleden. De geloofsgemeenschappen deden iets in de buurt: projecten voor straatkinderen, scholingsprogramma’s voor jongeren, vrouwengroepen enzovoorts. Daaruit bleek dat geloofsgemeenschappen veel in hun directe omgeving kunnen betekenen, en dat wederzijds. Nederlandse kerken moeten volgens Visser niet alleen leren bedenken wat ze kunnen doen vóór de buurt, maar ook wat ze mét de buurt kunnen doen.
Geloofsgemeenschappen laten een krachtige vorm van liefde in de praktijk zien, stelt Visser. En dat gaat vanzelf, want een geloofsgemeenschap is in zichzelf krachtig en vruchtbaar. Typisch protestants is dat mensen zelf hun verantwoordelijkheid mogen nemen, conform het ambt van alle gelovigen. Hoewel, de kerk moet zich niet te snel rijk rekenen, waarschuwt Visser, want in „veel streng-bevindelijke en in charismatische kringen” is er volgens hem sprake van sterk leiderschap en is er weinig mogelijkheid voor mensen om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Dat staat volgens hem haaks op de Bijbel. „Onze coach is in de hemel. En Hij heeft het goed gedacht om ons een ruim speelveld te geven en iedereen het veld op te sturen. Laten we dan zelf ook maar royaal zijn in het ruimte geven aan de ander.”
Niet uitbesteden
Het is een bekend feit dat regelmatige kerkbezoekers relatief veel meer geld geven en tijd besteden aan goede doelen dan rand- of onkerkelijken. Maar Visser vindt dat kerken hun maatschappelijke taken te veel hebben uitbesteed aan christelijke organisaties. Het gevolg is dat de kerken geen echte relatie hebben met mensen buiten de kerk. Christelijke organisaties hebben de handen en de voeten van de kerk afgehakt, aldus dr. Visser. „Een verminkingsproces waar de kerken overigens van harte aan hebben meegewerkt. Het resultaat is dat de kerk kreupel is en tot weinig in staat.”
Natuurlijk doen christelijke organisaties goed werk, erkent de schrijver, en zijn ze gespecialiseerd in verschillende zaken, maar het gevaar is dat ze het Evangelie niet delen, maar opknippen. De kerk is naar de rand van de samenleving gedrukt. Geen wonder dat 80 procent van de Nederlandse bevolking geen vertrouwen heeft in de kerken. Kerken zijn onbekend en onzichtbaar geworden. Visser geeft een „winning tip”: kerken moeten ínbesteden, het tegenovergestelde van úítbesteden.
Veel gelovigen zijn consumptiechristenen geworden: ze gaan daarheen waar ze zich het prettigste voelen. Ze komen echter zelden niet-christenen tegen als ze zich opsluiten in de eigen club. Dat brengt Visser ook tot kritische opmerkingen over het bijzonder onderwijs. Natuurlijk, hij begrijpt het aantrekkelijke en nuttige van een christelijke school, maar deze ontneemt wel de mogelijkheid om niet-christenen te bereiken. „Christenen die betrokken willen zijn bij hun wijk, kunnen beter voor een wijkschool kiezen.”
Een gezonde gerichtheid naar buiten toe voorkomt ongezonde navelstaarderij, stelt Visser. Als alles in de kerk vooral netjes en ordelijk moet verlopen, gaat zij aan de wereld voorbij. Maar als christenen zich naar buiten richten, kan dat de gemeente ook intern verder helpen. „Buiten beginnen is vaak binnen winnen.” Wanneer christenen zaken als zorg voor elkaar en ordelijkheid niet langer centraal stellen, kijken ze er ook minder gek van op als een klein meisje in de kerk gaat dansen, zoals de cover op het boek laat zien. Vissers conclusie: „Laat maar waaien dus, de Geest. De waarde van de gemeenschap zit in de gemeenschap zelf. Maar om de wind te vangen, kun je het beste naar buiten gaan!”