Theologenblog (Barend Kamphuis): Op wie wil je lijken?
„Ze moeten zich wel aanpassen.” Dat is de minimale voorwaarde die je aan vluchtelingen moet stellen. Zeker nu het er weer veel meer zijn dan de afgelopen jaren, wordt aanpassing steeds belangrijker. We willen niet massaal geconfronteerd worden met mensen die zich anders gedragen en anders praten dan wij gewend zijn.
Waaraan moeten ze zich dan aanpassen? Aan onze Nederlandse identiteit natuurlijk. Dat ze er niet uitzien als Nederlanders, daar kunnen ze weinig aan veranderen. Maar ze moeten wel onze taal leren, onze omgangsvormen overnemen, onze cultuur aannemen. De Nederlandse identiteit is het gegeven ideaal. Aanpassing is het middel om dat ideaal te bereiken.
Maar wat is identiteit eigenlijk? Een theoloog die daarover veel heeft nagedacht is Miroslav Volf. Hij is afkomstig uit voormalig Joegoslavië en werkt momenteel in de Verenigde Staten. Identiteitsvraagstukken zijn hem in het multiculturele en uiteindelijk door burgeroorlogen verscheurde Joegoslavië met de paplepel ingegoten.
Volf neemt zijn uitgangspunt in de belijdenis van de drie-eenheid. Vader, Zoon en Heilige Geest hebben ieder een onvervangbare identiteit. Ze zijn zichzelf en niet de ander. De Vader is niet de Zoon of de Geest, de Zoon niet de Vader of de Geest, de Geest niet de Vader of de Zoon. Daar mag het nadenken over onze identiteit zijn uitgangspunt nemen: je mag jezelf zijn, ook als volk. Identiteit heeft met afgrenzing te maken.
Maar nu is het wonderlijke dat die eigen identiteit vervolgens wel helemaal wordt bepaald door de ander. De Vader is Vader, omdat Hij de Vader is van de Zoon. De Zoon dankt heel zijn bestaan aan de Vader. De Geest is niemand anders dan de Geest van de Vader en de Zoon. Identiteit gaat niet alleen over grenzen. Het gaat ook over uitwisseling. De grenzen zijn poreus. Ik ben alleen mezelf in relatie tot de ander. Tot zover Volf.
Die opvatting over poreuze identiteit geldt, volgens mij, zelfs in het negatieve. Als ik niet met iemand anders te maken wil hebben, dan bepaalt dat ook mijn identiteit. Hitler is voor altijd verbonden met het volk waarvan hij de naam wilde uitwissen, de Joden. Dat is zijn identiteit: Jodenhater. Hiervoor kun je natuurlijk niet God als voorbeeld nemen, maar wel de duivel. Hij wordt bepaald door wat hij haat. Hij is een moordenaar (van de mensen) en een leugenaar (tegen God) vanaf het begin (Joh. 8:44).
Terug naar die aanpassing. Er is zoiets als een Nederlandse identiteit. We hebben onze eigenheid als volk. En voor zover die positief is, mogen we daarvoor opkomen. Alleen, die identiteit hebben we niet zonder de anderen. Niet zonder onze buurvolken, niet zonder vluchtelingen, niet zonder gasten. Zelfs als we ons tegen hen afzetten, worden we door hen bepaald.
Kortom, onze omgang met vluchtelingen wordt bepaald door een eenvoudige vraag. Op wie wil je lijken? Op God of op de duivel?
Barend Kamphuis is hoogleraar Systematische Theologie. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.