Wij zijn Elspeet. Bart Jan Spruyt over bevindelijk gereformeerde cultuur
Wie het boek van Huib de Vries over Elspeet leest, leest een boek over een cultuur die heel traditioneel en in zichzelf gesloten was, en die onherroepelijk is opengebroken en veranderd. Iedere bevindelijk gereformeerde gelovige uit welke streek in Nederland ook zal dat herkennen.
Toen ik, fietsend vanaf Gouda, voorbij Voorthuizen bij de legerplaats linksaf sloeg richting Nunspeet, bedacht ik dat ik die weg –van Stroe/Garderen, via Uddel en Elspeet naar Nunspeet– dertig jaar eerder als dienstplichtig soldaat dagelijks fietste. Ik ontvluchtte het mij antipathieke kazerneleven om bij oom Beert en tante Ria de avonden en nachten door te brengen. Nu ik daar weer fietste, probeerde ik te kijken met de ogen van dertig jaar geleden.
Dat doe ik vaker. Zo probeer ik ook geregeld de krant met ogen van dertig jaar geleden te lezen, een ontdekkende en dus heilzame oefening. Ik zag dat er veel hetzelfde was gebleven en veel was veranderd. Aan het landschap was steeds duidelijker te zien dat hier bedrijvige mensen wonen die zich heel aardig weten te redden. Dat betekent helaas ook dat het er niet mooier op wordt. Veel reformatorische mensen zijn gespeend van alle romantiek en gaan voor efficiency. Omzoomde kronkelweggetjes maken plaats voor geasfalteerde wegen die van A zo snel mogelijk naar B voeren. Maar hier, in dit deel van de Veluwe, is het landschap nog niet zo wreed geschonden als op vele andere plaatsen in Nederland.
Op vakantie in Nunspeet las ik een boek over Elspeet. Ik kan het u van harte aanraden. Het is geschreven door mijn oud-collega Huib de Vries en heet heel eenvoudig: ”In Elspeet”. Ik dacht dat ik een boek in handen zou hebben met journalistieke, humorvolle schetsen van karakteristieke, deels mij bekende mensen – het handelsmerk van de auteur. Maar het boek biedt behalve dat ook meer. Wie het aandachtig leest, ziet de ontwikkeling van een hele cultuur aan zijn oog voorbijtrekken. En wie in die cultuur deelt, kijkt daarom ook in een spiegel.
Dat klinkt misschien vreemd, want Gouda is Elspeet niet, het westen is de Veluwe niet, en er zijn dan ook grote verschillen tussen westerlingen en Veluwenaren en tussen Gouwenaren en Elspeters. Maar toch denk ik dat de overeenkomsten steeds groter worden dan de verschillen. Wie dit boek over Elspeet leest, leest een boek over een cultuur die heel traditioneel en in zichzelf gesloten was, en die onherroepelijk is opengebroken en veranderd. Terwijl heel veel dingen ook hetzelfde zijn gebleven, meer dan elders in Nederland. Maar toch anders. Iedere bevindelijk gereformeerde gelovige uit welke streek in Nederland ook zal dat herkennen.
Een boek als dat van Huib de Vries stemt mij aanvankelijk nogal melancholiek. Onwillekeurig ga je je afvragen of een bepaald geloofstype niet wordt bepaald door een bepaald soort samenleving, en of het verdwijnen van die samenleving niet ook consequenties voor dat geloofstype zal hebben. Wanneer een samenleving nog een samen-leving is, ingebed in het ritme van de natuur en de seizoenen, daar is God alomtegenwoordig, in de geboorte van een kalfje net zo goed als in de schemering van de avond of de ochtendnevel, schrikwekkend en vertrouwd tegelijk, daar weten mensen zich zondaren en strekt hun zielsverlangen zich uit naar de verzoening door de Persoon Die Zich iedere week in het gewaad van Zijn Woord en in de tekenen van water, brood en wijn bij hen aandient – vreemd en anders en vertrouwd.
Waar dat verdwijnt, deze gelijktijdigheid van het vertrouwde en vreeswekkende, het besef van afhankelijkheid en zonde, daar krijgt het geloof vaak algauw iets gemaakts, iets gekunstelds, iets van een menselijke constructie in een wereld die er niet meer de juiste omgeving voor biedt. Geloven wordt dan net zoiets als bidden voor je eten bij de McDonald’s. Het hoort, maar het past niet. Geloven en leven gaan zich in gescheiden werelden afspelen. Dat is de vreemdelingschap van het moderne christenleven.
De opmerkelijkste hoofdstukken in het boek van Huib de Vries gaan, wat mij betreft, over Cos en Christien Mouw, de schaapherders van het dorp (Cos is eind vorig jaar overleden). Christien nam het werk van haar man al eerder over en heeft als relatieve buitenstaander een heel eigen blik op het dorp. Ze groeide namelijk op tussen de Papoea’s en bekijkt de witte Papoea’s van Elspeet met de blik en kennis die zij daar heeft opgedaan. Elspeet is dan een kampong met zijn verschillende stammen (kerken). De mensen regelen hun zaakjes graag onder elkaar, zonder inmenging van buitenaf. Contacten mogen nooit te persoonlijk worden, want het is bedreigend als de mensen van je eigen stam alles van je weten. En kom niet aan hun voor-evangelische gebruiken.
Toen Cos Mouw werd begraven zei z’n vriend Louis Fraanje in de dorpskerk: Een reus is gevallen, maar een Koningskind is geboren. Prachtige, vertrouwde taal. Ik zat deze zomer ook in die dorpskerk, vanwege de herinnering aan preken van ds. Verkade en vanwege de huidige dominee die een boek over ds. Jac. van Dijk aan het schrijven is, en de voorlezer die een van mijn vroegere bazen is. Met een gevoel van onbehagen, zoals Christien Mouw dat beschrijft: vanwege de kanteling die zich voltrekt, verloren vanzelfsprekendheden, het dreigende gevaar van lege hulzen, het verlies van authenticiteit, van dat besef van zonde en afhankelijkheid, het van alles wat worden, en dan dus niks zijn.
Zo is het daar. Maar wij zijn allemaal een heel groot beetje Elspeet.