Theologenblog: Hond in de pot
Hebben theologen iets actueels te melden? Hier bloggen theologen wekelijks over theologie en actualiteit. Vandaag Barend Kamphuis over honden en hermeneutiek.
„Do you like dog?”, vraagt de student die ons naar een traditioneel Koreaans restaurant rijdt. De hondenliefhebber in mij schrikt wakker. „No, I don’t eat dog”, zeg ik op nogal bozige toon. Onze chauffeur begint te schateren van het lachen, maakt luide kwakende geluiden, vormt zijn hand voor alle duidelijkheid nog tot een eendensnavel voor zijn mond, tot hij eindelijk uit kan brengen: „No dog, duck.”
Als we weer in staat zijn tot een normaal gesprek verzekert hij mij dat Koreanen op dezelfde manier als Nederlanders hondenliefhebbers zijn en dat alle broodje aap-verhalen over honden die in de keuken verdwijnen, hun oorsprong hebben in de Koreaanse oorlog en in de diepe hongersnood die toen heerste. De rest van de week wordt het een ‘running gag’: we kunnen geen hond zien of hij begint te kwaken, geen eend of hij begint te blaffen.
Toch had ik echt ‘dog’ gehoord. Voor mij is het een lesje hermeneutiek. Mijn vooroordeel dat Koreanen maar al te graag honden in de pot stoppen, had mijn gehoor beïnvloed. Zo gaat dat met vooroordelen, houd ik me zelf voor. Je meent met zekerheid iets begrepen te hebben uit een tekst, uit de bijbel bijvoorbeeld. Maar je bent alleen maar bezig je eigen vooroordeel te bevestigen. Voortaan moet ik nog kritischer op mezelf zijn.
In de weken daarna gebeuren er echter dingen, die alles weer in een ander daglicht zetten. In een dorpje ergens op het platteland zitten een heel stel honden verwoed blaffend opgesloten in een schuurtje. Wat doen ze daar? Iemand verzekert mij dat hondenvlees heel goed is voor je keel. Vooral predikanten eten daarom graag hond. „Daarom blaffen ze hier zeker soms zo hard op de kansel”, denk ik. Hondenvlees eten is in Korea in sommige kringen kennelijk helemaal niet zo vreemd.
Dat is een volgend lesje in hermeneutiek. Onze chauffeur was een moderne Koreaan uit de wereldstad Seoel. Voor hem was hondenvlees eten net zo vreemd als voor mij. Hij was volstrekt eerlijk in zijn reactie. Maar kennelijk is de ene Koreaan niet de andere. In hetzelfde land kun je in een totaal andere wereld leven. Niet alleen je vooroordelen bepalen de manier waarop je luistert, of een tekst leest, of de werkelijkheid ervaart. Ook de wereld waarin je leeft vormt je verstaan. Het is bijna onmogelijk je daarvan los te maken.
Onze niet verorberde hond stelt mij trouwens voor nog meer vragen. We eten hier wel inktvis, volgens sommigen ook buitengewoon intelligente dieren. Om een varken heb ik nog nooit een traan gelaten, terwijl die ook heel sociaal zijn. Met paarden heb ik niets. Dus ik eet graag paardenrookvlees, wat voor de ware ruiter natuurlijk ondenkbaar is. Mijn hele afkeer van het eten van hond is dus eigenlijk pure hypocrisie. Als ik consequent wilde zijn werd ik vegetariër. Mijn morele besef blijkt willekeur. Hermeneutiek werkt ontmaskerend. Je zou er je eetlust van verliezen.
De auteur is hoogleraar Systematische Theologie. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.