Theologenblog: Kerkklokken en goddelijk geweld
Hebben theologen iets actueels te melden? Hier bloggen theologen wekelijks over theologie en actualiteit. Vandaag Gert Kwakkel.
„De klokken luiden. Daar danken wij U voor. Want het laat zien dat het christendom nog steeds aanwezig is in dit land.” Het is zeven uur ’s morgens. Ik zit ergens in Zwitserland aan de ontbijttafel met emeritus-predikant Serge Fustier en zijn vrouw Suzanne. Op het moment dat de kerkklokken luiden, gaat hij voor in gebed. Dat doet hij elke morgen, aan tafel of op de rand van zijn bed.
Serge is de voorzitter van de Zwitserse vrienden van de Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence. Ik logeer bij het echtpaar in het kader van een tournee in het Franstalige deel van het land. Het doel daarvan is het versterken van de onderlinge band en het werven van nieuwe studenten.
Het spannendste onderdeel van mijn reis was een lezing voor studenten van de universiteit van Lausanne. Het ging over goddelijk geweld en vooral over de uitroeiing van de oorspronkelijke bewoners van Kanaän.
De meesten van de talrijke aanwezigen waren christen, sommigen niet. Voor zover ik weet heeft niemand van de laatsten iets gezegd in de discussie. Wel hoorde ik achteraf dat het voor hen niet bevredigend was geweest.
Ik had moeilijk anders kunnen verwachten. Je kunt uitleggen dat de uitroeiing van de Kanaänitische volken een eenmalige opdracht van God was. Het is christenen absoluut verboden zoiets te doen. De Bijbel formuleert duidelijk de redenen voor dit unieke bevel. Het mocht pas gebeuren, nadat de maat van de zonden van die volken vol was (Gen. 15:16; Deut. 9:4). Verder diende deze maatregel tot bescherming van Israël. God wilde met Israël leven in het beloofde land, zoals als een man met zijn vrouw, in liefde en trouw. De Kanaänitische volken zouden Israël ertoe verleiden zijn hart aan andere goden te geven (Deut. 7:1-4). Dat zou het einde betekenen van de nieuwe start die God wilde maken. Bovendien wachtte Israël hetzelfde lot als die volken, als het zich toch zou laten verleiden (Deut. 7:26).
De uitroeiing van de inwoners van Kanaän had niets met racisme te maken. Dit huiveringwekkende gebeuren laat zien, dat het kwaad van de opstand tegen God alleen met geweld kan worden uitgeroeid. Of, zoals het Nieuwe Testament verkondigt: het kan alleen door de gewelddadige dood van Gods eigen Zoon.
Dat kun je allemaal uitleggen. Maar het overtuigt niet, zolang je niet gelooft in een God die het recht heeft jouw kwaad met de dood te bestraffen.
Eén van de aanwezigen vroeg: als Kanaän zo gevaarlijk was, waarom gaf God zijn volk dan dat land? De Bijbel vertelt het niet. Wel zegt zij, dat Kanaän een land van overvloed was. In Deuteronomium 11:11-12 roemt Mozes het als een land van bergen en dalen, waarvoor God zelf zorgt door vanuit de hemel regen te geven.
Kanaän was net zo’n land als Zwitserland. In beide landen leef je rechtstreeks uit Gods hand. De regen roept ook een andere gedachte bij mij op: die aan het woord van God, dat nooit onverrichter zake terugkeert (Jes. 55:10-11).
Gelukkig luiden er nog kerkklokken in Zwitserland.
De auteur is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.