Buitenland

De deur naar de vergeving

In de gevangenis gebruikte Brendan Mead papier uit de Bijbel om sigaretten te rollen en boodschappen uit te wisselen met de andere gevangen IRA-vrijwilligers. Totdat hij op een zondagmorgen meedeed aan de grootste gevangenisuitbraak in de Britse geschiedenis. Inmiddels is Brendan geen republikein meer die vecht tegen de ’overheersing’ van Noord-Ierland. ”Mijn eerste loyaliteit is naar God.”

6 February 2004 11:11Gewijzigd op 12 April 2023 16:18
Ex-IRA-gevangene Brendan Mead hoopt dat de familie van de soldaat die bij de bewuste aanslag in 1979 omkwam, hem kan vergeven. "Hij was niet alleen soldaat, maar ook zoon en echtenoot. Ik ben zeker bereid stappen te ondernemen om met de familie in contact te komen. Ik heb de zonde aan God beleden. Ik hoop dat God deuren opent om ook de familie vergeving te vragen. beeld RD
Ex-IRA-gevangene Brendan Mead hoopt dat de familie van de soldaat die bij de bewuste aanslag in 1979 omkwam, hem kan vergeven. "Hij was niet alleen soldaat, maar ook zoon en echtenoot. Ik ben zeker bereid stappen te ondernemen om met de familie in contact te komen. Ik heb de zonde aan God beleden. Ik hoop dat God deuren opent om ook de familie vergeving te vragen. beeld RD

De afspraak staat voor drie uur ’s middags. Maar de gasfitter heeft een tijdrovende reparatieklus. Als hij na zevenen alsnog verschijnt, wil hij toch graag zijn verhaal kwijt. ”Ik zie er altijd een geestelijke kracht achter als zoiets wordt geblokkeerd.”

Hij parkeert zijn Mercedes-busje en komt even later met de Bijbel onder de arm uit de regen terug. Met zijn vuile handen, de vegen op zijn gezicht en zijn werkkleding maakt hij een authentieke indruk. Hij trekt het reflecterende jasje uit, legt de binnenkant op de bank van het statige Victoriaanse hotelletje en steekt in plat Iers van wal.

Het is verkiezingsdag en hij wil beslist nog stemmen vanavond. De oproepkaart zit in zijn Bijbel. Hij heeft zo lang gevochten voor zijn burgerrechten, dat hij die graag wil uitoefenen. Als we om halfelf een punt zetten, heeft de kaart echter alleen nog zin om als aandenken achter te laten.

Arbeidersgezin

„Ik werd in 1958 geboren in een katholiek arbeidersgezin in Belfast. We woonden met negen mensen in een huis van drie slaapkamers. We gingen naar de mis en baden als gezin elke zaterdag de rozenkrans. Maar ik kende God niet als Vader. Hij was gewoon een woord voor me. Nadat ik eens geld had gestolen, bewoog ik me weg van het geloof.

In de eerste jaren wist ik weinig over politiek. Maar ik voelde wel veel discriminatie tegen ons als katholieken. We kregen vaak huiszoeking. Bij voorkeur ’s ochtends om vijf uur. Als gezin werden we in één kamer gesloten. Het idee dat de agenten door je bezittingen snuffelden, voelde als een verkrachting. Later begreep ik dat men bewust het grootste gezin op de korrel nam, om een signaal aan de buurt te geven.

Rond mijn vijftiende raakte ik betrokken bij de jeugdbrigade van het Ierse Republikeinse Leger (IRA). In die periode ben ik betrokken geweest bij een incident waarvoor ik enkele jaren Ierland moest verlaten. Verder zeg ik er niets over. De strijd is immers nog niet over en de zaak is nooit opgelost.

Ik ging werken op een koopvaardijschip, ”Acts 6” geheten, naar het boek Handelingen in de Bijbel. Vlak voordat ik al snikkend de loopplank op ging om de wereld van Nieuw-Zeeland tot het noorderlicht te zien, kreeg ik van iemand een Gideon-bijbel. Aan boord las ik er eens iets in en schreef mijn naam onder een tekst die me erg raakte. Ik wilde mijn leven aan Jezus Christus geven. Maar dat was ik snel weer vergeten.”

Aanslag

„Terug in Noord-Ierland kwam ik opnieuw bij de IRA. In de verkiezingstijd in 1979 waarborgde het Britse leger de veiligheid in de zogenaamde protestantse staat. Wij streefden naar een hereniging met de Republiek van Ierland en de verdwijning van de Britse overheersing in Noord-Ierland. Om het politieke leven te verstoren, beraamden we een aanslag op de barakken van de militairen. Bij die aanslag kwam soldaat Alexander Gore om het leven en raakten vier militairen gewond

Op die zesde juni zat ik aan het stuur van de kleine vrachtwagen. Mijn kameraden schoten en gooiden bommen vanaf de achterbak. Na de aanslag raasden we terug naar de Falls Road, de katholieke wijk in Belfast. Intussen werden we achtervolgd en moest ik wegversperringen omzeilen. Toch raakte ik het vrachtwagentje ongezien kwijt en wandelde ik naar huis.

De volgende dag werd ik gearresteerd. Er was weinig hard bewijs tegen me, maar de politie intimideerde me enorm. In het onderzoek werden alle regels geschonden. Onder druk tekende ik uiteindelijk een verklaring, omdat ik inderdaad betrokken was geweest. Vervolgens kreeg ik levenslang, in de beroemde Maze-gevangenis. Daar zat ik dan, voor de rest van mijn leven.

Veel IRA-gevangen waren destijds in protest omdat we niet als criminelen, maar als krijgsgevangenen wilden worden behandeld. Na twee weken ging ik meedoen. Het protest hield in dat we de apenpakjes van de gevangenis weigerden en een deken om ons heen sloegen. Vandaar de naam ”blanket protest”. Soms kregen we een tweede man in de cel, vooral om elkaar het leven zwaarder te maken. In de hoek lag een matras en verder was er een pispot. Vooral als je jezelf wilde ontlasten, was het vernederend om met zijn tweeën te zijn. Ook scheerden en wasten we onszelf niet. Onze poep smeerden we aan de muur. Zelfs nu na twintig jaar voel ik nog hoe smerig en gênant het allemaal was.

Hoewel ik vol goede moed aan dat protest meedeed, stond ik steeds voor de vraag: Houd ik dit wel vol? Het werd een overlevingsstrijd. In de samenleving nam de gewapende strijd toe. Als wij het protest zouden opgeven, zou onze hele katholieke gemeenschap worden gecriminaliseerd. Dat bracht een enorme onderlinge camaraderie. Sommigen gaven de strijd op, maar ik vond in onze eenheid voldoende inspiratie. Ik zag mezelf fysiek wel minder worden.

Priester

Op zondag mochten we naar de mis. Daarvoor kregen we een grijze broek. Aan de achterkant maakten we de naad los, zodat we dingen tussen onze billen konden verbergen. Van alles kon je daar kwijt, vooral papiertjes met boodschappen. Kleine briefjes kon je ook kwijt in je mond of in je voorhuid. Tijdens de mis luisterden we nooit naar de priester, maar spraken we met elkaar. Voor onze boodschappen scheurden we meestal papier uit de Bijbel. Ook rookten we sigaretten van bijbelpapier. Inmiddels rookt de Bijbel mij.

In 1980 ging een groep van ons in hongerstaking. Na 57 dagen raakte Sean McKenna echter op de rand van de dood en stopte de staking. Ik had mijn naam ook op de lijst gezet. Maar eerlijk gezegd wist ik niet of ik in die hongerstaking wilde sterven. Toen er werd gevraagd of ik twijfelde, heb ik mijn naam eraf gehaald. Al deze acties waren geheel vrijwillig.

In 1981 besloten we opnieuw in hongerstaking te gaan. Bobby Sands was de eerste. Het begon met tien stakers en dat zou steeds worden uitgebreid. De Rooms-Katholieke Kerk probeerde ons -mogelijk op verzoek van de Britse regering- ervan te overtuigen dat hongerstaking doodzonde en zelfmoord was. Maar wij zagen het als onderdeel van onze politieke strijd.

Ik schreef al een afscheidsbrief aan mijn familie. want ik was vastbesloten dat ik bereid was in deze staking te sterven. Nu dank ik God dat dat niet is gebeurd. Vlak voordat ik aan de beurt was, stierven er tien van onze mannen, van wie Bobby Sands later de bekendste is geworden. Toen werd de actie afgebroken.

Er kwamen nu onderhandelingen. Onze vijf eisen werden min of meer ingewilligd. Toch vraag ik me nog steeds af of de regering-Thatcher de geest van onze mannen begreep.”

”We droegen nu weer onze eigen kleren en hadden meer contact met elkaar. Er waren nooit trieste gezichten. In die tijd ontstond de traditie onder republikeinse gevangenen om te studeren. Velen kozen voor de studie van het marxisme. Verder deden we gymnastiek en discussieerden we veel, vooral over de doelloosheid van de gewapende strijd. We konden het toch niet winnen van de technische overmacht. Maar om tot het sluiten van vrede te komen, moet je de cultuur van geweld achterlaten. En hoe stop je die, als je daarin bent geboren?

Toch besloten we om te ontsnappen en net als soldaten terug te gaan naar de strijd. We zouden uitbreken door het gevangenispersoneel te overvallen. Daarvoor hebben we hen maandenlang subtiel ondervraagd over allerlei details. Zo leefden we ons in in de routine van de bewakers.

Bom

Op de koude mistige zondag in september 1983 arresteerden we de staf en trokken hun uniformen aan. Zoals verwacht kwam de broodwagen het terrein op rijden. Met ruim dertig man kropen we in de bak. Tegen de chauffeur bluften we dat er een bom onder zijn stoel zat.

Mijn taak was om de buitenste poort te overmeesteren. We arresteerden de bewaker en sloten hem op bij de anderen, terwijl die ruimte eigenlijk al te vol was. Toen ik de poort opende om de broodwagen erdoor te laten, blokkeerde een personenauto ineens de poort van buitenaf. We gooiden de bak op en vluchtten te voet. Niemand zou immers op ons schieten, vanwege de uniformen die we droegen.

Ik zag met enkele anderen buiten de gevangenis een sportwagentje met een bestuurder staan. Terwijl overal het alarm loeide, dwong ik de man de auto te verlaten. Maar ik kreeg de auto niet aan de praat. Ik kreeg alles in beweging -richtingaanwijzers en ruitenwissers- behalve de motor. Uiteindelijk lukte het toen ik de auto uit de versnelling haalde.

We spoten weg, richting de allerlaatste slagboom op het gevangenisterrein, die gek genoeg nog steeds open stond. Maar juist toen wij naderden, zakte die. Ik maakte snelheid en schreeuwde tegen de rest: ”Ik stop niet.” Iedereen deed zijn ogen dicht en zo naderden we de gesloten slagboom. Het voertuig sloeg over de kop. Vijf van ons rolden uit de auto, en ik werd er door iemand aan mijn haren uit gesleept.

Vier van ons snelden naar links, ik ging naar rechts. Daar trof ik opnieuw een auto. Dat is het enige wat ik erover zeg. Ik sprong gewoon in het voertuig en beval de persoon me weg te rijden. Ik weet totaal niet wie het was en heb hem nooit meer ontmoet, maar wil hem graag beschermen. Wij pikten nog een ander op en een eind verder liet hij ons er weer uit.

In het veld begonnen we te rennen. We wilden de grens met de Republiek van Ierland oversteken. Het was heel koud. Ik droeg weer een spijkerbroek en een dun hemd. Tussen boerderijen en waakhonden door gingen mijn maat Paul en ik naar het zuiden. Onderweg vond ik een mestvork. Daarop stond ”1883”. Dat ding was precies honderd jaar oud en nog helemaal gaaf.

We waren van plan bij een boerderij de auto te kapen. Maar toen we een weg overstaken, stonden we ineens oog in oog met een politieauto. Hoewel ik nog met een plattelandsaccent zei dat we in het veld bezig waren geweest, begon ik met een antieke mestvork niet veel tegen machinegeweren.

Foltering

Kort daarop zat ik opnieuw in de Maze. Daar was men van plan mij in een strafcel kapot te maken. Ik werd steeds herplaatst, zodat het onmogelijk was contact te maken met anderen. Mijn hele oriëntatie verdween. Het was psychische foltering.

Dat duurde tot mijn vrijlating in 1994. Misschien was het wel 1995, ik ben niet goed in jaartallen. Veertien, vijftien jaar bleek genoeg voor levenslang.”

„Het was vlak voor het staakt-het-vuren toen ik weer in de maatschappij kwam. Er was duidelijk een nieuwe tijd aanstaande. Voor mij was het een heel verwarrende periode. De gebruikelijke banen voor voormalige gevangenen zijn taxichauffeur of deurwachter. Ik werd deurman bij een disco. Maar daar verdwaalde ik in. De vrouwen keken enorm tegen deurmannen op, vooral als het oud-IRA-gevangenen zijn. Ik ging samenleven met Debby, een vrouw van wie ik dacht dat ik van haar hield.

In de tijd met Debby leerde ik dat ik door de jaren in de gevangenis enorm was veranderd, terwijl de wereld dezelfde was gebleven. Ik kon me niet meer wijden aan de republikeinse idealen van de IRA. Omdat alles zo verwar rend was, besloot ik drugs te nemen. Maar onder drugs kan geen verhouding overleven en daarom gingen Debby en ik uit elkaar. Daarna begon er bij haar een verandering naar het geloof toe.

Ik werd eenzaam. Het contact met mijn familie ging stuk. Ook zij waren door die jaren heen nauwelijks veranderd. Juist de laatste tijd heb ik overigens weer beter contact met mijn familie

Alles wat ik toen nog wilde was dat iemand in mijn leven kwam die ik kon vertrouwen en liefhebben. Toen Debby me eens uitnodigde mee te gaan naar een bijeenkomst in de Christian Fellowship Church (CFC) in Oost-Belfast -toevallig de plek waar ik vandaag zo veel vertraging had- zag ik daarin een mogelijkheid haar weer terug te krijgen.

Maar op de zondagochtend belde ze af. Op dat moment voelde ik ineens een druk om alleen te gaan. Maar in Oost-Belfast was alles rood-wit-blauw en als katholiek was dat geweldig intimiderend voor me. Bij de CFC bleef ik als vastgenageld op de drempel staan. Dit zijn allemaal kwaaie loyalisten en daar ga jij tussen zitten, dacht ik bij mezelf. Een mevrouw vroeg me: ”Zoekt u iemand?” en ik reageerde: ”U begrijpt me niet.” ”Ik hóef je niet te begrijpen”, zei ze, ”maar waarom kom je niet gewoon binnen?” Ik voelde me een verachtelijke moordenaar. Even later kwam er een man die hetzelfde zei. Toen werden mijn voeten opgelicht en mijn weerstand werd gebroken.

Wat ik daarbinnen heb meegemaakt, was vanaf het begin tot het eind onbeschrijflijk en vreemd. Maar ik kwam er anders uit dan dat ik er was binnengegaan. Tijdens de prediking zag ik een licht door het raam. Tijdens de gebeden voelde ik een vreugde in mijn hart en kreeg ik tranen in mijn ogen. Ik verzette me. Een stoere IRA-man huilt immers niet. Maar ik kon me niet langer verzetten tegen deze kracht in mijn leven, al wist ik nog niet precies wat het was. Nu ga ik overal heen en zeg: ”Ik ben een wedergeboren christen en Jezus is mijn Heiland.”

Terugval

Vanaf dat moment -ik vermoed dat het in 1997 was, maar ik houd nauwelijks jaartallen bij- begon de nieuwe strijd, namelijk om te gehoorzamen aan God. De strijd tussen geest en vlees woedt steeds geweldig in mijn leven. Ook heb ik vaak last van terugval. Ik ben in mijzelf niet sterk genoeg om God lief te hebben.

Die strijd voel ik ook bij het lezen van de Bijbel. Die neem ik dagelijks mee naar mijn werk. Het probleem is dat er zo veel gebeurt waardoor je er niet toe komt. Sommige collega’s vragen gekscherend waar het over gaat, en Big Peter zei eens: ”Oh ja, dat heb ik ook eens gelezen - dat was geen slecht boek”, alsof het een novelle is of zo. Voor mij is het het levende Woord, de echte onderwijzer.

Intussen ging het leven aan de Falls Road gewoon door. De mensen begrepen me niet. Veel mensen in de katholieke wijken van West-Belfast doen aan religie, maar hebben geen persoonlijke relatie met God. Hoewel ook daar mensen zijn die een groot geloof hebben, waarvan ik een klein beetje zou willen hebben.”

”Na enige tijd kreeg ik contact met een groep oprechte christenen in West-Belfast, mijn eigen omgeving. Deze heilige mensen doen niets zonder Gods leiding. Ze zien niets als toeval, maar alles als Gods voorzienigheid.

De naam van de gemeente is ”Coricle”, dat is een kleine boot van dierenhuiden uit de Ierse geschiedenis. Dit bootje werd met een klein zeil door de wind voortgedreven en precies zo willen wij door de adem van God worden bewogen.

Deze gemeente is niet katholiek of protestants, maar gewoon christelijk. We lezen de Bijbel. We breken het brood in nagedachtenis van Christus’ dood, maar niet zoals in de mis. De biecht zien we meer zoals in 1 Johannes 1 vers 9, dat we elkaar de zonden belijden en om vergeving vragen.

Ik ben geen republikein meer, maar wel Ier. Op dit eiland ben ik geboren. Mijn eerste loyaliteit is naar God. Ook haat ik de protestanten niet. Ik hoop dat de familie van Alexander Gore me kan vergeven. Hij was niet alleen soldaat, maar ook zoon en echtgenoot. Toen, in 1979, voelde ik al d at het niet goed was wat ik deed. Ik kon het wel rationaliseren, maar het was geen zaak van recht. Ik ben zeker bereid stappen te ondernemen om met de familie in contact te komen. Ik heb de zonde aan God beleden. Ik hoop dat God deuren opent om ook de familie vergeving te vragen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer