Buitenland

Omagh nog steeds verstomd door bom vijftien jaar geleden

Noord-Ierland was nog nooit zo dicht bij vrede geweest toen ineens de zwaarste bom van alle conflictjaren afging. De aanslag in het stadje Omagh in augustus 1998 sloeg een wond die na vijftien jaar nog steeds niet is geheeld.

13 July 2013 09:27Gewijzigd op 15 November 2020 04:43
Sean Clarcke, raadslid in Omagh. Was voorzitter van gemeenteraad tijdens grote bomaanslag in 1998. Lid van Sinn Fein. Foto RD
Sean Clarcke, raadslid in Omagh. Was voorzitter van gemeenteraad tijdens grote bomaanslag in 1998. Lid van Sinn Fein. Foto RD

Het is 15 augustus. Aiden Gallagher is met zijn vader aan het sleutelen in hun autoherstelbedrijf. Tot een vriend vraagt mee te gaan winkelen. Hij gaat, want hij moet nog een broek hebben.

In High Street en Market Street treft hij een echte zaterdagdrukte. Voetgangers vullen de trottoirs, auto’s zoeken stapvoets een plaatsje.

De winkelstraat ligt op een helling. Het westen, met het monumentale Courthouse, ligt hoog. Naar het oosten toe daalt het. Het is een behoorlijke klim om van het kruispunt met de Dublin Road bij de rechtbank te komen.

Op de hoek met de Dublin Road zoekt een rode Vauxhall Cavalier (een Opel Vectra met het stuur aan de rechterkant) een plekje. De auto parkeert vlak voor kledingzaak S. D. Kells.

Ontruimen

Iets na halfdrie gaat op drie plaatsen de telefoon: een bom in Omagh, dicht bij de rechtbank.

Ontruimen is routine voor de politie in Noord-Ierland. In Omagh zijn regelmatig bommeldingen dat het gehate Courthouse de lucht in zal gaan. De agenten gaan dus alle winkels langs en geven opdracht om auto’s uit de straat te verwijderen. Aiden Gallagher wordt met zijn boodschappen richting Dublin Road gedirigeerd.

De politie komt ook bij de kledingzaak van Tom Watterson. De eigenaar speurt of hij verdachte auto’s of pakketjes op straat ziet. Hij besluit zich terug te trekken in de diepe winkel. Dat is ver genoeg van de straat. „Bij een autobom vliegt er altijd glas en metaal rond. Binnen is het dan veiliger.”

Vlak voor de kruising van Market Street en Dublin Road verzamelen tientallen mensen zich in de buurt van S. D. Kells. De rest van de straat is afgesloten. De groep groeit. Niemand ziet dat het rode Opeltje daar valse nummerborden heeft.

Veel winkelpersoneel komt terug van middagpauze en voegt zich bij de groep. Vier medewerksters van Watterson staan erbij. Op deze afstand van de rechtbank waant men zich veilig.

Bommen horen bij het leven in Noord-Ierland. De Ierse nationalisten eisen dat Noord-Ierland zich losmaakt van de Britse kroon en zich schaart bij de Republiek van Ierland. Het Ierse Republikeinse Leger (IRA) heeft hiervoor al talloze aanslagen gepleegd.

Maar er gloort hoop. Dertien weken geleden, op Goede Vrijdag, hebben de Britse en de Ierse regering een vredesakkoord gesloten.

Carnaval

Iets over drieën. Nu zou de bom moeten afgaan. Straks zal wel de melding komen dat de kust veilig is. Ook dat hoort bij de routine.

In een dorp verderop stapt Sean Clarcke in zijn auto om naar Omagh te rijden. Dit jaar is hij voorzitter van de stadsraad. Burgemeester, zeg maar. Straks zal hij bij het Courthouse een carnavalsoptocht verwelkomen.

Clarcke is optimistisch. Hij hoort bij Sinn Fein, de politieke tak van de IRA, maar wat hem betreft is het geweld voorbij.

Vanuit Campsie Road wandelen drie dochters van Watterson (10, 12 en 14 jaar) naar de winkel van hun vader. In Market Street zien ze veel mensen wachten. Ze blijven op een afstandje staan.

De sfeer is gemoedelijk. Een camera klikt en legt een Spaanse man vast met een kind op zijn schouders. Op de achtergrond staat het Opeltje.

Kogel

En dan is het tien over drie: met een grote klap springt de rode Opel uit elkaar. De luchtdruk slaat tientallen mensen tegen de grond.

De auto verandert door de bom in ontelbaar veel stukjes. Scherven en splinters veranderen in kogels. Enkele raken Aiden Gallagher. Hij sterft ter plekke. Zijn vriend raakt gewond, maar overleeft. „Dat is het gekke van een autobom”, zegt Aidens vader Michael vijftien jaar later. „De één wordt dodelijk getroffen en de persoon ernaast heeft soms helemaal niets.”

De hoge winkelpanden geven de bom van 250 kilo extra druk. Watterson staat een paar honderd meter verder, maar het hele gebouw schudt.

Na een paar minuten wil Watterson op straat kijken. „Toen had de politie de zaak al afgesloten.”

Zijn dochters rennen overstuur naar huis, met alleen een paar schrammen.

Michael Gallagher hoort de klap van de bom, maar geeft er geen aandacht aan.

Ook Clarcke let niet op de rookwolk. Hij slaat af naar het gemeentekantoor. „Bommen waren deel van ons leven”, zegt hij terugblikkend.

Gallaghers oog glijdt over de televisie: een bom in Omagh. Aiden, flitst door hem heen. Heeft Aiden al gebeld? Heel ongebruikelijk voor hem niets te laten horen.

Ambulances en politieauto’s rijden af en aan. Helikopters vliegen naar tal van ziekenhuizen.

Van twintig mensen wordt ter plekke vastgesteld dat ze dood zijn. Negen anderen sterven korte tijd later, soms onderweg naar het ziekenhuis. De nabestaanden rekenen ook de ongeboren tweeling van Avril Monaghan mee en spreken over 31 doden. Het aantal gewonden ligt tegen de 300.

In het stadhuis stuit raadsvoorzitter Clarcke op de werkelijkheid. „Eerst werd er gesproken van twintig tot vijftig doden.” Hij besluit in de sporthal een informatiecentrum op te zetten. Daar kan iedereen met vragen terecht. De optocht is al afgeblazen.

Een halfuur na de ontploffing mag Watterson naar buiten. Thuis treft hij zijn kinderen en de vakantiekrachten. Hij haalt opgelucht adem. Maar, de vier collega’s – waar zijn die?

Terreurdaad

Gallagher pleegt wat telefoontjes om even te horen dat Aiden ongedeerd is. Maar niemand weet iets. Daarom rijdt hij maar naar de sporthal.

Clarcke is daar al. De burgemeester helpt wie hij kan. Van tijd tot tijd geeft hij persconferenties voor het groeiende aantal journalisten. Hij is de eerste Ierse nationalist die een terreurdaad in Noord-Ierland veroordeelt.

Watterson komt ook naar de sporthal. Hij vindt het lang duren, maar rond tien uur weet hij het: twee medewerkers waren ter plekke dood, een derde stierf onderweg naar Belfast. De vierde is zwaargewond. „Die heeft nooit meer kunnen werken.”

Rond die tijd zit Gallagher zich nog te verbijten. Eten en drinken is er genoeg, maar hij neemt niets. Hij komt hier alleen om te horen dat Aiden gewoon ergens is. Waarom moet dat nu zo lang duren?

Eindelijk, tussen vier en vijf, mag Michael mee naar het mortuarium. Daar ziet hij Aiden terug. Het lichaam is nog intact. Later is hij daar blij mee.

Thuis zit het huis vol. Vrienden hadden gehoord dat Michael naar de sporthal was gegaan – slecht nieuws. Michael komt binnen en vertelt zijn vrouw Patsy en dochter Cat dat Aiden „niet meer terugkomt.”

Het doet hem nog altijd zichtbaar pijn. „Het moeilijkste moment in mijn leven.”

Clarcke en zijn medewerkers doen hun best de vermistenlijst te korten. „Na een bom bellen veel mensen met het vermoeden dat zoon of dochter in de buurt was, en vergeten later te melden dat de persoon terecht is.” Pas op maandagmiddag gaat hij naar huis, na 48 uur in de sporthal te zijn geweest. Af en toe deed hij hier of daar even een hazenslaapje.

Bewijslast

Watterson werkt verder, maar zonder de vier vertrouwelingen die de damesafdeling runden. Alle winkels in Omagh hebben de eerste zes maanden te maken met 20 procent omzetdaling. Het duurt vijf jaar voordat de inkomsten weer op peil zijn.

Gallagher kan zonder Aiden zijn draai niet meer vinden. Werken gaat nauwelijks meer. Steeds komen er nieuwe vragen op over de bom. Hij wordt voorzitter van een slachtoffergroep.

Het stellen van vragen brengt ook nieuwe pijn. Er zijn verdachten, maar er zijn te weinig harde gegevens voor een strafzaak. Het grootste succes van de slachtoffergroep is de toekenning van een schadeclaim in een civiele zaak, waar de bewijslast lager is. Gallagher hoopt dat de civiele veroordeling een springplank naar een strafzaak is. „De waarheid zal ons vrijmaken”, zegt hij optimistisch.

In de weken na de bom is Omagh het centrum van de wereld. Clarcke ontvangt premiers en presidenten uit Ierland, Groot-Brittannië en zelfs Amerika. Op een dag wordt gemeld dat kroonprins Charles langskomt. Clarcke heeft andere afspraken. Dat bespaart hem een lastige discussie. In 1998 zijn leden van Sinn Fein net toe aan vrede, maar een Engelse prins ontvangen gaat te ver.

De gebouwen zijn inmiddels hersteld. S. D. Kells vond direct een pand om de hoek. In de nieuwbouw zit nu Classic Urbanwear. Het koffiehuis boven is gebleven.

In de herinnering ligt de bomkrater nog helemaal open. De manager van Classic Urbanwear voelt nog goed hoe hij bij de krantenkiosk door de ruit vloog en naast een dode bijkwam. Maar praten heeft hij nooit gedaan. „Zolang kranten hierover blijven schrijven, komen we nooit verder”, mijmert hij, kijkend naar het monument op de stoep.

En dan Muriel, in de christelijke boekwinkel aan de overkant. Haar dochter was schijnbaar ongedeerd, maar wat een psychisch leed kwam erachteraan. Zij en haar man wisten niet wat ze moesten. „Erover praten, erover zwijgen?”

De bediende in het koffiehuis trekt haar mouw op, toont een diep litteken en kijkt weg.

Watterson wil wel praten. Het liefst over Gods goedheid. Zeker, nooit eerder in zijn leven had hij zo’n donkere dag. „Het was de duivel. Het was slechtheid van de ergste soort. Maar onze kinderen leven nog – Gods hand was op hen.”

Slachtofferorganisatie Omagh

Lees meer over Omagh in Digibron.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer