Pastoraat voor een moordenaar
Kun je als dominee bevriend zijn met een man die een moord heeft gepleegd? Ds. Doornenbal is zijn vriend Gerrit Achterberg altijd trouw gebleven, ondanks kritiek. Gelukkig maar, denk je, als je je verdiept in de Kaïnsgedichten van Achterberg.
Soms kun je iets lezen waar je een paar dagen beroerd van bent. Ik had dat onlangs toen ik het levensverhaal van Rijer Pothoven (1904-1976) las, ”Een eenvoudig en sierlijk christen”, beschreven door ds. L. H. Oosten (uitg. Den Hertog). Het is een mooi boekje over het leven en de bekering, inclusief een „tweede wonder”, van een eenvoudig man uit Doorn, die enigszins bekend is gebleven door het gedicht dat hij na dat tweede wonder schreef („Als onder ’t heilig recht/ de ziele niet meer vecht”).
Maar in dit boekje las ik ook dat Rijer Pothoven en zijn familie zeer gereserveerd stonden tegenover hun dorpsgenoot ds. J. T. Doornenbal (1909-1975). De dominee had zo zijn eigenaardigheden, en dat schiep afstand. Maar erger nog was zijn vriendschap met Gerrit Achterberg – de dichter. Rijer had met Gerrit in de klas gezeten, vond hem toen al zonderling, en toen Gerrit niet alleen brak met het geloof zijner Langbroekse vaderen maar ook nog eens (in 1937) een moord pleegde, was het afgelopen. Zozeer zelfs dat de familie Pothoven de wens van Doornenbal blokkeerde om een familielid te mogen begraven met wie hij bevriend was.
Zielsverwantschap
Daar wordt een mens niet vrolijk van. Je kunt er natuurlijk ook iets van leren. Het is blijkbaar niet goed om het geestelijk leven in Doorn en Langbroek en omgeving te romantiseren – zoals ds. Doornenbal zelf een beetje heeft gedaan in zijn prachtige boekje over Wulfert Floor.
Vervolgens kun je je ook de vraag stellen of Rijer Pothoven en zijn familie misschien een punt hadden. Had ds. Doornenbal zich maar beter niet met Gerrit Achterberg kunnen inlaten?
Doornenbal heeft zich er vermoedelijk weinig van aangetrokken, zoals hij ook het gefluister negeerde toen hij zich met de ”antinomiaanse” oefenaar Dirk Rustige inliet. Toen een lid van de familie Pothoven in het huwelijk trad, gaf hij de mooie bruid… de verzamelde gedichten van Gerrit Achterberg.
De vriendschap met Achterberg heeft veel voor ds. Doornenbal betekend. Ze kwamen uit dezelfde streek, waren in de verte familie (een tante van Doornenbal was getrouwd met een neef van Achterbergs vader), en Doornenbal was een groot liefhebber van poëzie. De poëzie van Achterberg ontsloot zich maar moeizaam, maar vele gedichten en versregels heeft ds. Doornenbal met regelmaat geciteerd.
En er was natuurlijk sprake van zielsverwantschap. Zoals Achterberg een tragisch dichter was, schreef Doornenbal, zo was hij zelf een tragische dominee. Altijd maar zoekend naar dat ene woord dat de grens tussen tijd en eeuwigheid kon doorbreken. Doornenbal was zelfs een beetje trots op „mijn vriend, de grote dichter Gerrit Achterberg”, over wie hij in juli 1953 een lezing voor de Rotary in Epe hield.
Kaïn
Maar Doornenbal heeft, op zijn beurt, ook veel voor Achterberg betekend. Achterberg liet zich op sleeptouw nemen op bezoekjes, zoals naar de Garderense pastorie van Jac. van Dijk, op huisbezoeken en bij jubilea. En toen Achterberg in diepe strijd uitkomst zocht voor een zielenkwestie, heeft ds. Doornenbal hem kunnen helpen.
Dat zat zo. Achterberg had gedichten geschreven over Kaïn, en vereenzelvigde zich met de man die na zijn moord als balling moest leven, als een vervloekte. Toen hij hoorde dat er ook een andere kijk op Kaïn mogelijk was, vroeg hij zijn vriend om hulp. Ze keken samen eerst in het commentaar van Johann Peter Lange, dat de betere orthodoxe dominee toentertijd binnen handbereik had staan. Ook Lange is negatief over Kaïn, de man die eerder zichzelf beklaagde dan dat hij zichzelf aanklaagde. Maar aan het slot van Langes commentaar staat deze zin: „Tot slot moeten we met betrekking tot Kaïn ook denken aan het woord van Delitzsch: God begenadigt Kaïn met verlenging van zijn genadetijd omdat hij de zonde toch als zonde erkent.”
Straf
Delitzsch is Franz Delitzsch, de beroemde, orthodoxe oudtestamenticus (1813-1890). Wie zijn commentaar op Genesis leest, wat Achterberg en Doornenbal na de vingerwijzing van Lange ongetwijfeld hebben gedaan, leest daarin onder meer dat Gods vloek geen vloek van verdoemenis maar van verbanning was, omdat „ook de moordenaar niet direct door Gods genade wordt opgegeven.”
Kaïns vertwijfeling betrof niet de mogelijkheid van vergeving, maar de mogelijkheid de last van zijn zonde en straf te dragen. „God schonk hem genade voor recht omdat Kaïn de zonde toch als zonde heeft erkend en de straf als het verdiende gevolg op zijn zonde.”
Daarna, een jaar voor zijn overlijden, schreef Achterberg een nieuw gedicht over Kaïn (”Fall-out”), waarin hij het heeft over Gods verbond met Kaïn („een verbond/ om in ’t verborgen verder mee te leven”) en over de genade van Christus, „die voor ons stierf en oprees uit het graf.” Achterberg zei over zijn gedicht: „De genade wint het van de wet.”
Toch wel goed, denk je dan, dat Doornenbal uit de bewogenheid van zijn grote pastorale hart een trouwe vriend van de moordenaar Gerrit Achterberg is gebleven. Zalig zijn de eigenaardigen.