Vaticaanse kunst als voedingsbodem van de Reformatie
Elk jaar bezoeken zo’n 5 miljoen mensen de Vaticaanse Musea om zich te vergapen aan de kunstschatten die er zijn opgetast. Maar wat zien ze?
Anja Grebe, docent kunstgeschiedenis aan de universiteit van Erlangen-Neurenberg, heeft een groot aantal schilderijen, fresco’s, beelden en boeken, wandkleden en kaarten van het Vaticaan in een kloeke band bijeengebracht: van de ”Pietà” van Michelangelo tot het bronzen baldakijn van Bernini in de Sint-Pieterskerk, van ”De kruisafneming” van Caravaggio tot het plafond van de Sixtijnse Kapel, en van het beeld van de goede Herder met het verloren schaap uit de vroegchristelijke tijd tot ”Stad met Gothische Kathedraal” van Paul Klee uit het begin van de twintigste eeuw. De uitgever spreekt van „een ongekende ode” aan de grootse kunstcollectie van het Vaticaan. „Nog nooit hebben er zo veel schatten van het Vaticaan in één boek gestaan.”
Mekka
De Vaticaanse Musea zijn opgericht door paus Julius II (1443-1513). Aanleiding was onder meer de vondst van het Oudgriekse beeldhouwwerk de ”Laocoöngroep” op 14 januari 1506 in een wijngaard in Rome. Nadat Michelangelo en Giuliano da Sangallo de echtheid van het kunstwerk hadden bevestigd, besloot Julius het beeldhouwwerk te kopen en voor het publiek ten toon te stellen. Als kardinaal had hij al het herontdekte klassieke beeld ”Apollo van Belvedere” in bezit gekregen. Samen met andere oude beeldhouwwerken werden ze geplaatst op de binnenhof van de Villa del Belvedere, die tussen 1484 en 1487 was gebouwd door paus Innocentius VIII.
Het Vaticaan is sindsdien „een waar mekka voor de kunsten” geworden, schrijft de Canadese kunstkenner Ross King in het voorwoord van ”Het Vaticaan”. „Als we door het Vaticaan lopen, of als we de bladzijden van dit boek omslaan, krijgen we een ongeëvenaard college over de geschiedenis van de kunsten.”
Aardse schatten
In zo’n 500 pagina’s komt inderdaad een verbijsterende hoeveelheid kunstwerken langs, topwerken uit de verschillende tijden en werelddelen. Het neusje van de zalm, waarvoor toeristen die Rome aandoen graag urenlang in de rij staan. Op groot formaat en tot in detail weergegeven – adembenemende schoonheid.
Tegelijk dringt zich de vraag op of het de roeping van de kerk is om ”schatten op aarde” te vergaderen. Uit de verhalen die Anja Grebe vertelt, wordt duidelijk dat een aanzienlijk deel van de kunstwerken voor persoonlijke verrijking van hooggeplaatste geestelijken werd aangeschaft of buitgemaakt. De term ”pauselijk paleis” is in dit verband veelzeggend. Het gewone kerkvolk, vaak onbemiddeld, was het kind van de rekening, moest bloeden voor de kerkelijke weelde.
In de rooms-katholieke traditie heeft kunst al sinds de vroege middeleeuwen een belangrijke rol gespeeld. In navolging van de opvatting van de antieke filosoof Plato werd er een hechte band gesmeed tussen het schone, het goede en het ware. De schone kunsten verwezen naar het hogere, naar het eeuwige, naar God Zelf. De Nederlandse kunsthistoricus en priester Antoine Bodar is nog altijd van mening dat kerk en kunst „van nature gehuwd” zijn. Hoe schoner de aardse liturgie, hoe dichter bij de hemelse, is de gedachte.
Daarnaast werd beeldende kunst al vroeg in de kerkgeschiedenis een middel om het ongeletterde kerkvolk bij het geloof te betrekken. Beelden gingen fungeren als ”boeken der leken”, zoals de Heidelbergse Catechismus het formuleert.
Lusthof
Toch kreeg de kunst gaandeweg ook een veel aardsere rol in de kerk, zo wordt tussen de regels door duidelijk uit het boek van Grebe. Een van de misstanden in de Rooms-Katholieke Kerk waartegen de hervormers zich in de vijftiende en de zestiende eeuw keerden was de onvoorstelbare rijkdom (met bijbehorende macht) die de kerk had verworven. Pausen, kardinalen en andere geestelijke leiders gedroegen zich als wereldlijke vorsten. En kunst was een uitgelezen middel om die macht en rijkdom te etaleren.
Het is veelzeggend dat Alexander VI, afkomstig uit de invloedrijke adellijke familie Borgia, na zijn aantreden als paus het Vaticaan in 1492 transformeerde tot ”lusthof van de muzen”. Hij spaarde kosten noch moeite om de beste kunstenaars, dichters en geleerden naar het Vaticaan te halen. En dat terwijl hij er als kardinaal een losbandig en buitensporig luxe leven op na had gehouden. Met de verheven idealen van Plato had zijn liefde voor de kunsten niets meer van doen, laat staan met de boodschap die Jezus bracht.
De versieringen van de Borgia-appartementen in het Vaticaan (met zowel christelijke als mythologische motieven) maken duidelijk dat Alexander VI zich vooral liet imponeren door de klassieke oudheid en de opkomende humanistische geleerdheid. De vele symbolische verwijzingen naar hemzelf en naar het geslacht Borgia ontnemen de kunstwerken elk sprankje geestelijkheid, hoe religieus de voorstellingen zelf ook zijn.
In 1510 of 1511 bracht Maarten Luther, als vertrouweling van Johann von Staupitz, het hoofd van de augustijner kloosterorde waartoe Luther op dat moment nog behoorde, een bezoek aan Rome. De bouw van de Sint-Pieter was nog maar net begonnen, maar de hypocrisie van de kerk, het decadente gedrag van de geestelijken en de machtswellust van Paus Leo X troffen Luther onaangenaam. De financiering van de bouw van de kathedraal door middel van aflaten was er mede de oorzaak van dat hij in 1517 zijn 95 stellingen formuleerde. Na het bezoek aan Rome zei hij bitter: „Als er een hel bestaat, dan is Rome erop gegrondvest.”
Dubbel
De kunstverzameling van het Vaticaan roept dubbele gevoelens op. Aan de ene kant is er bewondering voor de artistieke prestaties van de kunstenaars, zeker uit de tijd van de renaissance. En zonder de Rooms-Katholieke Kerk zouden Michelangelo, Rafaël en Bernini niet zo beroemd zijn geworden. In elk geval zou er geen beschilderd plafond van de Sixtijnse Kapel zijn geweest, evenmin het fresco ”School van Athene” van Rafaël in de Stanza della Segnatura. Voor kunstliefhebbers een overdraaglijke gedachte.
Anderzijds geeft ”Het Vaticaan” een beeld van een kerk die het spoor bijster is geraakt en haar roeping heeft verzaakt. Het najagen van aardse macht en vergankelijke rijkdom door geestelijke leidslieden waren er mede de oorzaak van dat in 1517 de Hervorming plaatshad – deze uitgave laat zien hoe de voedingsbodem eruitzag.
Boekgegevens
Het Vaticaan, Anja Grebe; uitg. Kok, Utrecht, 2014; ISBN 978 90 435 2318 9; 525 blz.; € 55,-