Museum Catharijneconvent toont topstukken in Catharinazaal
De originele kist voor de documenten van de Statenvertaling (1637) staat niet langer ergens achter in Museum Catharijneconvent. Hij heeft een plaats gekregen in de nieuwe Catharinazaal, tussen andere topstukken van het Utrechtse museum.
Museum Catharijneconvent in Utrecht is het nationale museum voor christelijke kunst, cultuur en geschiedenis. Protestantse bezoekers moesten tot voor kort behoorlijk wat geduld opbrengen alvorens ze hun ‘eigen’ cultuur te zien kregen. Eerst kwamen de collecties over het (rooms-)katholieke verleden, met rijk versierde priestergewaden en gouden liturgische voorwerpen. „Vaak waren de museumbezoekers dan al aan de koffie toe”, zegt Tanja Kootte, conservator voor het Nederlandse protestantisme, met een lachje.
Nu beginnen ze hun museumtour in de nieuwe Catharinazaal, die vorige week werd geopend door de Utrechtse burgemeester J. van Zanen. De ruimte is een verbinding tussen een grachtenpand en een kloostergebouw. „We willen daar de topstukken van het museum tonen en de bezoekers een indruk geven van wat er verder te zien is”, zegt Kootte. De zaal is genoemd naar Catharina van Alexandrië, een Egyptische martelares uit de derde eeuw.
Lebuïnuscodex
De grote rechthoekige zaal telt vijf afdelingen, duidelijk van elkaar onderscheiden in woord en beeld. In de eerste, met als thema ”2000 jaar christendom”, is bijvoorbeeld een koorkap (een soort priestercape) uit de twaalfde eeuw te zien. Achter glas ligt de kostbare Lebuïnuscodex, een handschrift uit de negende eeuw met teksten uit de evangeliën.
Er is ook een –verlicht– stuk glas-in-loodraam, met de voorstelling van een engel. Die is afkomstig uit een in de jaren zeventig van de vorige eeuw gesloten kerk in Utrecht. „Dat past bij deze tijd”, vindt Kootte. „Het is steeds meer de vraag wat we aan moeten met allerlei attributen uit gesloten kerken. Er zijn zo veel waardevolle dingen die verloren dreigen te gaan.”
In de tweede afdeling staat het leven van Jezus centraal, met als aandachtstrekker een stenen beeld van een zittende Jezus uit het begin van de zestiende eeuw. Even verderop hangt een schilderij van Jacob Cornelis van Oostsanen uit dezelfde tijd, met voorstellingen uit het leven van Christus. Centraal staat de kruisiging.
Kootte noemt het „een soort stripverhaal over het leven van Jezus, bestemd voor middeleeuwers, van wie velen niet konden lezen.”
Het volgende gedeelte gaat over de navolging van Christus, met als topstuk een schilderij uit de vijftiende eeuw van Geerten tot Sint Jans. Dat toont Jezus Die met betraande ogen de bezoeker aankijkt. „Jezus laat als het ware zien: dit doe Ik voor jou. Het schilderij dateert uit de tijd van de moderne devotie. Waarschijnlijk hing het in een huis en was het bestemd om te mediteren over het lijden van Jezus”, aldus Kootte.
Petrusbeeld
De vierde afdeling betreft kerk en klooster. Absoluut topstuk hier is een onlangs voor 400.000 euro aangekocht beeld van Petrus. De houten sculptuur, 50 centimeter hoog, komt uit het atelier van Claux de Werve (1380-1439) en dateert uit de jaren 1410-1420. Deze Haarlemse beeldhouwer was werkzaam aan het Bourgondische hof in Dijon. Zijn werkwijze en stijl hadden grote invloed op de Nederlandse beeldhouwkunst van de vijftiende en de vroege zestiende eeuw.
Het beeld is waarschijnlijk afkomstig van een altaar uit de cisterciënzerabdij in het Franse Theuley. Er zijn achttien figuren uit het retabel bewaard gebleven. Andere exemplaren bevinden zich in het Musée de Cluny en in het Louvre in Parijs en in particulier bezit. De typische Petrusattributen, de sleutel en het omgekeerde kruis, ontbreken. Kootte wijst op een paar gaatjes in het beeld waar deze voorwerpen gezeten hebben.
Statenbijbel
De laatste afdeling gaat over de Bijbel. Hier staat de kist waarin de oorspronkelijke stukken van de Statenbijbel gezeten hebben. Hij is gemaakt van stevig eikenhout en heeft stevige zwarte sloten en hengsels.
De Leidse burgemeesters kochten in de zeventiende eeuw de drukrechten van de Statenvertalers, die in Leiden werkten, en bewaarden de drukproeven en documenten van de vertalers in een kist op het stadhuis. Vanaf 1641 werden deze stukken om de drie jaar geïnspecteerd door een daartoe aangewezen commissie. In 1663 werd er een nieuwe kist vervaardigd. Deze staat nu in de Catharinazaal.
De kist werd in 1978 herontdekt door medewerkers van het museum in het toenmalige landelijk bureau van de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Javastraat in Den Haag. De inhoud ervan ging naar het archief en de kist verhuisde naar het museum, waar hij tot nu toe wat achteraf stond.
Brede en smalle weg
Aan de wand tegenover de kist hangt een afbeelding van de brede en de smalle weg. Nee, niet de bekende negentiende-eeuwse plaat met links de brede poort en de weg die naar de hel leidt en rechts de smalle poort en de weg naar de hemel. Het betreft hier een veel eerdere voorstelling, in de zeventiende eeuw gemaakt door Laurentius de Neter (1600-1650).
Op de voorgrond staat een boom, die rechts dor is en links volop blad heeft. Daarvoor: een man en een vrouw. De vrouw houdt een appel in haar hand en probeert de mensen te verleiden aan de rechter kant verder te gaan. Daar knielen mooi geklede mensen voor ”vrouwe wereld”. De weg eindigt in een laaiende vlammengloed.
De man wordt tegengehouden door Geloof, Hoop en Liefde. Vooral de laatste moedigt hem aan linksaf te slaan. Een blinkend witte engel wijst met de ene hand naar de wet van Mozes en met de andere naar de hemel. De weg naar de hemel is moeilijk: die gaat via een smal pad, steeds verder omhoog, tot de zaligheid is bereikt.
Kootte wijst erop dat de vrouw er in deze voorstelling bekaaid afkomt: niet alleen door de vrouw met de vrucht op de voorgrond –die natuurlijk direct aan Eva doet denken– maar ook door de vrouwen in het middengedeelte van het schilderij. Eén vrouw weet haar man mee te tronen vanaf het smalle naar het brede pad, terwijl een andere vrouw bezig is haar man over te halen om op het brede pad verder te gaan.
„Dit schilderij is het laatste wat bezoekers in de Catharinazaal zien voordat ze verder het museum in lopen”, zegt Kootte. „Ze kunnen, gewapend met deze kennis, gaan kijken. Het is belangrijk om te weten dat het in het christendom ging om het bewandelen van het juiste pad naar de hemel. Dat gold zowel voor rooms-katholieken als voor protestanten.”
Over een paar weken is er in de Catharinazaal nog een topstuk te zien: de in paars fluweel gebonden Bijbel die de Statenvertalers in 1637 aan de Staten-Generaal hebben aangeboden. Deze bijzondere Bijbel, die eigendom is van de Protestantse Kerk in Nederland en in het Utrechts Archief ligt, krijgt een ereplaats in het Catharijneconvent – vanzelfsprekend dicht bij de kist die ooit de documenten van de Statenvertaling bevatte.