Volwassendoop die kinderdoop uitsluit moderne uitvinding
De Bijbel sluit kinderen in bij degenen die gedoopt horen te worden, betoogt dr. R. van Kooten. De kinderdoop is ook geen latere uitvinding, maar was de algemene praktijk in de Vroege Kerk.
Het hangt in de lucht. Nu eens ontstaan er in de ene kerkelijke gemeente discussie en onrust over de kinderdoop, dan weer in een andere. De één zoekt boeken die argumenten aandragen om de kinderdoop te verdedigen en ander haalt er andere boeken die helpen aantonen dat de geloofsdoop de enige legitieme doop is.
Deze aanpak van het probleem is een valkuil op zich. Het klassieke doopformulier gaat ons daar niet in voor. Integendeel, dat laat juist zien wat de doop zelf leert, ongeacht of het om een volwassene of om een zuigeling gaat. Pas als helder is wat de doop leert, maakt het formulier duidelijk dat de kleine kinderen hier niet van uitgesloten mogen worden.
Onze vaderen hebben dit haarfijn aangevoeld als de enige juiste benadering. De tegenstelling is niet geloofsdoop tegenover kinderdoop. Abraham ontving de ‘geloofsbesnijdenis’. Abraham moest eerst tot geloof komen voordat de Heere hem de besnijdenis gaf als teken van de gerechtigheid van zijn geloof (Rom. 4:11). Hij kreeg toen echter tegelijk het bevel om alles wat mannelijk was vanaf acht dagen oud te besnijden en tevens om in de toekomst iedere nieuw geboren jongen op de achtste dag te besnijden. De Heere zet de kinderen er niet buiten, maar sluit hen in.
Deze week verschijnt bij uitgeverij Brevier mijn nieuwe boek, ”Jij bent gedoopt! Want God sloot je als kind niet uit!” In dit boek geef ik een uitleg van het doopformulier. Als extra is er een hoofdstuk als bijlage toegevoegd met als titel: ”Je kunt het niet maken de kleine kinderen uit te sluiten, want…” Vervolgens noem ik vier redenen die ik hieronder kort samenvat. In het boek zelf zijn de argumenten uitgewerkt.
- Want het nieuwe verbond is een gestalte van het verbond met Abraham.
Een van de belangrijkste argumenten tegen de kinderdoop is dat het nieuwe verbond waaronder wij leven iets heel anders is dan het verbond met Abraham. Bij het laatste zou het gaan om een verbond voor de Joden dat alleen draait om het tot een groot volk worden en de belofte van het land. In het nieuwe verbond zou het daarentegen gaan om geestelijke zaken en het persoonlijke geloof van degenen die erin worden opgenomen.
Hier worden verschillende zaken verkeerd voorgesteld. Volgens Paulus gaat het bij de besnijdenis van Abraham om een teken van de gerechtigheid van het geloof. Wat is dat anders dan de afwassing van de zonde die door de doop beloofd wordt en het uit genade rechtvaardig verklaard worden?
Er wordt nog iets verdraaid weergegeven. Gods verbond met Abraham is niet het oude verbond waarover Jeremia 31 spreekt! Het verbond met Abraham gaat juist door tot op de nieuwe aarde. Het is een eeuwig verbond. Wat het oude verbond dan is? Dat is de gestalte die het verbond met Abraham na 400 jaar gekregen heeft bij de Sinaï voor Israël. Lees Jeremia 31:32 maar.
Nogmaals, het verbond met Abraham is eeuwig. Dat houdt zelfs in de hel niet op. Abraham spreekt de rijke man aan als ”kind” (Luk. 16:25). Verbondskinderen zijn daar als kinderen van het Koninkrijk die de genade veracht hebben.
De inhoud van het nieuwe verbond is ook geen andere dan die van het oude verbond: de vervulling van de Thora en de aanneming tot Gods eigendom.
- Want het nieuwe verbond zet de kinderen er niet buiten.
In het verbond met Abraham zijn ook de kinderen principieel begrepen. Gods verbond is een verbond met de gelovigen en zijn zaad. Dit verandert niet bij de gestalte die het verbond met Abraham krijgt bij de Sinaï. Het verbond is collectief en persoonlijk. Bij de aankondiging van het nieuwe verbond in Jeremia wordt er geen wissel omgezet van het collectieve naar het individuele. Het gaat net als bij het oude verbond om één volk en om het persoonlijke. Als dit anders was geweest, had het niet alleen vermeld maar ook toegelicht moeten worden, omdat het een diep ingrijpende verandering zou zijn geweest. Deze lijn houdt ook Petrus vast op de pinksterdag: „u en uw kinderen” (Hand. 2:39). Het is in dit verbond met Abraham dat de heidenen worden opgenomen (Ef. 2:11-22).
Het is ondenkbaar dat een essentieel onderdeel van Gods verbond met Abraham, namelijk dat dit verbond ook met zijn zaad is, zomaar geruisloos opgeheven en verdwenen zou zijn. Als dat wel het geval zou zijn geweest, zou het onbegrijpelijk zijn dat Paulus vanuit de verbondslijn denkt en schrijft. Dit blijkt bijvoorbeeld heel duidelijk in 1 Korinthe 7:12-16.
- Want het Evangelie verkondigt: “Gij en uw huis”.
In het boek Handelingen lezen we diverse keren dat iemand tot geloof komt ”met zijn hele huis”. Dit is het geval bij Cornelius, die van een engel de opdracht krijgt Petrus te halen, die hem zal vertellen hoe hij en zijn hele huis gered zullen worden (Hand. 11:14). Verder lezen we het bij Lydia (16:14v) en de cipier van Filippi (16:31). In Korinthe doopt Paulus Stefanus en heel zijn huis (1 Kor. 1:16).
Mensen die de kinderdoop verwerpen, betogen dat het hier alleen gaat om volwassen kinderen. We zouden moeten bewijzen dat er ook jonge kinderen bij waren. Dit is een dwaze eis, omdat eraan voorbijgegaan wordt dat ”zijn huis” in de klassieke wereld een zogenaamde staande uitdrukking is. De term staat voor de hele familie. Vergelijk het met de mededeling dat „de familie Jansen is overgekomen naar onze gemeente.” Dit kan zowel een echtpaar met volwassen kinderen als met een jong gezin zijn. Het kan ook een weduwe met haar kinderen zijn. Alle varianten zijn mogelijk. Zo staat de uitdrukking ”zijn huis” niet voor bepaalde gezinssamenstellingen, maar voor alle denkbare.
Kortom, redetwisten of er wel of niet kleine kinderen tot het huis hebben behoord is een moderne, individualistische wijze van denken die voorbijgaat aan het feit dat ”zijn huis” in de oudheid een vaststaande uitdrukking is. In de moderne discussie is ”zijn huis” een optelsom van individuen, in de oudheid een inclusieve term die zelfs slaven en hun kinderen omvat, net als bij Abraham. (In de oosterse wereld is dat op dit moment nog steeds zo.)
- Want de Vroege Kerk zet de kinderen er niet buiten.
Mensen die de kinderdoop verwerpen, zijn er vast van overtuigd dat de kinderdoop pas later is ingevoerd. Als zij gelijk hebben, dan moet daar in de Vroege Kerk toch minstens een discussie over terug te vinden zijn? Als er een enkele geestelijke is geweest die de kinderdoop heeft uitgedacht en ermee begonnen is, dan moet dit toch minstens veel tegenspraak hebben opgeroepen die in brieven, traktaten of preken is terug te vinden? Zo’n nieuw idee kan toch niet ineens unaniem zijn overgenomen? Er moeten dan toch minstens enkele bisschoppen te vinden zijn die vast willen houden aan de overlevering van de apostelen?
En als dit nieuwe verkeerde idee uiteindelijk toch gewonnen heeft, dan moet er toch ook een concilie of bijeenkomst van bisschoppen te vinden zijn die dit nieuwe spoor heeft goedgekeurd en vastgesteld? Het is toch ondenkbaar dat ik in mijn gemeente zou overgaan op de volwassendoop en dat dit binnen mijn gemeente en binnen het geheel van de kerk geen discussie zou oproepen? Het is ondenkbaar dat zo’n belangrijke wissel van díé geloofsdoop die de kinderdoop uitsluit, naar het praktiseren van de kinderdoop geruisloos zou zijn omgezet.
In de Vroege Kerk is echter nergens zo’n discussie te vinden en evenmin een concilie dat besloot over te gaan tot het ook dopen van kleine kinderen. Ik kan slechts één conclusie trekken: van meet af aan zijn ook de kleine kinderen gedoopt.
In mijn boek loop ik diverse schrijvers na die zich uitspreken over de doop: de ”Didachè” (90 n.Chr.), Irenaeus (180), Tertullianus (200), de ”Apostolische overlevering” (215) van Hippolytus te Rome, Origenes (240), Cyprianus (250), Gregorius van Nazianze (329-389), Pelagius en Augustinus. Er zijn slechts twee kerkvaders die een kritische opmerking maken over het dopen van te jonge kinderen: Tertullianus en Gregorius van Nazianze.
Tertullianus heeft twee werken geschreven over dit onderwerp: ”De Baptismo” en ”De Anima”. In het eerste werk raadt hij aan de doop van kinderen uit te stellen tot aan het einde van hun derde levensjaar, in het tweede propageert hij juist de kinderdoop. Hoe kan dat? Hij gebruikt verschillende woorden. In het laatste spreekt hij over ouders, in het eerste over ”sponsors”. Dat zijn anderen dan de eigen ouders die de verantwoordelijkheid voor de doop van een heidens kind op zich nemen. Mensen die het kind niet geadopteerd hebben, maar wel ter verzorging in hun gezin hebben opgenomen. Die kinderen moeten eerst enige kennis hebben van Christus voordat zij gedoopt worden.
Bij Gregorius speelt ook een bepaald probleem dat verklaart waarom hij de neiging om de doop uit te stellen niet verder toe wil laten dan tot aan het einde van het derde levensjaar. Beide kerkvaders stellen echter dat de doop in het geval van een dreigend sterven direct moet gebeuren, wat voor een tegenstander van zuigelingendoop onbegrijpelijk zou zijn.
Conclusie
De conclusie is gerechtvaardigd dat er in de Vroege Kerk in de tijd voor Nicea en Constantijn nergens een pleidooi te vinden is tegen de kinderdoop. Over de tijd daarna is er geen discussie. Ik onderstreep de conclusie van prof. dr. A. van de Beek in zijn boek ”Gemeente van Christus”: „Tot aan de zestiende eeuw is de doop van zuigelingen normale praxis in de kerk. Pas met het aanbreken van de moderne tijd komt daarnaast de volwassendoop (die kinderdoop uitsluit, RvK) op. Deze berust op het idee dat we pas aan Christus toebehoren door onze bewuste geloofskeuze.”
Ik hoop dat de christelijke gemeente zich weer bewust wordt dat wij de doop van zuigelingen niet hoeven te bewijzen. De bewijslast ligt geheel bij hen die de geloofsdoop voorstaan en de kinderen uitsluiten van de heilige doop. Zij doen wat de Heere niet doet. Goddank, Hij wil onze God zijn en de God van ons zaad!
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Apeldoorn en docent ethiek en homiletiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam. Zijn boek”Jij bent gedoopt! Want God sloot je als kind niet uit!” is deze week verschenen bij uitgeverij Brevier. Dit artikel is een bewerking van een bijdrage in het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk dat vandaag verschijnt.