Zie predikant meer als duidende gids
De bezinning op het ambt van predikant moet ook inhoudelijk zijn, reageert dr. René Erwich op drs. Schaafsma (RD 16-9).
In RD 13-9 en 17-9 las ik de ontroerende en veelzeggende verhalen van twee domineesdochters over het werk van hun vader. Het raakte mij diep, omdat het gesprek over het functioneren van predikanten mij zeer ter harte gaat.
Het lijkt mij allereerst van belang dat deze bijdragen voluit serieus worden genomen. Recent zijn er meerdere signalen afgegeven, ook in andere dagbladen (zie het Nederlands Dagblad), over de effecten van werkbelasting op predikanten. Dat nu ook steeds meer gezinsleden en direct betrokkenen van de predikant signalen geven hoeft ons niet te verbazen. Het beroep van de predikant staat onder druk.
Het klassieke beeld van een predikant die als herder en leraar werkt en de gemeente dient lijkt steeds moeilijker te handhaven, zeker wanneer de predikant het bekende schaap met de vijf poten moet zijn. In theorie belijden wij dat dit zeker niet hoeft, maar de praktijk is veelal dat een predikant die beschikt over twee en een halve poot, gevraagd wordt er nog minimaal een hele bij te ontwikkelen. De sterk veranderende samenleving maakt het beroep van predikant bovendien niet eenvoudiger maar complexer.
Dieper
De vraag die zich vooral bij mij opdringt na lezing van de beide verhalen van de domineesdochters is: Wat is nu precies de kwestie? In de bijdrage van 13-9 wijst de eerste predikantsdochter vooral op de verantwoordelijkheid van de gewone gemeenteleden, die zij ertoe oproept beter voor de predikanten te zorgen. De diepte van haar vraag zit in dat ene zinnetje dat ik niet snel vergeet: „Mag een dominee ook een gewoon mens zijn?” En eigenlijk zegt zij: help hem erbij door hem te beschermen, bespreek zijn functioneren op een geestelijke en evenwichtige wijze en overvraag hem niet. Hij is een dienaar van Christus, maar ook en eerst een gewone kwetsbare mens, vader, echtgenoot et cetera.
De toon van de tweede bijdrage (17-9) is toch anders. Ook daar klinkt door dat zorg terecht is, maar hier wordt feitelijk gezegd: de predikant is nu eenmaal een mens die zijn werk op een bepaalde wijze doet, en als je dit werk doet, weet je simpelweg dat jij en degenen die je dierbaar zijn offers moeten brengen. Echtgenoten cijferen zich dan weg, predikanten vallen dan gewoon in slaap op zondagmiddag, maar op de kansel schitteren ze! Dat helpt om het vol te houden. Het predikantschap is een kwestie van voor- en nadelen in evenwicht houden, en vooral komt het erop aan de voordelen te laten zegevieren!
Maar: welke kant moet het op? Drs. H. R. Schaafsma ziet de oplossing vooral in evenwichtige afspraken met de kerkenraad die ertoe moeten leiden dat de predikant niet overbelast raakt en zijn werk met vreugde en toewijding kan blijven doen. Naar mijn overtuiging ligt het probleem toch dieper.
Gids
Het zal niet veel helpen als we enkel gezonde werkafspraken maken maar niet tegelijkertijd in gesprek gaan over de onderliggende visie op het predikantschap. Evenmin zal het helpen als we alles inzetten op functioneringsgesprekken wanneer het achterliggende beroepsbeeld niet helder is. In veel onderzoeken over de rol en de functie van de predikant speelt een drietal factoren een rol.
- Allereerst is het van groot belang om als kerken met elkaar van gedachten te wisselen over de samenhang die er bestaat tussen de ambtsvisie, de persoon van de predikant en zijn functioneren. Deze drieslag, ambt, persoon en functie, vormt het hart van de beroepsidentiteit van de predikant.
Eenzijdig één van de drie benadrukken leidt tot scheefgroei. Maar al te vaak verdwijnt de persoon achter het ambt, met als gevolg dat de predikant nauwelijks nog een privéleven heeft. We zeggen dan: hij is zijn beroep. Er is dan te weinig afstand van de rol die men in het predikantswerk vervult. Ook kan het zijn dat het feitelijke functioneren achter het ambt verdwijnt. De predikant wordt dan wel als competent gezien, maar feitelijk maskeert hij met het ambt vaak zijn onvermogen en machteloosheid.
- In de tweede plaats moet het echt over de inhoud van het ambt gaan. In het veel bredere internationale debat over de predikant speelt het beroepsbeeld een grote rol. De predikant zou weleens beter kunnen functioneren als hij zichzelf meer zou gaan typeren als een interpreterende gids.
Het beeld van de gids sluit beter aan bij de vragen die onze tijd stelt en vooral sluit het beter aan bij de mensen die werkelijk op zoek zijn naar heil en heelheid in hun bestaan. De predikant als interpreterende gids kan in verschillende rollen zijn werk invullen (vgl. Theologia Reformata 56/4 van vorig jaar) en weet zich beschermd tegen een overwaardering van zijn beroep.
- Ten slotte zou het helpen wanneer er in het voortgaande gesprek over de beroepsidentiteit van de predikant meer oog zou zijn voor het feit dat er sprake is van een doorgaand leerproces. Predikanten zouden gestimuleerd moeten worden hun werk regelmatig tegen het licht te houden, waarbij het leren, ontwikkelen en groeien op de driehoek persoon, ambt en functie de aandacht krijgt die het verdient.
De auteur is lector geestelijk leiderschap aan de Christelijke Hogeschool Ede.