Opinie

Doop verzegelt inlijving in Christus

De wedergeboorte is een vrucht die voortkomt uit de inlijving in het lichaam van Christus, aldus drs. G. A. van den Brink.

Drs. G. A. van den Brink
4 July 2014 00:06Gewijzigd op 15 November 2020 11:42
Doopvont. beeld RD, Henk Visscher
Doopvont. beeld RD, Henk Visscher

Onlangs sprak ik in Gouda over de doop. Ik stelde daar onder meer dat gelovige ouders hun gedoopte kind mogen opvoeden in het vertrouwen dat het bij Christus hoort (RD 21-6). Naar aanleiding daarvan heb ik enkele malen de vraag ontvangen of ik de leer van de veronderstelde wedergeboorte onderschrijf. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om op deze vragen in te gaan.

Veel van wat men vanuit deze aarzeling schrijft, pleit ervoor om kinderen niet te dopen. Het baptisme heeft tegenwoordig aantrekkingskracht op veel mensen in de gereformeerde gezindte. Dat komt mijns inziens door de halfslachtige interpretatie die vaak aan de kinderdoop gegeven wordt.

Waarom dopen wij kinderen? Die vraag kunnen we pas beantwoorden na een voorafgaande vraag: Wat is de doop? De doop representeert de inlijving in het lichaam van Christus (1 Kor. 12:13). We mogen slechts diegenen dopen die we tot het lichaam van Christus rekenen. Als we mensen niet tot Zijn lichaam kunnen rekenen, hebben wij geen enkele reden of grond hen te dopen. We dopen iemand immers om hem of haar van de ongelovigen te onderscheiden (HC 27.74).

Mogen kinderen dan worden gedoopt? Enkele aandachtspunten:

  1. Ik verdedig niet zomaar ”de kinderdoop” in het algemeen, maar de doop van bepaalde kinderen. En dan alleen van die kinderen die op goede gronden gerekend mogen worden tot het lichaam van Christus. Ouders die dit niet geloven van hun kind, zouden hun kind ook niet moeten laten dopen. Ik zie te vaak de omgekeerde redenering: dit kind moet worden gedoopt en dan geven we maar een bepaalde betekenis aan die doop. Maar zo hoort het niet. Dan is een goed gesprek met baptisten trouwens al niet meer mogelijk.

  2. Niemand is van nature in het lichaam van Christus; ieder die behouden wordt, wordt daarin ingelijfd. De doop verzegelt, representeert en verbeeldt die inlijving. Daarom belijdt iedere ouder die het ja-woord geeft dat zijn kind niet alleen van nature in Adam verloren is, maar óók door genade in Christus geheiligd (ingelijfd) is en in Christus tot genade aangenomen wordt, en daarom behoort gedoopt te wezen, aldus het formulier.

  3. De legitieme grond om een kind te dopen, ligt in Gods dubbele belofte (Gen. 17:7). Hij belooft in één adem de zaligheid van mij én van mijn kinderen. Het geloof neemt niet slechts de helft van die belofte aan, maar de gehele belofte. Beza schrijft ergens: „Wat neemt het geloof aan? Is niet datgene wat in de belofte is vervat, exact het voorwerp van het geloof? Daarom neemt het geloof van godzalige ouders de belofte: „Ik zal uw God zijn en de God van uw zaad” aan én voor zichzelf én voor hun zaad.”

  4. Ik stel niet dat het kind op het moment van de doop is of wordt wedergeboren. Ik vind wel dat een kind pas mag worden gedoopt als er de gegronde verwachting is dat ergens in het leven van dit kind de wedergeboorte zal plaatsvinden. De weder­geboorte is immers een vrucht die voortkomt uit de inlijving in het lichaam van Christus. Als een boom een appelboom is, zullen er te zijner tijd appels aan groeien. Wie dat niet gelooft en niet verwacht, moet zijn kind niet laten dopen.

  5. Alhoewel ik de visie van de veronderstelde wedergeboorte zelf niet bijval, is het wel een opvatting met oude papieren. Herman Witsius leest het doopformulier als volgt: „Het kan nauwelijks worden betwijfeld, of deze visie op de wedergeboorte van de kinderen als voorafgaand aan de doop, is in ieder geval volgens het oordeel der liefde over ieder kind afzonderlijk, de aanvaarde opvatting van de Kerk in Nederland. In het doopformulier van deze kerk wordt de volgende vraag gesteld aan de ouders die hun kinderen ten doop houden: „Hoewel onze kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellende en zelfs aan de eeuwige verdoemenis onderworpen zijn, of zij niet erkennen dat zij in Christus geheiligd zijn en daarom als kinderen van dezelfde kerk moeten worden gedoopt?” En er wordt verlangd dat ze deze vraag bevestigend beantwoorden. En dit pleit voor de opvatting van diegenen die de eerste wedergeboorte van de uitverkoren verbondskinderen voor de doop plaatsen. Ik beken dat ik me tot nu toe bij deze mening thuis voel.”

  6. Het is onjuist dat de veronderstelling dat er wedergeboorte aanwezig is, een belemmering zou zijn voor de oproep tot geloof, bekering en berouw. Deze dwaling zit diep in de gereformeerde gezindte, maar zo spreken de Dordtse Leerregels er niet over. Wedergeboorte maakt geloof en bekering niet overbodig, maar mogelijk (DL III/IV,12). Als ik iemand als wedergeboren beschouw, stop ik niet met de oproep tot geloof en bekering, maar laat ik die oproep des te meer klinken.

De auteur is hersteld hervormd predikant te Rotterdam-Kralingseveer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer