Opinie

SGP en CU hadden daad moeten stellen

CU en SGP hadden niet moeten accepteren wat er deze week met de vrijheid van onderwijs is gebeurd, stelt dr. Bart Jan Spruyt.

Dr. Bart Jan Spruyt
11 April 2014 14:32Gewijzigd op 15 November 2020 10:00
beeld ANP
beeld ANP

In de Haagse politiek stonden deze week wat mij betreft twee zaken centraal. Aan het begin van de week werd bekend dat de drie ‘geliefde oppositiepartijen’ (SGP, CU en D66) aanschuiven om de coalitie van VVD en PvdA voor de begroting voor 2015 aan een meerderheid in het parlement te helpen. In het midden van de week vergaderde de Kamer over een initiatiefwetsvoorstel waarmee een meerderheid (waaronder VVD, PvdA en D66) de vrijheid van onderwijs op een aangelegen punt gaat beperken.

Ik vind het moeilijk om beide zaken met elkaar in overeen­stemming te brengen.

De Tweede Kamer heeft deze week in meerderheid geconcludeerd dat de tijden waarin christenen mochten ‘discrimineren’ voorgoed achter ons liggen. De oude vrijheid om van leerlingen en docenten zowel qua belijden als qua levensstijl instemming met de grondslag van de school te verlangen, behoort tot het verleden. De indieners van het initiatief­wetsvoorstel dat woensdag werd besproken –D66, VVD, PvdA, SP en GroenLinks– zijn er immers van overtuigd dat christelijke scholen nu geen enkele mogelijkheid meer hebben om docenten vanwege een homo­seksuele leefwijze te weren.

De constructie die tot nog toe in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB, 1994) stond –werknemers mochten niet geweerd of ontslagen worden vanwege „het enkele feit” dat ze met mensen van hetzelfde geslacht samenleefden– was ongelukkig, omdat de grondslag waarop dat wel mocht („bijkomende omstandigheden”) niet gedefinieerd was en onduidelijk bleef. In een advies zei de Raad van State dat een christelijke school onderscheid mag maken op basis van godsdienst of levensovertuiging wanneer de gestelde eisen met het oog op de grondslag van de school een gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen. De indieners van het wetsvoorstel hebben echter vastgelegd dat die eisen geen betrekking kunnen hebben op ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele geaardheid of burgerlijke staat, en dus geen grond van onderscheid mogen vormen.

Twee van de drie meest geliefde oppositiepartijen zaten erbij en protesteerden (anders dan het CDA, dat –nota bene– nog geen standpunt heeft ingenomen), maar zijn met een Kamermeerderheid geconfronteerd waarvan hun geliefde gesprekspartners VVD, PvdA en D66 deel uitmaakten.

Wat ik dan niet begrijp, is het volgende. Christelijke politiek is ooit ontstaan in de strijd om de vrijheid van onderwijs. Groen van Prinsterer heeft er decennia voor gevochten. Zijn zelf aangewezen opvolger, Abraham Kuyper, haalde in 1878 een prachtige truc uit met een volkspetitionnement dat de kloof tussen de politieke elite in Den Haag en het (christelijke) volk genadeloos blootlegde. Terwijl 120.000 mensen in Nederland mochten stemmen en politici kozen die aan die fel begeerde vrijheid van onderwijs geen ruimte wilden bieden, haalde hij 300.000 handtekeningen op van ouders die voor hun kinderen onderwijs wilden dat in overeenstemming was met de sfeer thuis en in de kerk. In 1917 is die vrijheid uit­eindelijk met de befaamde pacificatie gerealiseerd.

Nu zijn CU en SGP deze week met een Kamermeerderheid geconfronteerd die die vrijheid op een aangelegen punt wil inperken. Daarbij zijn geen grote woorden gevallen. De inperking van de vrijheid van onderwijs gebeurde in een week waarin zowel SGP als CU vrolijk aanschoof bij PvdA, VVD en D66 om te onderhandelen over de begroting voor 2015. Ze hebben hun wensenlijstjes mogen indienen: lastenverlichting en geld voor Defensie. Mooie doelen. Eerder zei Slob van de CU dat hij thuis zou blijven wanneer PvdA en VVD hun wens om illegaliteit te criminaliseren, zouden doorzetten. Manmoedige taal. Maar dergelijke harde voorwaarden heb ik van de week niet gehoord bij het onderwerp dat veel dichter bij het hart van de christelijke politiek ligt, of daar misschien wel het hart van vormt. En dat begrijp ik niet.

Je bent nodig om een coalitie aan een meerderheid in het parlement te helpen. Je stelt je constructief op, en neemt zelfs risico’s met betrekking tot je eigen achterban. En ondertussen beperken je gesprekspartners een van de vrijheden die je het meest aan het hart gaan en waarvoor je ooit bent opgericht. Eigenlijk snap ik gewoon niet waarom je je daarvoor zou lenen. Al te goed is buurmans gek.

Er zijn misschien wel wat dingen te bedenken om het gedrag van SGP en CU te rechtvaardigen. Het gaat hier niet om een wetsvoorstel van het kabinet, maar om een initiatief uit de Tweede Kamer. Dat voorstel heeft geen betrekking op de begroting. En oorspronkelijk was het initiatiefwetsvoorstel nog wel wat erger dan het voorstel dat nu voorlag. En de achterban heeft bij monde van Pieter Moens van de VGS tamelijk gematigd gereageerd.

Maar toch, maar toch. Al is het geen voorstel van het kabinet, het voorstel wordt wel gedragen door de partijen waarmee je aan tafel zit te onderhandelen. Die zouden zo hoofs kunnen zijn om de twee christelijke partijen die ze in de huidige situatie hard nodig hebben, niet voor het hoofd te stoten. Het voorstel gaat inderdaad niet over de begroting, maar de eis van Slob had daar ook geen betrekking op. Alhoewel het voorstel minder erg is dan het oorspronkelijke plan, blijft het feit staan dat christelijke en reformatorische scholen geen homoseksuele leerkrachten meer mogen weren.

Moens denkt dat schoolbesturen gewoon nog een prettig gesprek met die leerkrachten kunnen voeren en dan in vrede uiteen kunnen gaan. Is dat niet wat naïef? En heeft de welwillendheid van deze woordvoerder van de achterban de SGP-leider misschien op de gedachte gebracht dat er daarom ook eigenlijk geen sprake is van polariseren van de kant van VVD, PvdA en D66, zodat hij vrolijk voort kan polderen?

Er is een verschil met de situatie van dertig jaar geleden, toen de AWGB tot stand kwam. Het protest was toen massaal. Nu staan SGP en CU alleen. Het CDA weet het nog niet. Dat toont de juistheid aan van de constatering van sociaal econoom Jan Rouwendal, dat de beschermende, breed protestantse en rooms-katholieke schil rondom de gereformeerde gezindte is weggevallen. Alleen staan is nooit leuk. Maar kun je in de huidige situatie, op zo’n aan­gelegen punt, om des gewetens wil iets anders doen dan na een protest de daad bij het woord voegen en je al te aardige en constructieve houding opgeven?

Ik merk dit niet op omdat ik er lol in zou hebben om SGP en CU hinderlijk te volgen. Ik had al langer mijn aarzelingen op dit gebied, en daar uiting aan gegeven, ook op deze plaats. De vrijmoedigheid daartoe kreeg ik maanden geleden toen ik een rechts-liberale politicus sprak die het ook niet begreep en mij toevertrouwde dat de houding van SGP en CU hem deed denken aan die van de Joodse Raad ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Je werkt mee, wordt vriendelijk bedankt, maar uiteindelijk sta je met erg lege handen.

Het zijn mijn woorden niet. Maar ze geven te denken.

De auteur is columnist, voorzitter van de Edmund Burke Stichting en leraar geschiedenis en maatschappijleer aan het Wartburg College.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer