De armoede van de biblebelt
De bestudering van zeden en verleden van de biblebelt kan alleen maar tot ontluisterende conclusies leiden. Wat we nu nodig hebben, is het perspectief van de katholiciteit van geloof en kerk.
Waarom houden wij ons eigenlijk bezig met het verleden? Waarom lezen wij boeken over de geschiedenis en bezoeken wij oude plaatsen en musea?
Wij kunnen daar verschillende redenen voor hebben. De slechtste reden is de antiquarische, waarbij we het verleden alleen maar als verleden zien, als iets vreemds dat met onze tijd niets meer heeft te maken. Het verleden is dan een soort museum waar allerlei buitenissigheden liggen uitgestald van mensen van vroeger die nog zo veel dommer en beperkter waren dan wij, en waaraan je glimlachend voorbijtrekt.
Een slechte reden is ook het willen halen van het eigen gelijk met een beroep op vroegere autoriteiten. Dit is een euvel waaraan vooral kerkhistorische studies kunnen lijden. Er zijn nogal wat kerkhistorici die geloofsvoorstellingen uit het verleden onderzoeken, bijvoorbeeld bij Luther of Calvijn, en dan verrassend genoeg tot de conclusie komen dat die grootheden precies dezelfde opvattingen bleken te hebben als die kerkhistorici al hadden voordat zij aan hun onderzoek begonnen. Het verleden is dan een soort wapenarsenaal waar men terechtkan om eigentijdse discussies uit te vechten.
We kunnen het verleden ook onderzoeken als een paradijselijke periode waaruit wij wreed genoeg verdreven zijn, maar waarin we ons in de geest nog altijd kunnen vermeien om daar wat melancholisch rond te mijmeren. Het verleden wordt dan een zoetig poppenhuis, dat eigenlijk ook geen kracht voor het heden kan schenken.
Augustinus
Een veel betere reden om het verleden te bestuderen, is een geheel andere. Het verleden is vreemd en anders. Wie het vroegere onbevangen en onbevooroordeeld tegemoet treedt, vindt er niet zijn eigen spiegelbeeld in terug, maar een wereld die rijker is dan de zijne. Wie preken leest van Augustinus of een middeleeuwse kathedraal bezoekt, ontdekt –met de woorden van Herman Bavinck– de rijkdom van de katholiciteit. „Wie uitziende naar buiten over die ontelbare schare heen, die uit alle volk en land en tijd door het bloed van de Zoon is gekocht, wie gevoelt wat krachtige versterking van het geloof, wat wondere vertroosting in het lijden het is om zich één te weten met heel die strijdende kerk, die kan niet eng zijn van hart, die blijft in zijn ingewanden niet nauw.” C. S. Lewis zei dat deze ruimte ons verlost van ons provinciale zelf, onze zelfgenoegzaamheid, en ons boven onszelf kan uittillen. Het is een omgang met het verleden die op zoek is naar een verhaal dat in het heden kracht en leiding kan geven, en die je terugvindt bij irreguliere figuren als de predikanten J. T. Doornenbal en Jac. van Dijk, die ook altijd op zoek waren naar ‘de kerk achter de kerk’.
Het lijkt me nodig om weer eens aan deze omgang met het verleden te herinneren. Sinds enige tijd worden we namelijk geconfronteerd met het fenomeen ”biblebeltstudies”. Dat zijn onderzoeken naar onszelf, bewoners van de biblebelt. Die onderzoeken zijn veelal sociologisch van aard. Ze gaan in op de geschiedenis en eigenaardigheden van een groep mensen die een strook grond bevolkt die zich vanuit Zeeland via Rotterdam en de Veluwe tot in Kampen en Zwolle uitstrekt, en die zich vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw in toenemende mate als zuil heeft georganiseerd.
Zo interessant vinden historici en sociologen deze groep van zogeheten refo’s dat zij een netwerk hebben opgericht om allerlei facetten van deze groep in heden en verleden te bestuderen. Natuurlijk levert al dit onderzoek nuttige en belangrijke kennis op. Deze week was de sociaal econoom Jan Rouwendal in deze krant nog aan het woord over het vestigingsgedrag van refo’s. Wat hij daarin zei over de protestants-christelijke ‘schil’ rondom de refo’s die vroeger nog bestond maar nu is weggevallen, is bijvoorbeeld van belang om ons te realiseren.
Folklore
Maar er kleeft één groot bezwaar aan deze vorm van geschiedschrijving. Een religieuze groepering wordt vanuit een strikt binnenwerelds, historiserend kader benaderd. Het gaat om mensen en hun gedrag, hoe ze zich zien te redden in een voortdurend conflict tussen eigenheid en aanpassing, en hoe ze proberen zich met een verbeeld verleden een bepaalde identiteit te verschaffen. Armoede dus. Een menselijk, al te menselijk verhaal, dat alleen maar kan eindigen in ”debunking”, in de ontluisterende conclusie dat we hier te maken hebben met mensjes die een achterhoedegevecht tegen de modernisering voeren en zich vroeg of laat zullen aanpassen of zich krampachtig aan hun folklore zullen vastklampen. Een treurig verhaal, dat vooral jongeren zal vervreemden.
De goede benadering van het verleden kan ons wegvoeren van de zilte klei en brakke wateren van de biblebelt en onze ogen openen voor een traditie van geloof en beleven die de eeuwen omspant, en in al haar veelvormigheid en veelkleurigheid een kern heeft die zich centreert rondom het geloof in een Persoon, onze Heere Jezus Christus.
De biblebelt smacht naar dat verhaal, niet naar een volgende wetenschappelijk opgetuigde studie over refo-folklore.