Commentaar: Herbestemming kerkgebouw vereist inbreng kerk
Dat er nogal wat kerken in ons land zijn die geen kerk meer zijn, is voor niemand nieuws. Helaas zijn er vele tientallen bedehuizen onttrokken aan de eredienst, zoals het dan officieel heet. Het is een mooie term voor een verdrietig verschijnsel: secularisatie. Kerkelijke gemeenten krimpen en vergrijzen en kunnen niet langer het geld opbrengen dat nodig is voor het onderhoud van het –vaak– monumentale gebouw.
En dus wordt er vergaderd, gerekend, gepraat, gewikt en gewogen en uiteindelijk is daar het voorstel om het kerkgebouw te sluiten. Dat is voor de betreffende kerkelijke gemeente altijd een emotioneel gebeuren. De kerk waarin je bent gedoopt, waarin je belijdenis deed, waarin je bent getrouwd, waarin je zondag aan zondag de diensten bijwoonde, sluit haar deuren. Een stukje van je levensboek gaat dicht.
Natuurlijk kun je in een andere, nieuwere en veel energiezuiniger kerk elders in dorp of stad óók uitstekend kerken. Maar het is toch anders. Vanzelfsprekend hebben we het dan over psychologie en amper over theologie, maar daarom is het niet minder ingrijpend.
Op een druk bezocht congres gisteren, georganiseerd door Reliplan onder het thema ”Herontwikkeling van kerken”, werden over de herbestemming van kerken wijze dingen gezegd. Want besluiten tot het afstoten van een kerk is één ding, een nieuwe bestemming vinden voor het gebouw nog heel wat anders. Ook al is het gebouw op zich niet heilig, het is wel een kerk geweest. Daar lag de Bijbel open, daar werd gebeden, gezongen en gepreekt. Daar werden de sacramenten bediend, daar was de overdenking van de Woordverkondiging. Je moet er niet aan denken dat die plek wordt omgebouwd tot een supermarkt of erger.
Mr. P. A. de Lange, voorzitter van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de Protestantse Kerk in Nederland, deed daarom een oproep aan de congresgangers om altijd de eigenaren van een kerkgebouw te betrekken bij zaken die het gebouw betreffen. Een kerkgebouw onderhouden kan niet alleen door vrijwilligers worden gedaan.
Je zou hetzelfde kunnen zeggen voor kerken die gesloten worden en een nieuwe bestemming moeten krijgen. De voormalige eigenaren hebben namelijk niet alleen de kennis van het gebouw, maar weten ook hoe er op bepaalde plannen die er zijn om het kerkgebouw een nieuwe toekomst te geven, gereageerd zal worden. Dan gaat het om de reacties van voormalige gemeenteleden, maar niet minder om die van omwonenden of, breder nog, andere inwoners van het dorp of de stad.
Ook als een kerkgebouw geen kerk meer is, kan het gebouw toch nog de functie hebben van een woordeloze preek, alleen al door zijn verschijningsvorm. Zoals bij dat jochie dat samen met zijn moeder langs een monumentale kerk wandelde. Het ventje vroeg zijn moeder wie er toch woonde in dat grote gebouw. „Daar woont God”, zei z’n moeder.
Waarna zich een gesprek ontspon tussen moeder en zoon dat er niet geweest zou zijn als de kerk gesloopt was, of omgebouwd tot supermarkt.