Weg met de partitocraten
Gaat er bij u een lichtje branden, een rood alarmlichtje, wanneer een politicus op u afkomt en u zegt dat hij het ware belang van het volk wil bevorderen?
Waarschijnlijk niet. Dat pretenderen ze namelijk allemaal, onze politici: dat ze op grond van hun ideologie en programma het beste met ons land voorhebben en dat het met ons land helemaal goed komt wanneer het in hun handen valt. Toch is het jammer, dat dat lampje niet gaat branden. Want de pretentie van die politici komt in feite neer op de algehele ontkenning van de individuele vrijheid en is een uiting van onbeperkt absolutisme.
Ondertussen is het u ongetwijfeld niet ontgaan: de jacht op ons burgers is weer geopend. Er staan verkiezingen voor de deur, voor de gemeenteraden en het Europees Parlement. Wij als kiezers mogen onze stem gaan uitbrengen en daarmee zijn wij het doelwit van politici geworden. In rare, felkleurige jasjes en sjaaltjes stappen ze op ons af om ons hun loze beloften op glimmend papier in de handen te stoppen. Partijen hebben hun campagnes gesmeed, hun programma’s opgesteld en de leiders komen met hun onweerstaanbare charisma op ons af om ons het hof te maken. Zo gaat dat al heel lang, maar normaal is het eigenlijk niet.
Opwinding
Om dat duidelijk te maken geef ik hier eerst een citaat van C. S. Lewis. Vroeger, schreef Lewis, verwachtten we van een politicus dat hij een wijs man was die de rust en de orde bewaarde zodat wij burgers rustig onze gang konden gaan. Vandaag de dag echter is „het organiseren van massale opwinding wel bijna het normale instrument van politieke macht.” In de politiek gaat het om „acties” en „campagnes”, om „visies” waarvoor enthousiasme moet worden opgebracht. Politici zijn „leiders” geworden, en moeten „charisma” en „persoonlijkheid” hebben.
En natuurlijk moeten ze vooral een visie hebben op het volksbelang. Dat is gevaarlijk. Om dat duidelijk te maken wil ik, in de tweede plaats, herinneren aan een politieke traditie die bijna een zachte dood is gestorven, maar die een schat aan politieke wijsheid in zich herbergde. Het is altijd goed om daar in een toestand van oplopende emoties aan te herinneren.
Ik bedoel de vrij-antirevolutionaire of christelijk-historische richting. De leider van deze richting was Alexander Frederik de Savornin Lohman (1837-1924). Hij debuteerde in 1875 met het boek ”Gezag en vrijheid”, waarin hij zich keerde tegen de politici die van mening waren dat de staat het algemene volksbelang moest dienen. De staat gaat dan definiëren wat voor ons allen goed is. En dat maken we zelf wel uit. Het is de taak van de staat om strijdige belangen te regelen. Niet meer en niet minder. De overheid heeft een zeer beperkte taak: zij speelt niet mee maar handhaaft de spelregels, zij doet niet mee aan het debat maar zit het debat voor op grond van bekende en erkende regels. Wat ik hiervoor schreef over de „ontkenning van individuele vrijheid” en „onbeperkt absolutisme” was een citaat van Lohman.
Vrijheid
Groen van Prinsterer noemde de verschijning van het boek van Lohman een gebeurtenis van de grootste betekenis, een „evenement.” Alexander Lohman was dan ook, net als Groen, een kind van het Reveil. Als zodanig kwam hij in conflict met Abraham Kuyper, de leider van de ARP.
Kuyper was de grote klokkenist en organisator, een man van partij en programma, van het streven naar macht, van interne discipline en volgzaamheid: een partitocraat (partitocratie is de bestuursvorm waarin het belang van een of meer partijen gesteld wordt boven het algemeen belang). Lohman moest daar niets van hebben. Als voorzitter (aanvankelijk) van de ARP-fractie in de Tweede Kamer zat hij daar niet om de belangen van partij en achterban te dienen, maar was hij vrij om zonder last of ruggespraak in ieder afzonderlijk geval een eigen afweging te maken. Dat moest wel botsen met de grote leider op het partijbureau die er vooral op uit was de eigen partij en haar grote gelijk scherp te profileren.
Lohman was de man van de vrijheid. Hij bepleitte tolerantie en was van mening dat echte tolerantie alleen op het christelijk geloof gebaseerd kon zijn. Politici die tolerantie bepleiten zijn vaak mensen die vooral vrijheid voor gelijkdenkenden voorstaan. De gereformeerde geldingsdrang van kleine luiden was Lohman vreemd. De samenleving moest zich zo veel mogelijk zonder overheidsbemoeienis ontwikkelen. Het belangrijkste was het claimen van de vrijheid om het Evangelie uit te dragen, op scholen en in de kerk. Die vrijheid van godsdienst gold dan ook anderen, hoe pijnlijk dat ook kan zijn.
Glimlach
Weg met de partitocraten! – dat zouden we het devies van Lohman en het Reveil kunnen noemen. Natuurlijk is de politieke praktijk inmiddels veranderd. En we zijn altijd geneigd om een bestaande praktijk als normaal te beschouwen en er volop in mee te gaan. Maar wat we dezer dagen om ons heen zien is niet normaal. En dus kan kennis van het verleden ons enige distantie bijbrengen, zodat we in staat zijn de politieke hofmakerij met een relativerende glimlach te weerstaan.