Opinie

Christelijke politiek is eschatologisch of zij is niet

De spits van christelijke politiek moet gericht zijn op de norm van de laatste ernst, stelt Bart Jan Spruyt.

13 January 2014 19:13Gewijzigd op 15 November 2020 08:10
beeld ANP
beeld ANP

De eenvoudige vraag die ik onlangs in deze krant aan de orde stelde („Is de SGP goed bezig?”) (RD 4-1) heeft vele reacties uitgelokt (RD 7-1, 9-1 en 10-1). Die reacties vielen me eerlijk gezegd een beetje tegen. Het enige goede antwoord is natuurlijk: de SGP-Kamerleden weten ook wel dat de vraag naar rechten en vrijheden beslissend is, stellen die tijdens alle onderhandelingen ook aan de orde, maar: ze mogen en kunnen er nooit iets over naar buiten brengen, en garanties zullen ze nooit krijgen.

Daar zouden we het nu bij kunnen laten, maar ik heb dat artikel geschreven omdat er volgens mij méér aan de hand is. Het ging mij zelfs niet in de eerste plaats om de SGP en de gevaarlijke keerzijde van het gedogen, maar om de gereformeerde gezindte, die mij lief is, en de situatie waarin wij ons bevinden. Die lijkt mij namelijk uiterst precair.

Vanaf de jaren zeventig hebben we met elkaar een eigen zuil opgericht. Die zuil was niet emancipatoir, maar protectionistisch (defensief) bedoeld. De reformatorische zuil was erop gericht de eigen achterban tegen de wereld te beschermen, en heel eenvoudig instellingen te creëren waar je je als orthodox-bevindelijk christen aan kon toevertrouwen.

Maar iedere zuil heeft geld en kader nodig, en dus kadervorming, en zo is ook de reformatorische mens geëmancipeerd geraakt. Met het gevaar van assimilatie en ontzuiling als gevolg. Onze kinderen studeren nu andere vakken, en stuiten op andere vragen dan vroegere generaties. Op reformatorische middelbare scholen is de aandacht gericht op programma’s voor excellentie. En de SGP is van een marginale partij getransformeerd in een sleutelpartij in het spel om de macht.

En dan komt direct een oude sociologische wet om de hoek kijken: de sluipende druk tot aanpassing. Bij de SGP zijn premoderne standpunten over de positie van de vrouw en de theocratie opgegeven – schoorvoetend en halfslachtig soms, maar toch in onomkeerbare stappen. Wat ervoor in de plaats komt heet dan tegenwoordig realiteitszin en pragmatisme: het voorkomen van verkiezingen, het binnenhalen van kleine concessies. Tussen de oude principes en de nieuwe werkelijkheid gaapt nu een verwarrend gat van intellectuele leegte.

Die assimilatie lijkt mij geen noodlot. Zij zal zich voordoen wanneer er op nieuwe vragen niet de juiste antwoorden komen. En voor die juiste antwoorden moeten deels nieuwe bronnen worden aangeboord. Oude antwoorden, en een eenzijdige oriëntatie op oude vertrouwde autoriteiten voldoen niet meer.

Terwijl dat helemaal niet nodig is. Wie de moeite neemt zich te verdiepen in de geschiedenis van het orthodox-protestantse denken over christelijke vrijheid en tolerantie, kan daar de bouwstenen vinden voor een nieuw maar oud verhaal. Het christelijk geloof is daarin de enige waarborg voor tolerantie (en dus voor democratie) omdat in dit denken het geweten onaantastbaar is. Het alternatief is een tolerantieconcept dat gebaseerd is op onverschilligheid en zomaar in dwingelandij kan omslaan. Waarom die oude bronnen niet voor een nieuw verhaal worden aangesproken, weet ik niet.

Natuurlijk is christelijke politiek méér dan de discussie over rechten en vrijheden. Maar de mógelijkheid van christelijke politiek is met het antwoord op de vraag naar die ruimte wel gegeven – evenals, menselijkerwijs gesproken, de voortgang van het Koninkrijk Gods in deze wereld, in dit land. De spits van christelijke politiek moet toch daarop gericht zijn: op de norm van de laatste ernst. Christelijke politiek is eschatologisch of zij is niet.

Vanuit die spits kun je zelfs kiezen voor verbreding: tot het bundelen van alle conservatieve krachten tot één groot constitutionalistisch front. Dat was, ruim tien jaar geleden, de gedachte achter de oprichting van de Edmund Burke Stichting.

Mijn vraag betekent helemaal niet dat ik de SGP zou willen oproepen niet meer te zijn dan een ‘getuigenispartij’. Wie terecht van mening is dat christenen in deze wereld ook in de politiek de roeping hebben om de bedding van het heil veilig te stellen, moet en zal vuile handen maken. Zolang het ons maar om deze spits gaat. God ziet het hart aan.

Uiteindelijk gaat het mij erom dat we over enkele jaren niet de woorden hoeven te herhalen die ds. J. C. Sikkel honderd jaar geleden zijn neogereformeerde tijdgenoten voorhield in zijn boekje ”In heilige roeping” (1916): „De tijd is een andere geworden. De eenvoudige flinke gereformeerde vaders van vroeger hebben nu knappe zonen, knappe koppen, voortgebracht. Zonen, die relaties hebben en die erkenning vinden in de brede kring van knappe mannen. Zonen, die geknipt zullen zijn voor de levenspraktijk en de praktische politiek, zonder ook geheel de kerkgang na te laten of zich voor een psalm te schamen. Deze knappe mannen zullen ook niet zijn zonder Bijbel, en ze zullen ook wel enkele goede boeken uit de vroegere periode in hun boekerij hebben; —maar weet ge, ze zullen knappe mannen zijn zoals je-weet-wel dat verstaat. Sinds zagen wij er reeds honderden ten gronde gaan, zonen en dochteren van gereformeerden huize, ”gereformeerd” gebleven misschien, maar principieel verloren; thuis geraakt in hogere zaken, kringen en praktijken, en in hogere studiën, knap geworden en praktisch in een denken en leven waarin geen gereformeerd beginsel geldt. (…) In deze nood zijn wij allen! God zij ons genadig!”

De auteur is columnist, voorzitter van de Edmund Burke Stichting en leraar geschiedenis en maatschappijleer aan het Wartburg College.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer