Opinie

Apologetiek zoekt naar de ene waarheid

Biedt het postmodernisme nieuwe aanknopingspunten voor de apologetiek?

Dr. W. van Vlastuin
4 November 2013 09:47Gewijzigd op 15 November 2020 06:47
beeld ANP
beeld ANP

Soms hoor je zeggen dat het postmodernisme meer mogelijkheden biedt voor een apologetisch gesprek dan het modernisme. In deze aflevering wil ik nagaan wat daar van waar is. Ik begin met de verschillen tussen modernisme en postmodernisme (als grote woorden om de algehele aard en richting van onze huidige cultuur mee aan te duiden). Daarna bezien we wat de omslag van modernisme naar postmodernisme betekent voor het apologetisch gesprek.

Modernisme

Het modernisme kenmerkt zich door een grote nadruk op de rede. Alles moet bewijsbaar zijn en meetbaar. Een typische trek van dit modernisme is dan ook het denken vanuit de tegenstelling van object en subject. Als subject verrichten we metingen aan een object. Dat gebeurt geheel redelijk en objectief, omdat we als subject neutraal staan tegenover het object.

Het is onmiskenbaar dat deze houding techniek en medische wetenschap een geweldige stimulans heeft gegeven. Maar de moderniteit paste haar nadruk op de rede ook toe op religie en ethiek. Als we God niet kunnen bewijzen, moet het afgelopen zijn met het geloof in God en zeker met de moraal die aan het geloof in God wordt ontleend. De secularisatiethese was breed geaccepteerd: door de vooruitgang in wetenschap en techniek zou het geloof in God steeds minder relevant worden en zou de wereld steeds meer seculariseren.

Modernisme kenmerkt zich ook door een sterk vooruitgangsgeloof. De wetenschap zorgt op alle terreinen van het leven voor succes. Ze brengt het gedrag van mensen in kaart, vindt wetmatigheden in de economie, en ook in de psychologie zou de meetmethode tot grote inzichten kunnen leiden. Alle problemen kunnen we overwinnen en geluk is maakbaar. Dit vooruitgangsgeloof was de voedingsbodem voor totalitaire ideologieën zoals het socialisme, het liberalisme en het communisme.

Postmodernisme

Door allerlei omstandigheden is er een kentering gekomen in het grote verhaal van het modernisme. De tijd van de grote ideologieën is voorbij. Het ongebreidelde vooruitgangsgeloof is gebroken en heeft plaatsgemaakt voor gevoelens van angst en onzekerheid. In plaats van het grote systeem komt nu de netwerksamenleving die ons allen tot wereldburgers maakt. Daarin zijn persoonlijke relaties van groot belang.

De rede heeft zijn opperheerschappij verloren. Niet iedereen is het er meer over eens dat de wereld zo redelijk in elkaar zit. Dick Swaab met zijn gedachte dat de mens helemaal gedetermineerd is door zijn hersencellen is duidelijk een vertegenwoordiger van het achterhaalde modernisme met de daarbij behorende opvatting van wetenschap.

Maar als er geen redelijke orde in de wereld is, wat dan wel? Eigenlijk niets. Nog sterker dan in het modernisme draait het in het postmodernisme om de mens en zijn keuzen. Hij kiest een levenspartner, een beroep, een netwerk om in te opereren, een visie op waarden en normen, een religie, een waarheid, enz. Er is een oeverloze vrijheid die gepaard gaat met vrijblijvendheid. Wat erg belangrijk is, is dat je authentiek bent. Emoties mogen natuurlijk weer. Spiritualiteit krijgt ook nieuwe kansen.

De secularisatiethese blijkt niet te kloppen. Het is slechts in een klein deel van de wereld zo dat mensen niet religieus zijn. In het grootste deel van de wereld is het helemaal niet vreemd om in het niet-materiële te geloven.

Objectieve waarheid is uiteraard discutabel geworden. Einstein gaf een eerste aanzet door het inzicht dat wat we meten mede wordt beïnvloed door degene die meet. Alleen al de keuze om bepaalde metingen te doen, is subjectief. Dat werkt door naar het waarheidsbegrip. Teksten krijgen verschillende betekenissen in verschillende situaties. Het geloof in een absolute waarheid wordt heel problematisch.

Waarheid

Hoe moet het in deze setting met apologetiek? Ongetwijfeld biedt een postmodern klimaat voordelen. Het absolute geloof in de rede is aan slijtage onderhevig. Er komt meer besef dat geloof en wetenschap elkaar niet per definitie uitsluiten. Er zijn minder vooroordelen tegen religie als zodanig. Was het in de jaren 80 van de vorige eeuw nog vreemd als je in een restaurant bad voor het eten, nu is het algemeen geaccepteerd om religieus te zijn. Ook biedt de nadruk op authenticiteit mogelijkheden om een getuigenis te geven van het christelijk geloof.

De apologetische richting van het fideïsme kan in deze cultuur goed gedijen, omdat we kunnen uitleggen dat niet alles uit te leggen valt. In een cultuur waarin het rationalisme niet meer de boventoon voert, is er de mogelijkheid om op een existentiële golflengte een gesprek te voeren. Bij de medeburgers in ons land is er een bewustheid dat er meer is dan materie, dat het geluk niet maakbaar is en dat aardse zekerheden innerlijke onrust achterlaten. Deze mogelijkheden moeten we zeker gebruiken. Het is goed om ons bewust te zijn van de kenmerken van onze cultuur en daarbij aan te sluiten.

Maar we moeten ons niet te snel rijk rekenen. Er zijn ook veel mogelijkheden voor apologetiek weggevallen, nu de tijd van de grote verhalen voorbij is. Diverse vormen van apologetiek (klassiek, evidentialisme en presupposionalisme) gaan namelijk uit van een ‘systeem’ waar redelijk over te spreken valt. Tegenwoordig kan een gesprekspartner echter soms tegelijk de redelijkheid van een betoog volgen, en zich daar met het grootste gemak niet aan gebonden achten.

De grootste voetangel in onze cultuur is dat waarheid niet meer absoluut is. Zolang er een besef is dat er een laatste waarheid moet zijn, kun je elkaar aanspreken op het zoeken van die ene waarheid. Maar als het geloof in deze ene waarheid taant en waarheid per definitie pluraal is, is het lastig getuigen of debatteren. Wellicht vraagt het een extra gesprekslaag om het dilemma van de ene waarheid of de vele waarheden uit te diepen.

Wat we nodig hebben: veel liefde tot onze gesprekspartner, helderheid van Geest en de Geest Die overtuigt, zodat Gods waarheid zekerder dan zeker is.

Dr. W. van Vlastuin, docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl


Literatuur

  1. B.E. Benson, Graven Ideologies: Nietzache, Derrida, and Marion on Modern Idolatry (Downers Grove, 2002)

  2. D. Lyon, Postmodernity (Minneapolis, 1999)

  3. J.F. Lyotard, The Postmodern Condition (Minneapolis, 1985)

  4. R.C. Solomon, Continental Philosophy Since 1750 (Oxford, 1988)

  5. G. van de Brink, Een publieke zaak: Theologie tussen geloof en wetenschap (Zoetermeer 2004)

  6. K.J. Vanhoozer (ed.), The Cambridge Companion to Postmodern Theology (Cambridge, 2003)

  7. A. B. Seligman, Modernity’s Wager: Authority, the Self, and Transcendence (Princeton, 2000)

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer