Flentrop bouwt Bachs lievelingsorgel in Hamburg na
Niemand minder dan Bach roemde de twee 32 voetsregisters van het oude orgel in de Hamburgse Katharinenkirche. Het instrument sneuvelde tijdens een bombardement in 1943. Zondag wordt een reconstructie van Bachs lievelingsorgel in gebruik genomen. De bastonen maken opnieuw diepe indruk.
De Katharinenkirche ligt verscholen tussen winkels en woningen. Alleen de 132 meter hoge toren steekt ruim boven de omgeving uit. Het godshuis, dat dateert uit de 13e eeuw en recent voor 23 miljoen euro is gerenoveerd, oogt vanbuiten niet bijster groot. De ruimte binnen verrast. Het middenschip is lang en rijzig, de galm weldadig. Een gebrandschilderd gotisch raam domineert het koor van de kerk.
Op het eigentijdse balkon, aan de torenzijde, prijkt het fonkelnieuwe Flentroporgel met vier klavieren, pedaal en 61 stemmen. Tussen de immense frontpijpen schijnt licht. Orgelbouwer Frits Elshout uit Zaandam is aan het werk en intoneert tongwerken. De laatste loodjes wegen zwaar. „Ik heb al acht weken vieze vingers van het messing, zo veel pijpen heb ik door m’n handen laten gaan. Dit orgel zuigt me helemaal leeg. Zo’n groot project maak je als orgelbouwer maar één keer in je leven mee.”
De Flentropdirecteur legt z’n gereedschap neer en neemt plaats op de orgelbank. In geïmproviseerde variaties over het ”Vater unser” demonstreert hij de reconstructie van het orgel dat Bach in 1701 en 1720 in deze kerk beluisterde, bespeelde én bewonderde. De prestanten zingen, de fluiten lijken van fluweel, de vulstemmen zijn krachtig, de tongwerken hebben karakter, het volle werk imponeert.
Als kroonjuweel trekt Elshout de Gross Posaun 32’ van het pedaal erbij: de zware tonen mengen zich wonderwel in de totaalklank. „Zo hoort het”, zegt hij overtuigd. „Zo’n 32 voetsregister mag er niet naast staan. Helaas gebeurt dat nogal eens.” Alle registers gaan weer dicht, want de Flentropdirecteur heeft nog een verrassing in petto. „Dit orgel heeft drie overblazende fluiten: op het bovenwerk, hoofdwerk én rugwerk.” Hij laat ze een voor een horen. „Wat een luxe, hè?”
Vele uren besteedde Elshout, samen met collega’s en externe deskundigen, aan het bestuderen van tekeningen, afbeeldingen, oud pijpwerk en beschrijvingen van het oorspronkelijke orgel om het nieuwe instrument zo veel mogelijk een kopie te laten zijn. „Dit orgel telt 4500 pijpen, waarvan er maar 500 oud zijn. Meer zijn er niet bewaard gebleven. En van die 500 pijpen is er niet één ongeschonden gebleven. Toch hebben we er veel informatie uit kunnen halen, waardoor het mogelijk was nieuwe pijpen in dezelfde stijl te maken.”
Een oud orgel reconstrueren betekent voortdurend keuzes maken, zegt Elshout. „We weten niet hoe de oorspronkelijke speeltafel eruitzag. Maar we weten wel dat de registers van het borstwerk niet naast de klavieren, maar erboven, aan de onderkant van het borstwerk, zaten. Dat hebben we dus opnieuw gedaan.”
Speeltjes
Het orgel telt slechts één pedaalkoppel: naar het rugwerk. Elshout begrijpt de verbazing. „We zijn bij grote orgels gewend aan meerdere koppels, maar dit pedaal telt zeventien stemmen. Met zo’n uitgebreide dispositie moet het zelfstandig kunnen functioneren.”
Dat orgelbouwers in de 17e, 18e eeuw niet vies waren van speeltjes, bewijst de dispositie. Die vermeldt twee cymbelsterren (ronddraaiende belletjes), een register met de naam Vogelgeschrei (twee pijpen in een bak met water die beginnen te fluiten als het water gaat borrelen) en een Timpani: twee pijpen die tegelijk aanspreken en een halve toon verschillen van elkaar. „Dan krijg je een soort boostereffect”, legt de orgelmaker uit. „Van mij hoeft het allemaal niet, maar het zat nu eenmaal op het oude orgel.”
Het rugwerk hangt er al sinds 2009. Elshout: „We hebben het destijds als eerste deel van het instrument opgeleverd. Het is met dertien stemmen, waarvan drie tongwerken, een compleet orgel. Helaas is het de afgelopen jaren sterk vervuild geraakt door de renovatie van de kerk. Vanwege stof en vocht hebben we alle pijpen eruit moeten halen en moeten schoonmaken. Dat was een lelijke tegenvaller.”
Het was een enorm karwei om het instrument in de kerk op te bouwen, zegt de Zaandamse orgelmaker. Hij wijst naar de pedaaltoren. „Die pijp daar, de groot C van de Principal 32’, weegt 450 kilo. We zijn er uren mee bezig geweest om het ding op z’n plaats te krijgen.” Ook het installeren van de acht balgen, verantwoordelijk voor de windtoevoer, was een huzarenstukje. „Ze staan in de toren, achter het orgel, en moesten met een hijskraan via een deur op 40 meter hoogte naar binnen worden getakeld.”
Hoe typeert Elshout het gereconstrueerde orgel? „Het instrument is allereerst geschikt voor barokmuziek, maar ook romantische muziek van bijvoorbeeld Brahms en Schumann klinkt hier prima door de zangrijke klank. We hebben bewust niet gekozen voor een middentoonstemming, want die zou de mogelijkheden van het orgel ernstig beperken. Uitgangspunt was dat je er Bach op moet kunnen spelen. Daarom heeft het orgel een Bach/Kellnerstemming. Die heeft trekken van de middentoonstemming, maar met minder beperkingen. Ook de grote preludium en fuga in h moll van Bach klinkt hier uitstekend.”
Teamwerk
Elshout heeft het als „een weldaad” ervaren dat de firma Flentrop in Hamburg veel vrijheid kreeg om een orgel naar eigen inzichten te bouwen. „Natuurlijk was er voortdurend overleg met anderen, zoals de organist van de kerk en een Duitse adviseur, maar zij zaten ons niet op de nek. Daardoor konden we veel kennis en ervaring die we als bedrijf de afgelopen tientallen jaren hebben opgedaan, verwerken in dit orgel. Ik heb zelden een project meegemaakt waarin we zo’n groot vertrouwen kregen en de sfeer tot het einde toe zo goed bleef.”
Een groot en gecompliceerd orgel bouwen kan alleen dankzij teamwerk, benadrukt Elshout. „Dit is niet mijn orgel. De collega’s in de werkplaats, maar ook externe deskundigen die onderzoek deden, stonden allemaal hun mannetje.”
Staat er nu echt een kopie van het orgel dat Bach bespeelde en bewonderde? Elshout: „We hebben op alle punten –het front, het binnenwerk, de klank– de maximale inspanning geleverd om recht te doen aan het oude orgel. Daarbij druk je als orgelbouwer altijd een eigen stempel op het resultaat. In zekere zin is dit een Flentroporgel. Bij een reconstructie verzamel je eerst zo veel mogelijk gegevens over het origineel, vervolgens moet je daar iets mee. Elke orgelbouwer neemt daarbij beslissingen op basis van eigen inzichten. Onze visie bij deze reconstructie was: we gaan historisch te werk, maar niet hysterisch.”
www.stiftung-johann-sebastian.de voor meer informatie over het orgel.