Pianist Willem Brons: Het mooiste applaus is een lange stilte
Generaties pianisten leidde hij op. En nog steeds is hij wekelijks op het conservatorium in Amsterdam te vinden met studenten „die bewust voor mij kiezen.” Pianist-pedagoog Willem Brons viert zijn 75e verjaardag.
Zijn ouders waren officier in het Leger des Heils. Brons wijst op twee portretten naast de deur in zijn woonkamer in Almere. „Allebei ja, dat ging vroeger zo bij het Leger des Heils. Anders mocht je niet met elkaar trouwen. Vader speelde cornet in de brassband van het Leger en was jarenlang kapelmeester. Ook mijn vijf broers speelden met het korps mee. We woonden destijds in Leiden, in dat grote gebouw waarin nu het Boerhavemuseum is gevestigd. We hadden thuis een harmonium. Toen kocht m’n vader een piano, en dat was een geweldig succes. We zaten er allemaal op te pingelen.”
Brons’ opname van Bachs ”Wohltemperiertes Klavier”, deel 1, uit 2010 oogstte veel lof. De pianist werd geroemd om zijn oprechte, natuurlijke interpretatie. Ook andere componisten zijn hem muzikaal op het lijf geschreven: Beethoven, Brahms, Franck, Schumann, Schubert. De cd met werken van Mozart uit 2006 stond geruime tijd in de top tien. Tegenwoordig speelt hij ook moderne muziek, zoals het werk van Kees Olthuis.
Hoe bent u in de muziek terechtgekomen?
„Alle vijf mijn broers waren muzikaal en twee hadden daar wel hun vak van willen maken. Toen in 1945 de oorlog was afgelopen, waren er voor hen geen mogelijkheden om te studeren. Voor mij waren die er tien jaar later wel. Mijn ouders vonden het goed dat ik naar het Amsterdams Muzieklyceum ging. Je had toen ook nog het Amsterdams conservatorium. De verhouding tussen die twee –ze zijn in de jaren zeventig gefuseerd– was een beetje als Ajax tegenover Feyenoord. Ik heb bij Piet Kee drie jaar orgel gestudeerd. Mijn pianodocent was Karel Hilsum.”
Welke leermeester heeft indruk op u gemaakt?
„In 1966 ging ik een jaar naar Zwitserland om bij de pedagoog Louis Hiltbrand te studeren. Ik was toen al getrouwd en had twee kinderen. Later zijn we nog een jaar met z’n vieren gegaan. Bij Hiltbrand is de basis gelegd voor al mijn latere werk. Hiltbrand leerde je niet alleen pianospelen, het was iemand die me met stijl en interpretatie leerde omgaan. Het was ook een merkwaardige man, hij hield zich niet aan conventies. Als je om negen uur les had, mocht je blij zijn als hij om twaalf uur aan kwam zetten.”
Sinds 1983 komt u in Japan, om recitals en masterclassen te geven. Wat trekt u dit land?
„In de jaren zeventig ging Hiltbrand naar Japan, op uitnodiging van leerlingen. Ik zei tegen hem: Dat wil ik wel een keer meemaken. Toen hij zich moest afmelden voor het bezoek, wilde ik ook niet gaan. Op een nacht belde hij me op, erg verontwaardigd. Hij drong er sterk op aan toch te gaan. Ik ben toen alleen gegaan, en heb daar geen spijt van gehad. Sindsdien kom ik één of twee keer per jaar in Japan. Het is m’n tweede vaderland geworden.”
Ik las ergens dat u in Japan eens met de handen voor de oren van het podium liep. Hebt u een hekel aan applaus?
„Nou ja, dat verhaal is een beetje overdreven. Als je speelt en je zou nauwelijks applaus krijgen, vind je dat natuurlijk niet leuk. Maar op een gegeven moment moet zo’n applaus afgelopen zijn. Ik heb niet zo veel met toegiften en zo. Weet je wat ik het mooiste applaus vind? Als ik bijvoorbeeld opus 111 van Beethoven speel, dat heel verstild eindigt. De stilte die na het slotakkoord volgt, vooral de lengte ervan, dát is mijn mooiste applaus.”
Tientallen studenten hebt u opgeleid: Ralph van Raat, Wijnand van Klaveren, Boudwijn Zwart, Wakana Shimizu. Wat is uw speerpunt als docent?
„Belangrijk vind ik dat je geen scheiding maakt tussen de muzikale en de technische kant. Techniek zie ik als het vermogen om te laten klinken wat je in jezelf hoort. Maar dan moet je wel iets horen natuurlijk. Die innerlijke muzikale verbeelding kun je ontwikkelen.”
U gebruikt bijvoorbeeld het beeld van een galopperend paard. Dat heeft hier ook mee te maken?
„Ja, dat beeld kennen mijn leerlingen wel. Als docent gebruik je beelden om aan te geven hoe een bepaald stuk van Schubert of Beethoven moet klinken. Vroeger bewogen mensen zich te paard. Een paard kan op een galante manier lopen, maar ook op een draf, of in galop. Een paard heeft een natuurlijke gang, geen mechanische: zo’n beeld is dus belangrijk om natuurlijke beweging in je spel te krijgen. Of neem de Franse ouverture: die werd gespeeld als de Franse koning binnenkwam. Als een leerling zo’n ouverture te snel speelt, zeg ik: Pas op dat de koning z’n been niet breekt! Bach gebruikte die ouverturevorm in cantates om de komst van Christus aan te kondigen.”
Uw interpretatie van Bachs ”Wohltemperiertes Klavier” is een „monument van innerlijke rust” genoemd. Wat is het geheim?
„Bach begon z’n carrière als zangknaapje, net als Schubert en Haydn. Niet alleen zijn vocale werken, ook zijn instrumentale werken hebben vocale invloeden ondergaan. Als je zijn ”Wohltemperiertes Klavier” vooral instrumentaal benadert, mis je veel kansen. Ik heb al vanaf mijn zestiende jaar over deze preludiën en fuga’s gelezen, onder andere in de mooie studie van Hans Brandts Buys. Door jarenlang onderzoek begrijp je de karakteristieken van de verschillende toonsoorten en de samenhang van de composities. Veel hedendaagse uitvoeringen vind ik te uiterlijk, te snel, te oppervlakkig. In de authentieke uitvoeringspraktijk wordt Bach steeds sneller gespeeld. Ik heb veel nagedacht over de vraag: Hoe kom je nu tot een zinvol tempo? Toen ben ik tot het inzicht gekomen dat uiteindelijk alle tempi van Bach gerelateerd zijn aan onze hartslag, zeg maar zestig tot zeventig tellen per minuut. Ik geloof niet in grote contrasten in tempo bij het ”Wohltemperiertes Klavier”. En dan heb je het toucher: ook dit is ontzettend belangrijk. Pianisten kunnen prachtig legato spelen, maar de staccato’s zijn vaak kil. Die korte, scherpe staccato’s vind ik vreselijk, die horen bij moderne muziek, niet bij Bach. Als een toon nog moet gaan klinken, en je breekt ’m al af, is dat onnatuurlijk.”
Pianist Willem Brons
Pianist en pianopedagoog Willem Brons maakte zijn debuut in het Concertgebouw in Amsterdam in 1963. Grote aandacht trok hij in 1966 door een recital met composities van J. S. Bach en later ook met de Diabellivariaties van Beethoven. Vanaf 1971 werden de sonates van Schubert vast bestanddeel van zijn repertoire.
Willem Brons trad regelmatig op met het Concertgebouworkest, het Residentie Orkest en het Rotterdams Philharmonisch Orkest, en ook met grote buitenlandse orkesten als het Londens Philharmonisch Orkest. Hij gaf recitals in Londen, Parijs, Rome, Tokio, Moskou en Praag.
Sinds 1968 is hij als docent verbonden aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij piano, kamermuziek en liedbegeleiding doceert.
Dinsdag geeft hij een jubileumconcert ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam, georganiseerd door Stichting Eusebiuskring. Kaartverkoop verloopt via het Concertgebouw: 0900-6718345.