Psalm 120 toegelicht
In een serie artikelen worden 22 onbekende psalmen toegelicht. Vandaag Psalm 120.
Inhoud: Een korte, anonieme psalm als begin van de ”liederen Hammaälôth” (Psalm 120-134): pelgrimsliederen van Israël. De dichter spreekt zijn vertrouwen in de Heere uit, Die hem eerder verhoorde in benauwdheid. Opnieuw is er nood: hij heeft te maken met leugen en bedrog, mensen staan hem naar het leven. Wat die „boze tongen” kunnen verwachten? Het oordeel: scherpe, brandende pijlen zullen hen treffen (vers 3-4). Intussen roept de dichter vertwijfeld uit dat hij zich een vreemdeling voelt, als woonde hij te midden van een heidens volk in Me-sech (ten noorden) of Kedar (ten zuidoosten). De mensen om hem heen zijn uit op strijd, terwijl de dichter niets liever wil dan vrede.
Psalmlied: De berijming van Théodore de Bèze van Psalm 120 verschijnt voor het eerst in 1551. De dichter heeft de zeven korte regels van de psalm gevangen in 28 dichtregels. Er moest dus nogal wat opgevuld worden. In het psalmboek wordt het gedicht verdeeld in strofen van acht regels, waardoor er een half vierde vers overblijft. De hypodorische melodie is waarschijnlijk van Loys Bourgeois. Datheen vertaalt in 1566 de Franse psalm. In 1773 kiest men voor de berijming van Laus Deo, Salus Populo (1760).
Onbekend: De melodie van Psalm 120 kan de oorzaak van de onbekendheid niet zijn: ze is regelmatig en heeft overeenkomsten met andere melodieën in deze toonsoort, zoals Psalm 23 en 40, die wel geliefd zijn. De berijming kan drempels opwerpen met zinsneden als ”den strik ontslippen”, ”vermetel rot van lasteraren” en ”pijlen enes sterken wrekers”. Het zal echter vooral de thematiek –leugenaars, straf, vredehaters, oorlog– zijn waardoor de psalm weinig wordt gezongen.
Beluister instrumentale zettingen van Psalm 120.