Leren van het lied van een Franse kerkvader
KAMPEN – Als in de Vroege Kerk de zojuist gedoopten zich opstelden om in een rij van het baptisterium naar de kerk te gaan, om daar voor het eerst het avondmaal te vieren, hieven ze Psalm 23 aan. „Heel indrukwekkend.”
Dat zei dr. M. A. van Willigen zaterdag in Kampen tijdens een avond over hymnen uit de Vroege Kerk. Even daarvoor had in de Lemkerzaal van de Broederkerk Psalm 23 geklonken in verschillende versies –van Sweelinck tot het Nieuw Utrechts Psalter–, uitgevoerd door het vocaal ensemble Magnificat onder leiding van Margreeth Verboom. De avond was mede georganiseerd door de stichting Lux in Ténébris, die tien jaar geleden werd opgericht om de kleine theologische faculteit Jean Calvin in het Franse Aix-en-Provence te ondersteunen.
Van Willigen, verbonden aan de Stichting Bijbeluitleg Vroege Kerk, liet beelden zien van het bewaard gebleven baptisterium in Poitiers (Frankrijk). De doopkapel werd gebouwd in het jaar 360 en geldt als het oudste christelijke bouwwerk in Frankrijk. Het baptisterium stamt uit de tijd dat de kerkvader Hilarius van Poitiers (overleden in 368) in Gallië werkte. Van Willigen typeerde hem als strijder voor de leer van Drie-eenheid. „Hij heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het dogma.”
Daarnaast hield de Franse bisschop zich bezig met het schrijven van hymnen. Hij had de hymnenzang leren kennen toen hij vanwege zijn orthodoxe opvattingen zes jaar lang als balling in Klein-Azië verbleef. Daar maakte hij kennis met de hymnen van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Die zang fascineerde hem zo dat hij, eenmaal terug in Gallië, de hymnen ook in het Westen invoerde. Volgens Van Willigen werden de hymnen naast de psalmen in de kerk gezongen, „als een bijzondere afsluiting van de dienst.”
Volgens de kerkvader Hieronymus was Hilarius de auteur van een boek met hymnen. Dat is gedeeltelijk bewaard gebleven. Tijdens het vierde concilie van Toledo (633) wordt het zingen van hymnen aangeprezen, waarbij verwezen wordt naar wat Hilarius en Ambrosius hadden gedaan. Hilarius had volgens Van Willigen pionierswerk verricht, Ambrosius volgde zijn voorbeeld na door ook in Milaan de hymnen in te voeren.
Een van de bewaard gebleven hymnen van Hilarius is het lied ”Lucis largitor splendide” (O schitterende en gulle Gever van het Licht). Hilarius zou het ochtendlied, dat uit negen strofen bestaat, vanuit zijn ballingschap aan zijn dochter Abra hebben gestuurd.
Van Willigen noemde het lied een „diamant en edelsteen”, onder andere vanwege het feit dat de Drie-eenheid, waarover in die dagen gestreden werd, in een lofzang terugkomt. „Schitterend en indringend eindigt deze hymne met de eer aan de Drie-enige.”
Het lied is via middeleeuwse handschriften overgeleverd, maar zonder melodie. Om het toch te kunnen uitvoeren, ging dirigente Verboom van Magnificat op zoek naar een populaire melodie van tijdgenoot Ambrosius. Tegelijk was Van Willigen onafhankelijk van haar aan de slag gegaan en had zelf een eigentijdse melodie bij Hilarius’ tekst geschreven. Beide versies klonken zaterdag in Kampen.