Petrus van Schendel, kunstenaar van het licht
De kunstschilder Petrus van Schendel (1806-1870) bekwaamde zich in kaars- en maanlichttaferelen, liefst in combinatie met (vis)markten. Hij was daarin niet de enige. Hij was daarin wel de beste. Dat hij tot de top van de Romantische School gerekend mag worden –in gezelschap van Schelfhout, Koekkoek en Springer– bewijzen de prijzen die voor zijn werk worden betaald.
Was Van Schendel Hollander of Belg? Dat zijn wieg in Breda stond, pleit ervoor hem een plaats te geven binnen het Nederlandse schilderskorps. Helemaal niet, zegt de Belg. Waar leerde hij het vak? Als knulleke van zestien zat hij al op de Antwerpse Akademie voor Schone Kunsten, waar de historieschilder Matthijs van Bree hem niet alleen leerde schilderen, maar hem ook de liefde voor geschiedenis bijbracht.
Maar, zo wordt de zuiderbuurman tegengeworpen, hij woonde toch in Rotterdam en in Den Haag, kreeg belangrijke onderscheidingen en converseerde zelfs met koning Willem II.
Ach wat, geeft de Belg terug. De Haagse medaille was slechts van zilver, maar de plak die koning Leopold I hem opspeldde was van goud. En ’t was niet voor niks dat de schilder in 1845 besloot zich in het Brusselse te vestigen, waar hij tot zijn verscheiden bleef.
Bovendien, zijn nageslacht bleef in het Belgische wonen. Cato, Anna, Betsy en Fanny hielden zich in leven met vaders erfenis en de verkoop van hemden en boorden. Julia trouwde een steenfabrikant uit Turnhout en Théodore ontpopte zich als Belgische held door een boot te ontwikkelen voor de ontdekkingsreiziger Stanley. Ja, hij reisde zelfs met hem mee naar Congo.
Ja, maar –hetgeen toch gelijk is aan nee, want– de grote doorbraak van de schilder had plaats in Den Haag, waar hij vanaf 1838 woonde. Op de chique Prinsegracht nog wel, oreert de Hollander. Via de Haagse kunsthandel ging menig doek en paneel naar de gegoede burgerij.
Dat zou wat, uiteindelijk kreeg hij weinig lof en veel kritiek, vooral op zijn religieuze werk ”De Emmaüisgangers”: hij kon zich maar beter beperken tot kaarslichttaferelen en moest zich niet willen meten met kunstenaars als Rembrandt en Rafaël, zo was de Haagse teneur. Maar in Gent en Parijs kreeg hij verschillende prijzen. Toch niet gek dat hij naar het roomse zuiden trok, waar meer belangstelling zou zijn voor zijn religieuze werken?
Ten slotte –zo geeft de Brusselaar de Hollander de nekslag– bediende Van Schendel zich eigenlijk alleen nog maar van de Franse taal. Ben je dan Belg of niet?
Petrus van Schendel heeft niet alleen een groot gevoel voor het schilderen van licht, maar ook voor de leer van het perspectief. Al op 22-jarige leeftijd behaalt hij de eerste prijs voor ‘doorzigtkunde’. Hij bekwaamt zich verder in het tekenen naar model, bouwkunde, andere vakken, maar zijn specialisme blijft toch de historieschilderkunst. Dat hij weer versmalt tot de kunst van het schilderen van licht: maanlicht, kaarslicht, lamplicht, gaslicht, (Bengaals) vuur en –op het laatst van zijn leven– elektrisch licht. Wat hij –althans in zijn oeuvre– lijkt te schuwen, is het daglicht.
Na zijn studie keert de schilder, in 1828, terug naar Breda. De echte doorbraak blijft uit en hij leeft van het schilderen van portretten. Noodgedwongen tegen een steeds lagere prijs. Zes jaar later vertrekt hij naar Rotterdam en krijgt een aanstelling als leraar bij een tekengenootschap. Langzaam wordt hij bekender en als hij in 1838 naar Den Haag verhuist, is hij redelijk welgesteld en kan zich twee dienstbodes permitteren.
De internationale doorbraak volgt pas in Schaarbeek bij Brussel, waarheen hij met zijn gezin op zijn 39e verjaardag verhuist. Hoewel hij ook andere genres schildert –religieuze werken, interieurs, historiestukken en zeegezichten– blijft hij vooral bekend als kaarslichtschilder. Van Schendel sterft in het harnas. Slechts enkele dagen voor zijn overlijden werkt hij nog aan een markttafereel. Alle nieuwe schilderstijlen liet hij aan zich voorbijgaan.
Bij zijn dood is er meer waardering van familie en vrienden dan van kunstcritici. Het zijn de nadagen van de romantiek; het impressionisme zit Van Schendel op de hielen. Het Vaderlant memoreert koel zijn „merkwaardig en uitvoerig geschilderde taferelen.” Ook de Kunstkronijk houdt zich op de vlakte. „De naam Van Schendel heeft althands den klank niet meer van voor dertig jaren. (…) Voor zover een nauwgezet, uitvoerig, fijn penseel waardering en bewondering verdienen, mag Van Schendel op deze aanspraak maken.”
Van Schendel heeft in zijn leven meer talenten waarmee hij woekert. Hij is ook uitvinder. In 1841 ontwerpt hij een verbeterde versie van het scheprad bij raderboten en bedenkt hij een variant van de archimedische schroef voor het oppompen van water. Zijn vindingen leveren hem een octrooi op voor tien jaar. Maar tot productie komt het niet.
In 1844 probeert Van Schendel koning Willem II ”een vaartuig in de lucht” voor te spiegelen. Maar de koning laat het bij het idee. Ook in zijn Belgische periode bedenkt hij nieuwigheden; hij ontwerpt een plan voor de ontginning van de Kempen. Daarmee kan het lot van minder bedeelden worden verbeterd, denkt hij. De overheid denkt anders. Hij schrijft notities, spreekt ministers uit diverse landen en neemt het op voor jonge kunstenaars en de bevordering van de kunst. Aan dovemansoren.
Als in 1848 de Februarirevolutie uitbreekt in Frankrijk schrijft Van Schendel een vlammend betoog tegen het principe van ”vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Hij pleit voor „rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid en naastenliefde.” En in het geval Frankrijk zich achter hem schaart, heeft hij ook al een nieuw belastingplan klaarliggen.
Honderd jaar duurt het voor de belangstelling voor Van Schendel en de waardering van zijn werk terug is. Zijn schilderijen zijn goud waard, zijn belastingplan is over tijd.
De schrijver Jan de Meere heeft een biografie over Van Schendel geschreven. Het is niet zijn eerste werk; er staat al een aanzienlijke lijst publicaties op zijn naam. Daaruit blijkt zijn dubbele belangstelling: voor sociologie en geschiedenis. Hij promoveerde op de economische ontwikkeling en levensstandaard in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw. Vervolgens gebruikte hij zijn kennis om diverse schilders als F. M. Kruseman, J. H. van Mastenbroek, Philip Sadée, Cornelis Springer, George Hendrik Breitner en Willem de Zwart in hun leefomgeving te plaatsen.
Bij het boek zit een cd-rom met daarop extra informatie en alle bladen uit een schetsboek van Van Schendel. Het is een waardevol naslagwerk geworden over dat beetje Romantische School dat wij in Nederland hebben gehad.
Petrus van Schendel (1806-1870) Een leven tussen licht en donker, Jan M. M. de Meere;
uitg. Primavera Pers, Leiden, 2012; ISBN 978 90 5997 131 8, 256 blz. + cd-rom met historisch materiaal; € 39,95.