Muziekles met z’n veertienen bij juf Dinie in Ermelo
Ze krijgt per week meer dan vijftig kinderen over de vloer. In groepen en individueel, voor les op allerlei instrumenten. Juf Dinie uit Ermelo: „Ik wil minderen, maar het lukt me niet. Je zegt toch geen nee als ze je vragen?”
Donderdag voor Kerst. Al om 14.00 uur heeft Dinie Heutink-Logtenberg (62) alles klaarstaan. De huiskamer van haar woning aan de Lijsterlaan is omgebouwd tot leslokaal. Vijftien lege stoelen –kussen erop, muziekstandaard ervoor– wachten op de kinderen die na schooltijd komen voor blokfluitles. Overal in de kamer is muziek: een piano, een viool op een standaard, blokfluiten in soorten en maten, twee keyboards.
Om 15.00 uur moet juf Dinie de laatste voorbereidingen treffen. In de keuken worden speciaal drinken –een mengsel van vier soorten siroop– en een koekje klaargezet. Ook een zak wokkels en een pakje Tuc worden vast tevoorschijn gehaald. „Anders duurt het uur een beetje te lang voor ze.”
Dan komen de kinderen via de garage en de serre binnen. Rustig, zachtjes. „Dat probeer ik hun ook bij te brengen. Ik heb wel eens kinderen, als ze rennend over het pad naast het huis aan kwamen stormen, het over laten doen. Dat is geen strengheid. Ik wil hun dingen bijbrengen.”
De kinderen komen van dichtbij –de Augustinusschool, de Prins Bernhardschool, de openbare school– en van verder weg: Harderwijk en Putten. „Ik heb zelfs iemand uit Oosterbeek.” Vanmiddag zijn het één jongen en dertien meisjes die samen de blokfluitgroep vormen. Ze hebben allemaal een keurig bundeltje met plastic hoesjes voor zich staan. „Daar ben ik de hele zomervakantie druk mee: kopiëren, op volgorde leggen, aan elkaar binden.”
”Komt allen tezamen” is het eerste lied. „Wat zit erin?” „Een fis.” „Ja, en waardoor wordt het een fis?” „Door het kruis.” „Goed zo. Zing de eerste regel maar eens mee: g-g-d-g-a-d.” Eén meisje heeft een tenorblokfluit, waarmee ze de tweede stem speelt.
Bij ”Stille nacht” komt het keyboard eraan te pas. Een voorgeprogrammeerde begeleiding speelt met de kinderen mee, juf Dinie dirigeert en zingt een tweede stem. „Wie probeert de derde stem mee te doen?” Zelf stapt ze halverwege achter de piano om mee te spelen.
Iedereen krijgt een nieuw blad met muziek: ”Alzo lief had God de wereld”. „Hoe weten wij dat God de wereld liefhad?” „Omdat Hij Zijn Zoon gegeven heeft.” „Heel goed. Wat zit erin?” „Een mol.” „Ja, die maakt dat de b een bes wordt. En let op de vlaggen bij de eerste twee noten: die moeten sneller. Laten we eerst maar even op noten zingen.”
Om kwart over vier komt de eerste moeder binnenstappen. Ze mag op de bank toekijken. Pas na halfvijf, als tot slot het Wilhelmus tweestemmig geklonken heeft, is de les voorbij. „Jullie hebben twee weken vakantie.” „Ah”, zegt een kind teleurgesteld.
Ook uit kaarten die juf Dinie laat zien, is duidelijk dat de kinderen het uurtje muziekles op prijs stellen. „Bedankt, juf Dinie. Ik heb veel geleerd en het was altijd erg gezellig”, schrijft een meisje. „U was ook altijd erg enthousiast.”
Nieuwsgierig
Dat enthousiasme dateert van meer dan dertig jaar geleden, vertelt juf Dinie. Al 36 jaar leidt ze de zondagsschool en de kindernevendienst in de plaatselijke hervormde gemeente. „Ik was dus al juf Dinie toen ik 32 jaar geleden het eerste kind muziekles ging geven. Inmiddels weet heel Ermelo wie juf Dinie is. Op de fiets word ik regelmatig toegeroepen: „Juf Dinie!” Ik weet niet altijd wie het is, want door mijn ene oog zie ik heel wazig. Maar ik zwaai altijd. Inmiddels heb ik de kinderen van mijn eerste blokfluitleerlingen op les. Soms kom ik namen van oud-leerlingen in de concertagenda’s tegen.”
Vroeger zag ze elke week zo’n honderd leerlingen. In groepen, of individueel. „Ik heb tijden gehad dat ik elke dag na school een groep van twaalf had, terwijl ’s avonds de losse leerlingen kwamen. Mijn eigen drie kinderen vonden dat nooit een probleem. Nu komen hier per week 56 leerlingen. Eigenlijk wil ik minderen met de grote lesgroepen. Maar ik kan moeilijk weigeren. Als ze je vragen, zeg je toch geen nee?”
Juf Dinie is grotendeels autodidact. Juf is ze niet van professie, musicus ook niet. „Ik ben ziekenverzorgster geweest; mijn man is in de gezondheidszorg werkzaam gebleven. Toen ik zwanger was van onze eerste, ben ik daarmee gestopt. Mijn vader heeft me als kind in Oene op het orgel de eerste beginselen bijgebracht, later heb ik nog drie maanden orgelles gehad. Het blokfluiten heb ik mezelf aangeleerd. Ik ben nieuwsgierig, daarom ging ik aan de hand van een boekje uitpluizen hoe het werkt. Later deed ik dat ook met de dwarsfluit. Onlangs wilde mijn kleindochter viool leren spelen. Toen heb ik er zelf ook maar één gekocht. Om de week ga ik voor vioolles naar iemand toe.”
Inmiddels kloppen ouders voor allerlei lessen bij juf Dinie aan: piano, orgel, keyboard, dwarsfluit, altblokfluit. De groepsgewijze lessen zijn min of meer uit de nood geboren. „Anders kan ik al die leerlingen niet bergen.” Wie niet mee kan komen, kan individueel op les komen. Na anderhalf jaar krijgen de groepsleden een getuigschrift. Wie dan nog verder wil, kan bijvoorbeeld op de dwarsfluit overstappen. „Soms stuur ik ze door naar mijn dochter, die dwarsfluitdocent is.”
Voor het geld doet juf Dinie het niet. „Als ik alles zou berekenen, kan het niet uit. Mijn drijfveer is dat ik graag iets door wil geven. En ik zie hoe goed muziek voor kinderen is. Soms kunnen ze op school niet meekomen, terwijl ze hier wel presteren. Ik vind het heerlijk dat ik daaraan kan bijdragen. Iedereen is bij mij welkom.”
Er komen ook kinderen die geen kerkelijke achtergrond hebben. „Door de christelijke liederen die we hier fluiten, kun je dan ook iets meegeven over de inhoud van de Bijbel. Er zijn ouders op die manier weer naar de kerk gegaan.”
Soms vormt ze groepjes leerlingen waarmee ze optredens geeft. Vroeger veel vaker dan nu: op Goede Vrijdag, voor Woord en Daad, in instellingen en rusthuizen. „Nu doe ik dat alleen nog hier in woonservicecentrum De IJsvogel. Het is mooi om mensen op deze manier iets mee te geven. Ik kan er nog niet mee stoppen.”