Christelijk geloof gebaseerd op historische feiten
Kun je historisch bewijzen dat Jezus echt heeft geleefd? En is er bewijs voor al die andere personen en situaties in de Bijbel?
Het korte antwoord op de bovenstaande vraag is dat we natuurlijk niet alles uit de geschiedenis kunnen bewijzen, maar dat het christelijk geloof wel degelijk op historische feiten is gebaseerd. In dit artikel bespreek ik enkele van die feiten, waarbij ik mij beperk tot het Nieuwe Testament.
Eerst iets over de Heere Jezus Zelf. Er zijn nog steeds mensen die zich afvragen of Jezus wel echt heeft geleefd. Het is echter gewoon dom en onwetenschappelijk om te ontkennen dat Hij een historisch persoon is. De oudste teksten die Hem noemen –de brieven van Paulus– dateren van slechts twintig tot dertig jaar na Zijn leven op aarde. Er is dan ook geen twijfel over dat Jezus degene is Die aan de basis staat van de christelijke kerk, een beweging die alleen verklaard kan worden als het resultaat van Zijn levenswerk. Ook niet-christelijke geschiedschrijvers uit de eerste eeuw, zoals Josephus en Tacitus, weten dat.
Als Jood was Josephus niet erg geïnteresseerd in Jezus, maar dat maakt zijn woorden des te geloofwaardiger. Hij vermeldt dat Jezus een goed mens was en vele volgelingen had; hij weet dat Pilatus Hem liet kruisigen en dat Zijn volgelingen geloven in Zijn opstanding. Daarom zien velen Hem als de Messias – ook al denkt Josephus dat zelf niet (”Oude Geschiedenis van de Joden” 18:63-64). Ook andere Joden ontkennen nooit het bestaan van Jezus als zodanig, ook al geloven zij niet in Hem.
De Romein Tacitus is negatief over de Joden en nog meer over de christenen, die hij ziet als een verwerpelijke sekte. Hij vertelt hoe keizer Nero de christenen de schuld gaf van de brand in Rome in het jaar 64, en voegt daar terloops aan toe dat de naamgever van de christenen tijdens de regering van keizer Tiberius door de landvoogd Pontius Pilatus ter dood is gebracht. Het bestaan van Jezus is voor hem een simpel feit (”Annalen” 15.44).
Dat geldt ook voor de heidense redenaar en satiricus Lucianus van Samosata. Op twee plaatsen in zijn satirische boek ”De dood van Peregrinus” (par. 11 en 13) verwijst hij naar Jezus als een mens die in het land Israël werd gekruisigd. Niet alleen het leven van de Heere Jezus, maar ook het feit van Zijn vroege, gewelddadige dood is dus boven twijfel verheven.
Beenderenkist
Heel dicht bij de tijd van Jezus staat een beenderkist die in 2002 aan het licht kwam. In de eerste eeuw gebruikten de Joden beenderkisten om hun doden, een jaar na de eerste begrafenis, permanent bij te zetten. Op de betreffende beenderkist staan de woorden ”Jakobus zoon van Jozef broer van Jezus”. Op de meeste andere beenderkisten staat alleen de naam van de overledene, of die van de persoon en zijn of haar vader. Een beenderkist met de naam van een broer erop is uniek. Werd die naam erbij gebeiteld omdat deze broer zo bekend was?
Het heeft er alle schijn van dat deze beenderkist werd gebruikt voor Jakobus, de broer van Jezus. Geleerden en juristen hebben tijdens een jarenlange rechtszaak in Jeruzalem geprobeerd aan te tonen dat de inscriptie vals is, maar dat is niet gelukt. Als hij echt is, hebben we hier het oudst bewaarde voorwerp dat melding maakt van de Heere Jezus. Jakobus werd in het jaar 62 vermoord door de Joden en zijn beenderkist zou dus uit het jaar 63 moeten stammen.
Lukas
Dan iets over de oudste gemeenten. De boeken Lukas en Handelingen komen van dezelfde schrijver; hij onthult zijn naam niet maar de traditie van de kerk vertelt ons dat hij Lukas heette. Deze Lukas was een uitstekende historicus. We zien dat in zijn eerste boek, het evangelie. Zeer waarschijnlijk heeft hij Markus hierbij als bron gebruikt. Lukas reorganiseert de tekst van Markus, hij verkort lange verhalen en hij voegt heel veel materiaal toe. Maar de strekking van het verhaal en de feiten waarop het is gebaseerd, verandert hij niet. Hij presenteert een stevige claim in Lukas 1:1-4, namelijk dat hij zich baseert op betrouwbare bronnen en ook zelf onderzoek heeft gedaan, en hij maakt die ook waar.
Bij het schrijven van het tweede boek, de Handelingen van de apostelen, heeft Lukas waarschijnlijk ook allerlei bronnen voor de hoofdstukken 1-15 gebruikt. Hij was immers geen ooggetuige van de gebeurtenissen die hij daar beschrijft. Die bronnen hebben wij niet meer, maar we mogen aannemen dat hij ze net zo zorgvuldig behandelde als hij met Markus omging. Tijdens Paulus’ gevangenschap in Caesarea in de jaren 57-59 was Lukas waarschijnlijk in Judea, zodat hij alle tijd had om te spreken met de nog levende ooggetuigen van de Pinksterdag en wat daarna was gebeurd. Ook waren er toen natuurlijk nog ooggetuigen van Jezus’ optreden op aarde in leven. De wij-vorm in Handelingen 21:17-18 en 27:1-2 suggereert heel duidelijk Lukas’ aanwezigheid tijdens deze hele periode.
Onbekende titels
Het hele boek Handelingen heeft een goede reputatie bij historici en geldt zelfs als een belangrijke bron van informatie over Klein-Azië (nu Turkije) in de eerste eeuw. Als onderdeel van het verhaal noemt Lukas bijna terloops allerlei plaatsen en personen, met verschillende titels zoals stadhouder of proconsul (Hand 13:7), hoofden (leiders) van de synagoge (13:15), oversten (bestuurders) en hoofdmannen (magistraten; 16:19-20). Iemand met een oppervlakkige kennis van de situatie zou deze titels gemakkelijk door elkaar hebben kunnen halen, temeer omdat ze in de loop van de tijd regelmatig veranderden. Maar steeds wanneer we andere, seculiere bronnen naast Handelingen hebben, blijkt Lukas exact de juiste titels te hebben gebruikt.
Lange tijd dacht men dat Lukas het verkeerd heeft in het geval van de leiders in Thessalonica, die hij aanduidt als ”politarchen” (oversten der stad). Maar later zijn bij opgravingen in de stad diverse inscripties gevonden die melding maken van vijf politarchen als stadsbestuurders.
Dit zijn allemaal kleine details die met elkaar laten zien dat Lukas geen feiten verzon maar doorgaf. Voor het oudste christendom als geheel geldt hetzelfde: het berust op feiten. Niemand kan heen om de historische persoon Jezus en de beweging die door Hem werd gesticht. Dit betekent nog niet dat iedereen ook in Hem zal geloven – maar zulk geloof is wel gebaseerd op feiten.
Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp
Paul Barnett, Historische zoektocht naar Jezus (Zoetermeer: Boekencentrum, 1998)
Jakob van Bruggen, Christus op aarde. Zijn levensbeschrijving door leerlingen en tijdgenoten (CNT; Kampen: Kok, 1987)
John van Eck, Handelingen. De wereld in het geding (Commentaar op het Nieuwe Testament; Kampen: Kok, 2003)
Flavius Josephus, De Oude Geschiedenis van de Joden, drie delen, vertaald door F. J. A. M. Meijer en M. A. Wes (Baarn, 1997-1998)
Craig Evans en Tom Wright, De laatste dagen van Jezus. Wat echt gebeurde (Kampen: Kok, 2010)
Hemer, C. J., The book of Acts in the setting of Hellenistic history; red. C. H. Gempf (Tübingen: Mohr, 1989)