Cultuur & boeken

Het stoeltje waar Erasmus niet op zat

Erasmus verbleef als jongeling in een klooster bij Gouda. Op het perceel aan de Steinsedijk wordt nu een kaasboerderij gerund. Slechts een enkel spoor verwijst naar Neêrlands grootste humanist.

Jan-Kees Karels
23 July 2012 09:17Gewijzigd op 14 November 2020 22:17

Bij het begin van het pad staat een informatiebord: voorbijgangers zullen zelf niet bedenken dat hier het klooster stond waar Erasmus boeken en brieven schreef. Een stevig briesje waait door de bomen. De koeien en schapen verspreiden hun geur. Vanuit de verte strooit een carillon zijn klanken uit over het landschap.

Onder de grond liggen de resten van het klooster Emmaüs, waar de jonge Erasmus verbleef in de jaren 1488-1493. Hier schreef hij zijn declamatio (oefen­speech) en ”De contemptu mundi”, een pleidooi voor het kloosterleven. Hij noemde de plek „zo stinkend en ongezond, dat er amper koeien, laat staan een mensje zo teer als ik, kunnen aarden.”

Kaasboerderij ’t Klooster was onlangs het eindpunt van de jaarlijkse Ezelstocht, georganiseerd door het Erasmus Genootschap Gouda (EGG). Dit werd in 2005 opgericht om Erasmus en zijn relatie met Gouda bekendheid te geven.

Moderne devotie

Op zaterdagmorgen om elf uur verzamelen zo’n vijftien deelnemers zich bij de Erasmusbuste in het Vroesenpark achter de Goudse Janskerk, paraplu’s en regenpakken in de aanslag. Detail: de Goudse museum­directeur Jan Schouten vond de buste ooit terug als vogel­verschrikker in de rijstvelden van Suriname. Tot voor kort stond hij verstopt achter een bushalte aan de Agnieten­kapel. De eerste grote daad van het Erasmusgenootschap was de verplaatsing ervan naar de huidige ereplek.

Het plan is om op de fiets langs enkele Goudse Erasmusplekken te rijden, en daarna over de IJsseldijk koers te zetten naar de kaasboerderij.

Genoot Carolyt Koops presenteert zich als Margaretha Goudana, moeder van Erasmus. Ze gaat gekleed in de dracht van die tijd: lang gewaad met kap. „Hoe langer je rok is, hoe meer van stand je bent. Vrouwen die met hun voeten in de modder werken, kunnen geen lange rok gebruiken”, licht ze toe. Zelf schreef Erasmus dat lange slepen voor vrouwen belachelijk zijn, en voor mannen onfatsoenlijk. „Of kardinalen en bisschoppen ze kunnen dragen, laat ik aan andermans oordeel over.”

Voordat de deelnemers op de fiets stappen, vertelt Wil Arts, voorzitter van het genootschap, over het klimaat waarin Erasmus opgroeide. De beweging van de moderne devotie vond in Gouda veel aanhang. Het klooster Emmaüs in Stein was door de vroomheidsbeweging beïnvloed. De nadruk lag op het innerlijk geloofsleven, in plaats van op de uiterlijke rituelen van de kerk.

Verborgen in de bodem

Op de plek waar boerin Anita Bouwman kaas en karnemelk verkoopt, werd in het jaar 1419 het klooster Emmaüs gesticht door monniken van de derde orde van Sint-Franciscus. Het huis dat zij aan de Spieringstraat in Gouda bewoonden, was te klein. Zij kregen van Jan de bastaard van Blois „oorloff ende consent te wonen in sijn heerlickye van Stein om te funderen ende op te rechten een clooster van geestelicke persoonen ter eeren ende te loven Gods ende om der zielen salicheit.”

Erasmus verbleef er van 1488 tot 1493. Het klooster werd in 1549 door brand verwoest. Met de stenen van het afgebrande klooster werd de hofstede Kloosterstein gebouwd. Toen die in 1900 afbrandde, verrees er in 1903 de huidige kaas­boerderij ’t Klooster.

Marcel van Dasselaar, lid van de archeologische vereniging Golda, zegt dat de enige afbeelding uit 1520 dateert. „In de jaren dertig van de vorige eeuw heeft de Goudse historicus 
J. H. Carlier onderzoek gedaan en een overzichtskaart van het terrein gemaakt.” Zo liggen de funderingen en restanten al eeuwenlang verborgen in de bodem. Maar Van Dasselaar weet de plekken wel te vinden. In het gras naast de oprijlaan bijvoorbeeld, waar stukken bentheimersteen zijn gevonden. Van deze steensoort is de Goudse Janskerk ook gebouwd, licht hij toe. „Waarschijnlijk is dit onderdeel geweest van het poortgebouw, de toegang tot het klooster. Langs het water, tot aan de dijk, heeft waarschijnlijk een muur gelopen.”

De boer zelf vond hij bij het graven van een sleuf achter de boerderij menselijke botten, die hij in een grote kuil voor de boerderij heeft herbegraven. In de tuin van de boerderij ligt een natuurstenen zuil, onmiskenbaar een restant van het klooster. Dergelijke zuilen vonden vooral toepassing als dragers van keldergewelven. Nu staan er een plantenbakje en een verroest metalen kipje op.

Stoeltje

Op de kaasboerderij worden de deelnemers ontvangen in de Erasmuskamer. Onder het genot van pannenkoeken en melk en karnemelk filosoferen ze over Erasmus. Een schrijvers­museum mag deze kamer niet genoemd worden: slechts enkele objecten herinneren aan de grote humanist. Die objecten hebben meer te maken met 
de manier waarop Erasmus wordt herinnerd dan met de man zelf.

Er is een ornament met een wapen te zien, waarvan de betekenis en de herkomst onduidelijk zijn. Aardig is de ”kinder­stoel van Erasmus”, sinds generaties in bezit van de bewoners. De stoel, compleet met ‘poepgat’ en gemaakt in vroegrenaissancistische stijl, werd in de jaren dertig door de stad Gouda naar voren geschoven als bewijs voor de Goudse afkomst van de geleerde. In 1936 was de stoel bij de herdenking van Erasmus’ 400e sterfjaar te zien op de Erasmusexpositie in de Goudse boterhal.

Ook de herdenkingssteen uit 1936, ingemetseld in de muur van de kaaskamer, herinnert aan deze tijd: ”Hic domicilium habuit Erasmus, 1488-1493” – In dit huis woonde Erasmus. Niemand minder dan de toenmalige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, J. R. Slotemaker de Bruïne, was bij de onthulling aanwezig. Verder hangt er een houten wandschild dat de kloosterpoort zou hebben gesierd.

Onder het maal praten de gasten over feiten en mythevorming, over de geboorteplek van de humanist –Rotterdam of Gouda–, en tafelmanieren in de zestiende eeuw, waarover Erasmus ook schreef. Zo vond hij het ongepast om je vette handen aan de vacht van de hond af te vegen.

Dit is het tweede deel in een serie over kleine schrijversmusea. Over twee weken: Willem Sluiter en Eibergen.
www.koeenkaas.nl/klooster.htmlwww.erasmusgouda.nl
www.rd.nl/schrijversmusea


„Waar mijn boeken zijn, daar voel ik me thuis”

Het fenomeen Erasmus: hoe een ziekelijk jongetje uit een onwettige verbintenis een groot letterkundige wordt.
In Rotterdam kom je zijn naam overal tegen: de universiteit, het academisch medisch centrum, het gymnasium, de brug. Maar wie de man precies was? Uit een onderzoek uit 2003 kwam naar voren dat 65 procent van de Rotterdammers dacht dat hij de architect van de Erasmusbrug was. Slechts een minderheid wist te melden dat hij een invloedrijk geleerde was in de vroege zestiende eeuw.

In 2005 raakten de gemoederen onder geschiedenis­liefhebbers verhit over de vraag waar Erasmus was geboren: in Rotterdam of in Gouda. Vanuit Gouda werd stellig beweerd dat niet Rotterdam, maar Gouda de geboorteplaats was geweest. Deze pretentie berust op een aantekening met de mededeling van iemand die de Goudse dokter Reinier Snoy (ca. 1477-1537) dat had horen zeggen. Er staat: „ik (Snoy) weet namelijk zeker dat hij (Erasmus) in Gouda is geboren, zij het dat hij in Rotter­dam is opgevoed.”

Tegenover de Goudse opvatting staat het feit dat Erasmus zichzelf altijd aanduidde als Roterodamus, en ook anderen betitelden hem als zo­danig. Vanaf het moment dat zijn werk in druk verscheen, noemde Erasmus zichzelf naar Rotterdam. En dat ondanks het feit dat hij na zijn kleuterjaren niets meer met Rotterdam te maken heeft gehad.

Geen van de claims kan on­omstotelijk bewezen worden, want een officiële registratie van Erasmus’ geboorte, bijvoorbeeld de aantekening in een doopregister, is niet voorhanden.

Constantia

Erasmus heette eigenlijk Gerrit Gerritszoon. Hij komt ter wereld als tweede zoon uit de relatie van de Goudse priester Gerardus Heleye en diens huishoudster Margaretha Rutgeri, dochter van een chirurgijn uit Zevenbergen. Zijn eerste vier levensjaren brengt hij door in Rotterdam. Daarna vertrekt hij naar Gouda, Utrecht, Deventer en Den Bosch om naar school te gaan. Vervolgens wordt hij kloosterling in het klooster Emmaüs bij Gouda, waar hij in 1492 tot priester wordt gewijd. Drie jaar later vinden we hem in Parijs om theologie te studeren. De rest van zijn leven bevindt hij zich overwegend in het buitenland en wijdt hij zijn tijd aan studeren.

Hoe kijkt iemand die zo veel heeft gereisd aan tegen zijn vaderland? In Erasmus’ ogen doet het er helemaal niet toe waar iemand is geboren, schrijft dr. Jan van Herwaarden in een interessante bijdrage over Erasmus en zijn vaderland (tijdschrift Tidinge van die Goude, jaargang 24, nummer 4, oktober 2006). „Het is ijdelheid van een stad of streek zich erop te beroemen iemand te hebben voortgebracht die elders door zijn eigen inspanningen en niet door de steun van zijn vaderland beroemd is geworden.”

Een bekende uitspraak van Erasmus luidt: „Waar mijn boeken zijn, voel ik me thuis”. De uitspraak staat in een brief waarin de humanist het heeft over de wenselijkheid van ”constantia”. Dit Latijnse woord betekent bestendigheid, kalmte, gemoedsrust, maar kan ook, aldus Van Herwaarden, in de concrete context opgevat worden als plaatsgebondenheid. Wat verdient de voorkeur: opereren vanuit een vaste woon- en verblijfplaats, of mobiliteit?

Erasmus bespiegelt die vraag als er druk op hem wordt uitgeoefend zich in het Zwitserse Basel te vestigen. Daar immers worden de grote boeken van die tijd gedrukt en uitgegeven. In deze context schrijft hij: „Ik ben van mening dat ik daar mijn woonplaats heb, waar ik mijn bibliotheek heb en waar wat meubilair aanwezig is.” Als het algemeen belang tot verhuizen dwingt, is beweeglijkheid geen verkeerde zaak.

De lofwaardigheid van plaatsgebondenheid dan wel mobiliteit hangt onlosmakelijk samen met ’s mensen levenstaak. Nog een keer de meester zelf: „Het is geen deugd om lang op dezelfde plaats te zijn gebleven, maar om prijzenswaardig te hebben geleefd.” (…) „Johannes de Doper is nooit buiten Judea geweest, Christus heeft nauwelijks de grenzen daarvan geraakt. Toch veroordelen we geenszins de beweeglijkheid der apostelen die de hele wereld zijn rondgetrokken. Niemand veroordeelt de zwerftochten van Hilarion omdat Paulus van Thebe nooit zijn spelonk heeft verlaten.” Zijn opvattingen over beleefdheid en hygiëne verraden de mobiele Erasmus. Hij ergert zich vreselijk aan viezigheid en onbehouwen manieren in kloosters en herbergen. Toppunt van beschaafdheid is volgens hem dat de ware welgemanierde niet bekrompen vasthoudt aan de gebruiken van het eigen milieu, maar zich –geheel onopvallend– aanpast aan de omgeving waarin hij verkeert.

Meer over
Schrijversmusea

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer