Mannen uit Nieuwleusen zingen al jaren psalmen en Hazeugezangen
NIEUWLEUSEN – Klaas Reurink slaat bij elke nieuwe regel met een oeroud, door wormen aangevreten hamertje op tafel. Hij is voorzanger van de Psalmen- en Hazeuzangers Nieuwleusen en Omstreken.
Vroeger waren er meer groepen zingende mannen. Nu bestaat alleen de groep van de 76-jarige Reurink nog, vijftien man sterk. Ze zingen driestemmig, vroeger vierstemmig. Eén stem is letterlijk uitgestorven.
De Psalmen- en Hazeuzangers Nieuwleusen en Omstreken zingen dinsdagavond in de Museumboerderij in Staphorst. Het is een zeldzaam optreden op de deel van de hoeve. De heren zingen niet vaak meer buiten de deur. Als ze het doen, is het optreden gratis toegankelijk. De zangers blieven wel een kopje koffie. Dan houden de stembanden het twee uur vol.
Sinds jaar en dag was het een gebruik onder de boeren rond Dalfsen en Zwolle om regelmatig in een huiskamer bijeen te komen om a capella stichtelijke liederen te zingen. Het ging om psalmen op de oude berijming en Hazeuliederen. In 1919 startten de heren met hun club, die op het hoogtepunt dertig leden telde. De mannen –vrouwen mogen niet zingen, wel luisteren– kwamen uit de hele regio, van Genemuiden tot Hardenberg.
De kleine hamer, nog immer in de handen van de voorzanger, maakte het allemaal mee. De kop is al een keer op de steel gelijmd, een aanval van wormen is door een spray tot staan gebracht. Tikken op tafel gaat nog best. „Vroeger hoorde er ook nog een plankje onder”, weet voorzanger Reurink.
Reurink is al 25 jaar Hazeuzanger. Een jaar of zes heeft hij de hamer nu in handen. Een dirigent mag je hem niet noemen, baas of voorzitter evenmin. Voorzanger is hij. Een soort voorzitter, maar dan anders.
Repeteren doen de zangers tweewekelijks in een zaaltje van de Ontmoetingskerk in Nieuwleusen. Rond de tafel zitten ze dan. Ze galmen, terwijl Reurink eerst voorzingt en vervolgens de maat van elke zin afhamert. Op straat kun je hen horen zingen, langzaam en gedragen.
Het meest zingen ze uit de bundel van Johannes Corneliszoon Hazeu (1754-1835). Hij was een boekdrukker die een groot aantal godsdienstige boeken voor volwassenen schreef. Zijn vierstemmige ”Stichtelijke Liederen voor huisgezinnen en gezelschappen der Christenen” zijn tot op heden bewaard gebleven.
„Ik heb nu voor mijn zonden, mijn schuld zo eind’loos groot een Middelaar gevonden, een rein Natuurgenoot”, zo luiden de eerste regels van Lied 20 uit de bundel van Hazeu. „Ik vind dit een van de mooiste gezangen”, zegt Reurink. „We willen niet alleen mooi zingen, we vinden de boodschap ook belangrijk. Er gaat ook wel eens wat fout. Dan beginnen we opnieuw. We zijn maar amateurs.”
Rond Nieuwleusen waren vroeger drie groepen zangers actief. Vierstemmig klonken de liederen over de velden, begeleid door het getik van de hamer. Als de boerenknechten ’s avonds naar huis gingen, zongen ze ten afscheid nog een mooi lied. Ze galmden zelfs heen en weer over het water en de weilanden, zo meldt een publicatie uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
Met vijftien zangers wordt het wat krap, maar de liederen van Hazeu leven nog altijd voort. De heren gaan wel met hun tijd mee. Sinds kort hebben ze zelfs een website. Reurink: „Misschien kunnen we op die manier nieuwe leden krijgen.”