Gerestaureerde orgel Der Aa-kerk klinkt weer als een klok
Het gonst in de orgelwereld, want het beroemde instrument in de Groningse Der Aa-kerk klinkt weer na vijftien jaar stilzwijgen. Organist Peter Westerbrink krijgt zelfs reacties uit Amerika en Japan. „Pijpen die vroeger stonden te wauwelen, doen nu volop mee.”
Het is misschien een kleinigheid, maar het onderstreept wel de faam van het Schnitgerorgel. ”Orgeln der Der Aa-kerk” vermeldt Google Maps. Van de nabijgelegen Martinikerk wordt enkel de naam genoemd, terwijl in deze kerk ook een prachtig historisch instrument staat. Volgens Peter Westerbrink, organist van de middeleeuwse Der Aa-kerk, kijkt menigeen reikhalzend uit naar 14 oktober, de dag waarop het gerestaureerde orgel na jaren stilzwijgen in gebruik genomen wordt. Het vormt ook de start van ”Schnitgers Droom”, een twee weken durend festival met concerten, tentoonstellingen, theatervoorstellingen en een symposium.
Westerbrink noemt elementen die aan de wereldfaam van het instrument bijdroegen: „Na de Tweede Wereldoorlog kwam de oudemuziekbeweging op met mensen als Klaas Bolt en Harald Vogel. Zij beschouwden het instrument van de Der Aa-kerk als het meest ideale orgel om Noord-Duitse barokmuziek te vertolken. We kunnen ons dit nu niet goed meer voorstellen, maar destijds waren er weinig instrumenten in de provincie Groningen die zich met het Der Aa-kerkorgel konden meten. Onder andere omdat ze nog niet gerestaureerd waren. Radio Bremen maakte veel opnamen in de Der Aa-kerk en organisten die deelnamen aan het orgelfestival in Haarlem kwamen hier langs om te concerteren. Ook de inspanningen van mijn voorganger Johan van Meurs moeten genoemd. Hij heeft het orgel sterk gepromoot, onder meer via de circa 1000 leerlingen die hij tijdens zijn leven opleidde.”
Barokmuziek op een instrument waarover een 19e-eeuws sausje ligt, zoals iemand eens opmerkte? „Inderdaad, dat is een raadsel. Het orgel bezit geen oude stemming, klopt qua dispositie niet en was berucht vanwege de zware speelaard waardoor fijne nuances lastig te realiseren zijn. En toch, de klank is zó mooi, zó karakteristiek; ik herken hem uit duizenden. Dit orgel heeft wat veel instrumenten missen: elke stem is een eenheid, een grootheid. Het rugwerk, de oude Schnitgerkern, klinkt zowel intiem en breekbaar als stevig en prominent. De klank is kleurrijk en beweeglijk. Het hoofdwerk klinkt voornaam en ingetogen.”
Het drieklaviers Der Aa-kerkorgel wordt in 1702 door Arp Schnitger gebouwd voor de Groningse Academiekerk. In 1815 verhuist Timpe het instrument naar de huidige standplaats. Vijftien jaar later vervangt hij het borstwerk door een bovenwerk. Van Oeckelen brengt in 1858 belangrijke wijzigingen aan. Zo voegt hij de nodige registers toe aan het hoofdwerk en het pedaal. Klaas Doornbos vervangt op zijn beurt in de twintigste eeuw verschillende stemmen. In verband met de restauratie van de kerk wordt het orgel in 1977 gedemonteerd. In 1990 volgt de opbouw door Reil. Zeven jaar later slaat de orgelbouwer uit Heerde het orgel alweer op vanwege de slechte technische staat.
Onvrede over het restauratieplan zorgt vervolgens voor een stroom bezwaarschriften –zelfs uit Australië–, de oprichting van de Stichting tot Bescherming van het hoofdorgel in de Der Aa-kerk, hoorzittingen en het inroepen van de wijsheid van de rechter. Uiteindelijk verdwijnen op verzoek van de rechter alle plannen en bezwaarschriften in de prullenbak.
Op advies van de gemeente Groningen wordt in 2004 een begeleidingscommissie samengesteld, die bestaat uit Peter van Dijk als vertegenwoordiger van de Stichting Der Aa-kerk Groningen, Harald Vogel, die de bezwaarmakende Stichting tot Bescherming van het hoofdorgel in de Der Aa-kerk en de Stichting Groningen Orgelland vertegenwoordigt, en bezwaarmaker Ab Gramsbergen. De juriste Els Swaab treedt op als voorzitter en mediator. De aanpak werkt. Partijen die lijnrecht tegenover elkaar stonden, werkten volgens Peter van Dijk harmonieus samen en kozen uiteindelijk voor een aangepaste versie van het plan voor een conserverende restauratie dat al in 1995 was gemaakt. Hij begeleidde als adviseur de restauratie.
Westerbrink reageert opgelucht op het resultaat. „Zelfs wanneer je conserveert, kan de klank veranderen door het schoonmaken van de pijpen en het verrichten van noodzakelijke kleine reparaties. Dat was mijn grootste angst, maar gelukkig bleef de oude klank bewaard. Ik heb het Der Aa-kerkgevoel weer terug.”
De organist werd ook verrast. „De 19e-eeuwse toevoegingen die vroeger stonden te wauwelen, doen nu volop mee. Overigens werd dit pijpwerk sinds de jaren vijftig vrijwel altijd genegeerd tijdens concerten en bij opnamen. En vervolgens slecht onderhouden. Je kreeg het gevoel dat het derde klavier net zo goed gesloopt kon worden. Gelukkig is het dogmatische denken verdwenen. Spelers gaan weer uit van de orgelklank zelf en oordelen niet op basis van een dispositie op papier.”
Westerbrink kruipt achter de klavieren om te laten horen wat hij zo mooi vindt aan het orgel waarvan hij sinds 1992 vaste bespeler is. Een keur aan klanken trekt voorbij: het rugwerkplenum, prestanten, fluiten, tongwerken. En het moet gezegd: de karakteristieken van dit instrument maken grote indruk én het orgel klinkt als een klok. De speelman roemt het werk van Jan Koelewijn van Reil. „Hij heeft zelfs van de slappe Mixtuur van Doornbos een volwaardig register weten te maken. Met name het bovenwerk en de hoofdwerkregisters van Van Oeckelen zoals de Cornet en de Trompet 16’ hebben mij verrast. Het bovenwerk van Timpe laat weer zijn vroeg-19e-eeuwse klankwereld horen. Op de nieuwe cd ”Return of the Queen” speel ik de Derde sonate van Ritter uit 1855. Qua registratie heb ik geen enkele concessie hoeven doen. Opvallend genoeg zijn de 19e-eeuwse registers uitstekend met de oude orgelkern te combineren.”
De musicus hoeft niet lang na te denken over zijn top drie. „Op nummer één de Dulciaan van het rugwerk, een register dat vaak in nieuwe orgels is gekopieerd. Op twee het rugwerkplenum met 16’, 8’, 4’ en de Scherp, een geweldige oude klankwereld. Als nummer drie de 17e-eeuwse Octaaf 8’ van het hoofdwerk, die zo vocaal klinkt alsof er een koor staat de zingen. En als toevoeging de fluiten van het hoofd- en rugwerk. Ik kan daar uren op blijven spelen.”
Het instrument van de Der Aa-kerk mag dan in de volksmond een Schnitgerorgel heten, Westerbrink durft niet te zeggen dat we in de vroegere schipperskerk de ware Schnitger ontmoeten. „Elk instrument van deze bouwer klinkt anders. Vrijwel alle Schnitgerorgels zijn betrekkelijk kort na de bouw gewijzigd. Ik begrijp dat, want hoewel het dankzij de vulstemmen een en al schittering was, viel er niet bij te zingen. Datzelfde geldt ‘mijn’ Schnitger- Freijtagorgel in Noordbroek, al zullen sommigen zo’n opmerking als vloeken in de kerk beschouwen. De Mixtuur biedt wel helderheid, maar mist voldoende grond, terwijl je juist basis nodig hebt voor de samenzangbegeleiding.”
De Groninger laat op het Aa-kerkorgel horen wat hij bedoelt. „Bij het spelen van een psalm met 18e-eeuwse registers vind ik dit instrument te klein, maar met de toevoegingen van Van Oeckelen klinkt het stevig genoeg.”
Van de begeleidingsfunctie zal weinig gebruik worden gemaakt, want sinds de jaren zeventig vinden geen erediensten meer in de gotische kruisbasiliek plaats. Tentoonstellingen, diners, beurzen en concerten zijn ervoor in de plaats gekomen. „De Stichting Der Aa-kerk zal het gerestaureerde orgel in elk geval de nodige ruimte bieden”, weet Westerbrink. „Het instrument zal menigeen verrassen. Harald Vogel is bijvoorbeeld lyrisch over het resultaat.” www.schnitgersdroom.nl voor informatie over het gelijknamige festival.
Veroveren
„Het orgel is een taaie rakker gebleven, die veroverd moet worden. Ook al is de speelaard binnen de bestaande kaders met succes geoptimaliseerd”, zegt Peter van Dijk. Hij was als adviseur en lid van de begeleidingscommissie betrokken bij de door Reil uitgevoerde conserverende restauratie van het orgel in de Der Aa-kerk in Groningen. Hij benadrukt dat de andere commissieleden, Ab Gramsbergen en Harald Vogel, hem actief met raad en daad hebben bijgestaan en dat de samenwerking met de orgelmakers voortreffelijk was.
Van Dijk: „De begeleidingscommissie paste het plan voor een conserverende restauratie uit 1995 aan, mede aan de hand van aanbevelingen uit een TNO-rapport. Van Oeckelen verwijderde in 1857/58 de achterwand van het hoofdwerk, wat voor constructieve problemen zorgde. Die instabiliteit is verholpen door diverse verstevigingen aan te brengen. Dit vergroot ook de betrouwbaarheid van het functioneren van de mechaniek.”
Uiterlijk is nauwelijks te zien dat het instrument is aangepakt. Kenners zullen opmerken dat registeropschriften zijn hersteld en dat ze met een nieuwe orgelbank en inzetlessenaar te maken hebben. De pedaalbazuin werd als enige register gereconstrueerd naar Schnitger. „Dit was voor een deel al in 1990 gedaan. Reil hoefde nog slechts de bekers te maken. De bekers van Doornbos bleken vanwege hun halve bekerlengte absoluut niet te voldoen.”
Van Dijk kent het orgel al decennialang. „Wat mij fascineert is hoe fraai registers uit verschillende eeuwen samengaan. Zo laten bijvoorbeeld de 17e-eeuwse melancholieke Holpijp van De Mare, de heldere Gedekt van Schnitger en de vroegromantische Holfluit van Timpe ieder hun eigen klankkleur horen, maar in een prachtige symbiose.”
Zie ook:
Ingrijpend restauratieplan Schnitger-orgel Groningse Der Aa-kerk van tafel
Meningen over restauratie orgel van de Groningse Der Aa-kerk blijven verdeeld
Peter Westerbrink: ,Met het orgel in de Der Aa-kerk is veel mis, maar het is zó mooi”#www.digibron.nl/search/detail.jsp?sourceid=1011&uid=00000000012de6773d63b40c7777211c&docid=11
Spontane klankdemonstratie van Peter Westerbrink op het orgel van de Der Aa-kerk.