Antisemitisme buitensporig in paradijselijke Noorwegen
Volgens de VN is Noorwegen het beste land ter wereld om te leven. Het antisemitisme tiert er echter welig, schrijft Manfred Gerstenfeld.
Een centrale vraag in het internationale debat over de gruwelijke moorden in Oslo en Utoya is: waar heeft Anders Breivik zijn moordzuchtige gedachten opgepikt en in hoeverre zijn diegenen die hij in zijn teksten positief vermeldt verantwoordelijk voor zijn daden? Nu Noorwegen zo in de belangstelling staat, kan men dit debat over invloeden op extremisten in vele richtingen uitbreiden. Een daarvan is: waar komt het disproportioneel grote antisemitisme in Noorwegen vandaan en wie is daarvoor verantwoordelijk?
Noorwegen is om verschillende redenen een ideaal land om dit te onderzoeken. Het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties beweert immers dat Noorwegen het beste land ter wereld is om te leven. Bovendien wonen er nauwelijks Joden. De twee Joodse gemeenten in Oslo en Trondheim hebben samen slechts 800 leden. In totaal wonen er minder dan 2000 Joden in het land met 5 miljoen inwoners.
In juni is voor het eerst een deelrapport over racisme en discriminatie in Noorwegen gepubliceerd. Uit deze studie over middelbare scholen in Oslo blijkt dat een derde van de Joodse leerlingen minstens twee- tot driemaal per maand gewelddadig of verbaal bedreigd wordt. Bij boeddhisten is dat bij 10 procent van de leerlingen het geval en bij moslims 5 procent. Een Joodse leerlinge had eerder verklaard dat alle Joodse scholieren die zij kent bedreigd worden. Na de moorden van Breivik zei een Joodse leraar dat enkele van zijn leerlingen hun Jood-zijn verbergen om agressie te voorkomen. Bovendien is voor 51 procent van de leerlingen ”Jood” een scheldwoord.
Het is gemakkelijk om moslimleerlingen alle schuld toe te schuiven. Die dragen waarschijnlijk bovengemiddeld bij aan het probleem. De meeste veroorzakers zijn echter etnisch Noorse leerlingen.
Een tweede verklaring voor het antisemitisme is dat voor veel Noren Joden en Israeliërs gelijk zijn. In het paradijselijke Noorwegen zijn de regering, de meeste media en een gedeelte van de culturele elite zeer anti-Israëlisch. De staatskerk en belangrijke niet-gouvernementele organisaties roepen op tot afbraak van de zeer effectieve Israëlische barrière tegen het binnendringen van Palestijnse terroristen, wat neerkomt op het indirect bevorderen van terrorisme.
Een derde reden is dat Noorwegen een lange antisemitische traditie heeft. In 1851 was Noorwegen het laatste Europese land waar Joden toegelaten werden. In de Tweede Wereldoorlog beroofden de Noorse autoriteiten onder premier Vidkun Quisling de Joden, waarna de Duitsers hen naar Auschwitz stuurden, de dood in.
Een andere belangrijke factor is dat de Noorse elite sterk in zichzelf gesloten is en zelden onderhevig is aan buitenlandse kritiek. Mede daardoor heeft hij weinig zelfkritiek en normbesef. Buitenstaanders, zoals evangelische christenen en rechtse politici, worden totaal gemarginaliseerd. In deze kringen vindt men veel vrienden van Israël en Joden.
Een voorbeeld van extreem antisemitisme was een televisieoptreden van de komiek Otto Jespersen in 2008 op de grootste Noorse commerciële televisiezender, TV2. Hij zei dat hij medelijden had met de miljarden vlooien en luizen die hun leven in de Duitse gaskamers hadden verloren. Hun vergissing was dat zij zich genesteld hadden op de lichamen van Joden. Een dergelijke uitspraak had ook ergens anders kunnen voorkomen in een live-uitzending. Wat uniek Noors was, was dat ook achteraf het management van TV2 geen bezwaar zag in Jespersens tekst.
Dezelfde tv-zender nodigde in 2009 de veroordeelde Britse Holocaustontkenner David Irving uit voor een interview van meer dan een kwartier met een onwetende journalist. Hij kon dus vrijelijk zijn ideeën verspreiden. Er zijn landen in Europa waar Irving niet toegelaten wordt en het is onwaarschijnlijk dat hij in andere landen tv-tijd zou krijgen van een belangrijk station.
In 2009 gaf de Noorse regering 20 miljoen dollar uit aan een museum en festiviteiten ter herinnering aan de 150e geboortedag van Nobelliteratuurprijswinnaar Knut Hamsun. Hij had de medaille BIJ zijn prijs aan Goebbels gegeven en werd na de oorlog als nazicollaborateur veroordeeld.
Hierbij komt een onafgebroken anti-Israëlische campagne vanuit de elite. De Noorse regering heeft in 2010 zelfs een tentoonstelling van Noorse anti-Israëlische haatprenten in Damascus gesubsidieerd. Qua omvang van publieke stemmingmakerij gaat dit alles veel verder dan wat diegenen die door Breivik geciteerd worden verweten kan worden. Aldus is een atmosfeer gecreëerd waarin de Joodse gemeenschap in Noorwegen op haar tellen moet passen.
De auteur is bestuursvoorzitter van het Jerusalem Center for Public Affairs.