Ewout Klei promoveert op geschiedenis GPV
Een klein vreugdedansje. Dat maakt promovendus drs. Ewout Klei als hij in de archieven van wijlen GPV-Kamerlid Jongeling een poging ontdekt om het kabinet-Den Uyl (1973-1977) tegen te houden. Woensdag promoveert Klei op de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond.
In 1988 klinkt het uit 600 kinderkelen: „GPV in de politiek/ Klein maar krachtig, dát maakt ons uniek/ GPV gereformeerd geluid/ Dat roepen wij met alle stemmen uit/ Want wij weten dat de toekomst van ons vaderland/ wordt geleid door God/ wij zijn kind’ren aan Zijn hand.”
Het liedje klinkt in Apeldoorn ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van het GPV. De zelfverzekerheid en uniciteit spat er aan alle kanten af. Twaalf jaar later is daarvan niet zo veel meer over. In 2000 gaat het GPV samen met de Reformatorisch Politieke Federatie verder in de ChristenUnie. Tijdens de oprichtingsvergadering van de CU zingen de vrijgemaakten ook luidkeels, nu met evangelischen en reformatorischen uit de RPF: „Samen in de naam van Jezus/ heffen wij een lofzang aan/ Want de Geest spreekt alle talen/ en doet ons elkaar verstaan.”
In die twaalf jaar is er veel veranderd in het GPV. De oorzaak daarvan ligt niet zozeer in de partij als wel in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. De invloed van de evangelischen bleek groter dan het zelfverzekerde gereformeerde gedachtengoed.
Klei beschrijft in zijn proefschrift hoe deze omslag in het denken de geesten in het GPV rijp maakte voor politieke samenwerking met een partij waartegen in eerste instantie veel weerstand bestond.
De promovendus onderscheidt vier perioden in het bestaan van het GPV. De eerste fase duurt van 1948 tot ongeveer 1963, het jaar dat de hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad en kinderboekenschrijver P. Jongeling als eerste GPV’er in het parlement komt.
Deze periode kenmerkt zich volgens Klei door heftige conflicten: „Het GPV lijkt in die tijd meer op een mannenvereniging van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt dan op een politieke partij.”
De tweede fase duurt van het begin van de jaren zestig tot het begin van de jaren zeventig. In die tijd ontwikkelt het GPV zich volgens Klei tot een echt politieke partij. Het wil een tegenbeweging vormen tegen de culturele revolutie van de jaren zestig in de vorige eeuw. In deze periode is het GPV conservatief ingesteld. Klei: „De koningsgezindheid was torenhoog en het nationalisme vierde hoogtij, inclusief militaire marsmuziek.”
De derde fase die de Kamper historicus onderscheidt, duurt van het begin van de jaren zeventig tot het begin van de jaren negentig. Deze periode kenmerkt zich door consolidatie: „De toon werd zakelijker, het oorspronkelijk elan ging deels verloren en er kwam aandacht voor het compromis.”
In deze periode komt er meer ruimte voor horizontale en verticale lijstverbindingen met SGP en RPF (die in 1975 werd opgericht). Maar het GPV laat zich niet zomaar op één hoop vegen met deze partijen. De voorman van het GPV, Schutte, voert in 1986 een pleidooi voor de zogeheten Groninger variant, een kabinet van CDA, VVD en GPV. Klei: „Dat kabinet moet het alternatief vormen voor de zogeheten Staphorster variant van CDA, VVD, SGP, RPF en GPV. Overigens komt noch de Staphorster, noch de Groninger variant tot stand. CDA en VVD behouden de meerderheid.”
De laatste fase duurt van het begin van de jaren negentig tot 2000, het jaar waarin het GPV met de RPF verder gaat in de ChristenUnie. Klei: „In deze periode gaat de vrijgemaakte zuil op in de evangelisch-reformatorische familie rond de Evangelische Omroep en de RPF.”
In partijcultureel opzicht is de ChristenUnie volgens de promovendus vooral de voortzetting van de niet-kerkelijk gebonden RPF. De manier van politiek bedrijven doet Klei meer denken aan het GPV: „Degelijk, betrouwbaar, zakelijk en zich niet verliezend in getuigenispolitiek.”
Het denkbeeldige vreugdedansje dat Klei rond zijn tafel maakt, was nadat hij in het archief van Jongeling, die van 1963 tot 1977 lid was van de Tweede Kamer, aantekeningen vindt over een voorgenomen interpellatie van de politicus om te pogen de vorming van het kabinet-Den Uyl in 1973 te voorkomen. „Het is leuk als je als onderzoeker iets boven tafel krijgt waarover niet of niet uitvoerig is gepubliceerd.”
Waarom wil het GPV de regering door middel van een spoeddebat aan de tand voelen? „De formatie duurt al meer dan 150 dagen en enkele AR-vertegenwoordigers dreigen een links kabinet mogelijk te maken. Het GPV ziet liever dat het centrumrechtse demissionaire kabinet van Biesheuvel doorregeert.”
Het idee om het kabinet-Biesheuvel in een Kamerdebat te vragen door te regeren, komt van Verbrugh, die sinds 1971 naast Jongeling in de Kamer zit. „Verbrugh is de partijideoloog en veel meer dan Jongeling oppositioneel ingesteld. Verbrugh wil koste wat het kost een links kabinet voorkomen. Jongeling is realistischer en zegt dat het GPV weinig kan doen. De afspraak was dat Jongeling contact zou opnemen met premier Biesheuvel. Maar of dat gesprek er ooit is gekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. In ieder geval heeft de interpellatie nooit plaatsgevonden en als de ploeg van Den Uyl er uiteindelijk toch komt, stelt Jongeling dat hij het kabinet „constructief” tegemoet wil treden.”
Op twee momenten in de parlementaire geschiedenis heeft het optreden van het GPV er echt toe gedaan, zo weet Klei. De eerste keer is in 1976 tijdens een debat over de mogelijke komst van een kiesdrempel. „Dankzij de sympathie die er bij de grotere politieke partijen is voor Jongeling en de zijnen komt die drempel er niet.”
De tweede keer dat het GPV er politiek toe doet, is in 1980, als er een motie van wantrouwen is ingediend tegen het kabinet-Van Agt. „De stem van het GPV geeft de doorslag; het kabinet mag doorregeren.”
Voor elk van de GPV-vertegenwoordigers in de Tweede Kamer heeft Klei waardering. „De kracht van Jongeling was dat hij geen missionaris van het vrijgemaakte volk was. Met zijn humor, vriendelijke en constructieve houding had hij veel sympathie in het Haagse, hoewel andere politici het meestal niet met hem eens waren.”
Over Verbrugh is Klei kritischer. „Hij had bepaalde theocratische idealen en kon niet begrijpen dat er geen draagvlak voor ontstond. Hij riep weerstand op. Jongeling en later Schutte maakten in hun politieke betogen onderscheid tussen wat ze tegen de achterban zeiden en in de Kamer. Verbrugh maakte die vertaalslag niet. Overigens was Verbrugh als partijideoloog van grote waarde en hij deed niet mee aan kerkelijke muggenzifterijen. Dat waardeer ik positief.”
Qua politieke stijl lijkt Van Middelkoop het meest op Verbrugh, vindt de promovendus. „Dat offensieve en dat aanvallende hebben ze gemeenschappelijk, maar Van Middelkoop riep geen weerstand op omdat hij het met wat meer schwung kon brengen en meer politieke feeling had. Ik zie het ook als kracht van Verbrugh dat hij Van Middelkoop als politieke zoon heeft voortgebracht. Het zijn ook altijd dikke vrienden gebleven.”
Schutte is voor Klei de nummer één: „Hij was dé autoriteit op het gebied van staatsrecht. Verder zocht hij in de jaren tachtig constructief overleg met niet-christelijke partijen. Hij werd gewaardeerd om zijn bijdragen. Echter, hij heeft bijna niets bereikt op het gebied van de zogenaamde micro-ethiek, zoals abortus en euthanasie. Voor de orthodoxe ideeën van het GPV bestond in de jaren tachtig en negentig politiek gezien weinig draagvlak.”
In de ogen van Klei was het GPV eigenlijk de ARP van Colijn van voor de oorlog: „De standpunten verschoven en verschuiven. Als ik nu naar het optreden van de SGP kijk, dan vertoont dat meer gelijkenis met de manier waarop Jongeling destijds optrad dan met dat van de eigen SGP-voormannen Kersten en Zandt. Als historicus kan ik niet anders concluderen dan dat de panelen verschuiven.”
Mede n.a.v. ”Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek”, door Ewout Klei; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 3513609 0; 455 blz.; € 29,95.
Vrijgemaakt en D66-lid
Ewout Klei is historicus en specialiseerde zich in politieke geschiedenis. In 2005 won hij met zijn doctoraalscriptie over de achttiende-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol de Radix Scriptieprijs.
Klei, die geboren werd in 1981, groeide op in een gezin dat behoorde tot de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Zijn wieg stond in Hoogkerk, een dorpje vlak bij de stad Groningen. Daar zat hij ook op de basisschool. Het voorgezet onderwijs volgde Klei in Zwolle. Voor zijn studie geschiedenis ging de vrijgemaakte student weer naar Groningen.
Klei heeft goede persoonlijke contacten met prof. dr. G. Harinck, die onder meer bijzonder hoogleraar geschiedenis aan de Theologische Universiteit Kampen (Broederweg) is. Harinck heeft als taak promovendi te begeleiden die de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt beschrijven in de context van het Nederlands protestantisme. Zo ontstond de gedachte dat Klei een dissertatie zou schrijven over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond.
Op dit moment is Klei werkzaam bij Staal Bankiers, een bank voor vermogende particulieren. In september wil hij fulltime het onderwijs in. Daarom is hij momenteel bezig om zijn eerstegraads onderwijsbevoegdheid te behalen.
Klei, die momenteel in Kampen woont, stond bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen op nummer acht van de kandidatenlijst van D66. Over zijn keuze voor deze partij wil hij niet veel kwijt. „Mijn persoonlijke politieke keuze staat voor mij los van mijn wetenschappelijk werk. Wat de ChristenUnie betreft; ik vind de partij te theocratisch en te rechts. Ik zou me er niet bij thuis voelen.”