Fantasievriendje geeft kind nodige steun
Mijn dochter, Toos, is 7 jaar en heeft een pop met de naam Fleur. Toos doet alsof haar pop een vriendin of zusje is en vertelt dat Fleur haar ’s nachts wakker houdt en dat Fleur jarig is. Dit wekt soms ergernis bij haar oudere broer van 10, en ook bij ons als ouders. Hoe lang moeten we meegaan in haar fantasiewereld en wanneer moeten we haar proberen in de ‘werkelijke wereld’ te laten leven?
Het is geen abnormaal verschijnsel dat kinderen een fantasievriendje verzinnen. Zeker als kinderen klein zijn, hebben ze een rijke fantasie. Die gebruiken ze om alle dingen die ze nog niet zo goed snappen, beter te plaatsen. Ze hebben nog geen idee van de wetmatigheden die de wereld ordenen. Daarom halen ze gemakkelijk door elkaar wat fantasie is en wat werkelijkheid is.
Zo hebben kinderen nog geen idee van maten en vormen. Daarom kan een kind bang zijn dat het zichzelf bij het doortrekken door het toilet spoelt. Het weet nog niet dat het er helemaal niet doorheen past. Er zijn zo veel onbegrijpelijke dingen om hem heen dat een kind zich hulpeloos kan voelen.
Fantasie heeft een functie om meer controle te krijgen, ook bij het verwerken van moeilijke gebeurtenissen. Vaak schept een kind een eigen werkelijkheid waarin het zelf degene is die de afloopt regisseert. Zo overwint het kind zijn eigen angsten en is het minder weerloos.
Waarom verzint een kind een fantasievriendje? Zo’n vriendje heb je volledig zelf in de hand, want het doet precies wat jij wilt. Een fantasievriend ontstaat vaak omdat een kind een steunpilaar nodig heeft. Zo’n vriendje is er altijd; biedt troost bij verdriet; beschermt als je bang bent; stimuleert als je iets niet zo goed durft; kun je de schuld geven voor iets wat je zelf hebt gedaan. Vaak functioneert een fantasievriendje net iets beter, zodat het kind zich aan hem kan optrekken.
Hoe kunnen ouders het beste reageren op het fantasievriendje? Het heeft niet zo veel zin om het bestaan ervan te ontkennen en ertegen in te gaan. Toos heeft het vriendinnetje verzonnen omdat zij haar steun kennelijk nodig heeft.
Het werkt het beste om gewoon te accepteren dat Fleur een plekje heeft in haar leven. Daarmee krijgt Toos de erkenning die zij nodig heeft. Vaak verdwijnen denkbeeldige vriendjes vanzelf wanneer normale sociale contacten toenemen. Fantasievriendjes blijken geen hinderpaal te zijn voor het krijgen van echte vriendschappen. In de veilige vertrouwde fantasiewereld gaat het oefenen met sociale rollen gewoon door.
Meestal hebben kinderen van 7 jaar geen behoefte meer aan fantasievriendjes. Dat Toos die nog wel heeft, is geen reden om ongerust te zijn. Waarschijnlijk heeft ze wat meer tijd nodig om op eigen benen te staan.
Als een kind iets gedaan heeft dat niet goed is, kan het gemakkelijk gebeuren dat het fantasievriendje de schuld krijgt. Zo zegt Toos dat Fleur haar ’s nachts uit haar slaap houdt. Waarschijnlijk weet Toos heel goed dat ze moet slapen als het nacht is. Ze voelt zich mogelijk schuldig dat het haar niet lukt terwijl het van haar ouders wel moet. Omdat het schuldige gevoel moeilijk te verdragen is, geeft ze Fleur de schuld. Niet zíj deed het, maar Fléúr hield haar wakker.
Waarom zegt Toos dit? Omdat het gemakkelijker is om te vechten tegen iets wat buiten haarzelf ligt. Soms zie je kinderen echt boos worden op hun fantasievriendje. Beter boos worden op dat vriendje dat toch niets terugzegt, dan boos worden op zichzelf. Toos is bezig haar geweten te ontwikkelen en leert wat wel en wat niet mag, terwijl ze zelf de schuld of schaamte niet in alle hevigheid hoeft te voelen.
Als het kind de schuld verlegt naar het denkbeeldige vriendje, wordt zichtbaar dat het kind zelf al aanvoelt dat het niet goed is. Ouders kunnen daarop inhaken en meegaan in de fantasie. „Dat is wel erg stout van Fleur, hoor, dat ze je wakker houdt. Zeg vannacht maar dat ze haar mond moet houden en dat zij ook moet slapen. Dan is zij morgen ook beter uitgerust. Want als je niet slaapt, dan ben je veel te moe voor de dag!”
Als kinderen de schuld afschuiven, is het belangrijk dat zij zelf niet onder de consequentie uitkomen. Stel dat Toos geen zin heeft om haar eigen rommel op te ruimen en zegt dat Fleur het heeft gedaan? Dan moet Toos Fleur toch maar even helpen om de rommel weer op te ruimen.
Als andere kinderen het niet prettig vinden dat Toos te veel met Fleur bezig is, kan het goed zijn om dit met haar te bespreken. Het werkt het best om de situatie te corrigeren vanuit de fantasiewereld als haar vriendin Elana het zat wordt. „Elana vindt het niet prettig als Fleur steeds bij jou is. Kun je met Fleur overleggen dat je nu even alleen met Elana speelt en dat je straks weer bij haar komt?”
Als dat nog te onveilig voelt, kan ze wellicht afspreken dat Fleur er wel bij mag zijn, maar dat ze wel haar mond moet houden. Eventueel kunnen ouders bespreken dat dit in het echt ook voorkomt: dat iemand er even niet bij kan zijn als je bezoek hebt. Of dat iemand een tijdje zijn mond moet houden.
Tot slot nog iets. Als de fantasie als een teken van iets abnormaals wordt gezien, is het bedreigend. Het is lastig om dan de positieve kanten ervan te zien. Toch heeft fantasie iets heel creatiefs.
Zo stelde Toos voor om Fleurs verjaardag te vieren. Grappig dat een kind dit verzint. Mogelijk heeft het zin in iets lekkers. Het kan heel leuk zijn om zo’n verjaardag van het fantasievriendje te plannen, samen koekjes te bakken en er een gezellig feestje van te maken, zonder dat dit direct extra kosten met zich meebrengt. Door mee te gaan in deze leuke kant van fantasie, bevestigen ouders indirect hun kind en maken ze het sterker.
Voor wie meer wil lezen over de fantasie van een kind is het boek ”De magische wereld van het kind” van Selma Fraiberg een aanrader.
Tips
Zie fantasie als een manier van het kind om meer controle te krijgen.
Zie het fantasievriendje als steunpilaar waaraan het kind kennelijk behoefte heeft.
Accepteer het bestaan van het fantasievriendje.
Geef vanuit de fantasiewereld sturing aan het contact met het fantasievriendje.
Bedenk dat het fantasievriendje eigenlijk altijd vanzelf verdwijnt bij het groter worden.
Lees eventueel meer over de functie van fantasie, om die beter te begrijpen.
Leg aan anderen uit dat sommigen gewoon wat meer tijd nodig hebben om de fantasie los te laten.
Wilt u reageren of hebt u vragen over opvoeding? Leg ze (anoniem) voor aan psychologe drs. Sarina Brons. Dat kan door de situatie en de (gezins)omstandigheden, liefst uitvoerig, te mailen naar: wijs@refdag.nl of te sturen naar: RD, t.a.v. redactie Wijs, Postbus 670, 7300 AR Apeldoorn.