Muziek

Matthias Havinga: titularis van de Ronde Lutherse Bätz

Hij mag zich sinds een paar maanden titularis van het Bätzorgel in de Ronde Lutherse Kerk van Amsterdam noemen. Volgende week verschijnt zijn ambitieuze debuut-cd. Een kennismaking met Matthias Havinga (27).

25 February 2011 20:18Gewijzigd op 14 November 2020 13:51
Matthias Havinga in de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam. Foto RD, Anton Dommerholt
Matthias Havinga in de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam. Foto RD, Anton Dommerholt

De Ronde Lutherse Kerk is een begrip in de orgelwereld. Hoeveel plaatopnamen maakte Feike Asma niet op het karakteristieke Bätzorgel in deze koepelkerk? Als kerk is het gebouw aan het Singel allang niet meer in gebruik: al in 1935 sloten de lutheranen de deuren. Het godshuis werd gebruikt voor concerten, voor een tentenshow, een zeilmakerij. In 1975 nam het naburige Sonesta Hotel bezit van de koepel. Nu is het het Renaissance Amsterdam Hotel dat de koepelkerk gebruikt voor congressen en festijnen.

Intussen staat het drieklaviers orgel van Johan en Jonathan Bätz uit 1830 –met eronder de preekstoel– daar, als een rank maar machtig monument. Het heeft veel weg van zijn broertje in de Utrechtse dom, dat in 1831 werd opgeleverd.

Het Amsterdamse instrument heeft al heel wat doorstaan als het gaat om brand- en waterschade en daaropvolgende restauraties. De laatste grote beurt was in 1996, door de firma Flentrop.

Als Matthias Havinga boven bij de speeltafel zijn instrument laat horen en zien, moet hij er direct bij vertellen dat het er niet goed bij staat. De laatste tien jaar is er niets aan gedaan. Het stof zit in de pijpen, de toetsen van het klavier staan ongelijk, pijpen spreken slecht aan, het orgel is vals.

Havinga is per 1 december vorig jaar als opvolger van Wim Diepenhorst tot organist van dit instrument benoemd. „Het orgel en de preekstoel zijn altijd in beheer van de lutherse gemeente van Amsterdam gebleven. Zelf ben ik hier als cantor-organist werkzaam in de lutherse Augustanakerk. Vanuit de lutherse gemeenschap is mij gevraagd organist van dit instrument te worden. Ik heb nu de verantwoordelijkheid voor het beheer en voor het organiseren van concerten.”

Dat laatste laat nog even op zich wachten. „Flentrop gaat het orgel binnenkort aanpakken. Het kan zijn dat de klus in het najaar al geklaard is. Maar als blijkt dat het rugwerk verzakt is, gaat het langer duren.”

Hij noemt het orgel een juweeltje. „Het is een groot en mooi orgel, met een hoge registerkwaliteit. Tegelijk is het breed: alle muziek vanaf 1600 kun je erop spelen. Het heeft een heel poëtische kant, maar ook enorm veel power. Dat laatste was nodig om de gemeentezang van de honderden lutheranen die hier vroeger zaten in het gareel te houden.”

Nu hij op zijn eigen orgel niet terechtkan, zal hij vrijdag in de Amsterdamse Waalse Kerk zijn debuut-cd presenteren. Het Müllerorgel daar is hem niet onbekend. Jarenlang studeerde hij er, toen hij bij Jacques van Oortmerssen aan het Amsterdamse conservatorium les had. Hij noemt zijn leermeester met ere. „Van Oortmerssen is qua techniek heel streng, maar daarmee haalt hij uit zijn leerlingen wel alles wat erin zit. Hij hamert op een verfijnd toucher, hij leert je stil en ontspannen te zitten tijdens het spelen, hij wil dat je alles kunt op het pedaal. Tegelijk is hij een muzikale inspirator. Alle techniek dient het doel van de muzikale expressie. Het is een harde leerschool, het Amsterdams conservatorium, maar als je je laat vormen, kom je er gerijpt vandaan.” Zelf sloot Havinga zijn master een paar jaar geleden met een 10 af.

Intussen is zijn eerste cd (zie kader) in het buitenland opgenomen. Havinga trok er september vorig jaar voor naar Finland. „In 2009 heb ik meegedaan met de derde Kotka International Organ Competition, waar ik de eerste prijs kreeg. Ik heb toen een klik gekregen met het orgel daar.”

Met opnametechnicus Erik Sikkema maakte hij de afspraak voor het opnemen van twee cd’s, in te spelen in één week tijd. Op de eerste, die nu verschijnt, staan de orgelconcerto’s van Bach. „Dat is technisch gevaarlijk, want het zijn lastige stukken.” Tegelijk wilde hij beginnen met een cd met toegankelijke muziek. „Orgelmuziek wordt toch vaak gezien als zware kost. Misschien haal je mensen met lichtvoetige muziek over de streep.”

De tweede cd, die later dit jaar verschijnt, staat in het teken van de passacaglia: een compositievorm in meestal een driedelige maatsoort waarbij de melodie in de bas ligt en steeds herhaald wordt. Op Havinga’s cd zullen bekende passacaglia’s van Bach en Buxtehude klinken, maar ook minder bekende van componisten als Couperin, Reger, Mendelssohn, Sjostakovitsj, J. C. Kerrl en Jan Welmers. „Als een reis door de geschiedenis.”

Het toont hoe Havinga als musicus te werk wil gaan. „Ik ben graag breed bezig en wil me niet op één periode vastleggen. Ik heb veel van Bach en oudere componisten gedaan, maar speel net zo goed werken uit de klassieke tijd, de romantiek en de 20e en 21e eeuw.” Welke periode hem bijzonder boeit? „De jaren 30 van de vorige eeuw, het interbellum. Met componisten als Hindemith en Distler in Duitsland en Duruflé, Tournemire en Alain in Frankrijk. Je zit dan op het snijvlak van romantiek en antiromantiek, waarbij er sprake is van een verwijde tonaliteit.”

Sowieso serveert Havinga zijn publiek graag iets wat het nog niet kent. Samen met zijn vrouw, de professionele blokfluitiste Hester Groenleer, vormt hij een duo dat „vernieuwende concertprogramma’s” brengt, aldus zijn website. Wat dat vernieuwende is? „Het is niet moeilijk om in de combinatie orgel en blokfluit de platgetreden paden met muziek van Händel en Telemann te gaan, waarbij het orgel veelal een begeleidende rol heeft. Voor onszelf willen we het iets uitdagender maken. We streven naar gelijkwaardigheid, kiezen muziek met veel interactie tussen beide instrumenten en schuwen geen enkele stijlperiode. Daarnaast spelen we veel improvisaties, waarbij we van tevoren een concept en de onderdelen afspreken. En dan bij voorkeur atonaal, zodat het lekker eigentijds klinkt. Als je goed op elkaar ingespeeld bent, kan de luisteraar de klank van de fluit niet onderscheiden van die van het orgel.”

De Ronde Lutherse is hem in de schoot gevallen. Hoe probeert Havinga zich verder een plek te verwerven in de orgelwereld? „Het is moeilijk om je te onderscheiden te midden van de vele goede organisten, dat is waar. Wat je kunt doen, is heel hard werken, zorgen dat je als je ergens een concert geeft een klik met het orgel hebt. Maar vooral: dat je mensen weet te raken. Hoe? Door goed toe te lichten wat je doet. En vooral door in je spel verstand en emotie samen te laten gaan.”


Italiaanse concerto’s

Zijn eerste cd maakte Matthias Havinga in Finland, in de lutherse kerk van Kotka. In 1998 bouwde de Finse orgelbouwer Martti Porthan in deze kerk een drieklaviers orgel (44 stemmen), waarbij het beroemde Silbermannorgel uit 1714 in het Duitse Freiberg model stond.

Op de cd speelt Havinga concerto’s van Johann Sebastian Bach. Het gaat om orgeltranscripties die Bach maakte van de destijds populaire concerto’s van de Italiaanse componisten Vivaldi (BWV 593, 594 en 596) en Marcello (BWV 974). De Duitse vorst Johann Ernst von Sachsen Weimar schreef concerto’s naar Italiaans voorbeeld (BWV 592 en 595).

Als extra voegt Havinga de fuga in d BWV 539 toe. Het gaat om Bachs transcriptie voor orgel van een deel uit zijn eigen vioolsonate BWV 1001. Volgens Havinga heeft het stuk dezelfde concertostijl als de andere werken op deze cd.

Vrijdag 4 maart presenteert Havinga zijn debuut-cd tijdens een concert in de Waalse Kerk in Amsterdam. Aanvang 20.00 uur, toegang 5 euro.

Klik hier voor meer informatie over en fragmenten van de cd.

Meer informatie: www.matthiashavinga.com

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer