Pieterskerk Leiden weer in volle glorie
Op de dagen dat er niets te doen is, toont de Pieterskerk in Leiden zichzelf. Dat wil zeggen: een prachtige middeleeuwse kerk met hoge gewelven, gestut door tientallen pilaren. Binnen een dag is het interieur, zo nodig, omgebouwd voor een kerkdienst, een diner of een ander evenement. De kerk heeft zojuist een restauratie van 24 miljoen euro achter de rug, maar de zorgen zijn niet verdwenen.
Er lopen nog een paar werklui rond in de lege kerk. Ton Boon, conservator en voormalig directeur van stichting Pieterskerk Leiden, is trots op zijn kerk. Hij wijst naar de vernieuwde glas-in-loodramen. Tijdens de vorige restauratie is er perspex tegen geplakt, maar dat materiaal is door de zon gaan barsten, waardoor nieuw glas nodig was. „Restaurateurs passen vaak nieuwe technieken toe, maar die leveren niet altijd het beste resultaat op. Dat geldt ook voor het eikenhout dat door knaagkevers was aangetast. Dat is bij een vorige restauratie op een verkeerde manier opgevuld, met als resultaat dat de balkkoppen nu alsnog moesten worden vervangen. Hetzelfde is het geval met grafstenen die niet voldoende ondersteund in een mortelbed zijn gelegd. Daarom heeft de restauratiecommissie, die bestaat uit een team van allerlei deskundigen, deze keer gekozen voor een kwaliteitsrestauratie.”
Boon geeft nog een voorbeeld. „Tijdens een van de vele restauraties is op sommige plaatsen keihard tufsteen gebruikt dat alleen maar met een dynamietexplosie losgemaakt kon worden uit de rots. Men dacht materiaal te hebben dat de eeuwen zou doorstaan. Het blijkt echter dat door de explosie haarscheurtjes in het tufsteen zijn ontstaan, die na verloop van tijd leidden tot lekkages.”
De restauratie, die begon in 2001 en nu bijna is voltooid, kostte veel meer dan begroot. Gaandeweg groeide het oorspronkelijk geschatte bedrag van 17 miljoen gulden tot ruim 24 miljoen euro.
Is dit de laatste restauratie?
Boon: „Een dergelijk monumentaal gebouw is nooit klaar. Als we er dertig jaar niets aan doen, kan het worden afgebroken. Hetzelfde geldt voor andere bekende monumentale kerken, zoals de Oude en de Nieuwe Kerk in Amsterdam, de Sint-Jan in Den Bosch, de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Breda, de Der Aa-kerk in Groningen en de Eusebiuskerk in Arnhem. Het is niet voor niets dat ze zo vaak in de steigers staan.”
Is het nodig om zo veel geld aan de kerk te besteden?
Boon en Frieke Hurkmans, de huidige directeur die haar werkplek in de voormalige domineeskamer heeft, worden bijna boos.
Boon: „De hele Nederlandse geschiedenis is terug te vinden in deze kerk uit de twaalfde eeuw. In deze kerk is Foris V gedoopt. Hier was de spontane viering van Leidens ontzet in 1574. Deze kerk diende als burgerlijke stand voor de Pilgrim Fathers. Arminius en Gomarus hebben op het plein voor de kerk met elkaar gekeven.”
Hurkmans: „In deze kerk kregen Winston Churchill en Nelson Mandela een eredoctoraat van de Leidse universiteit aangeboden. Quincy Adams, de zesde president van de Verenigde Staten, bezocht toen hij in Leiden studeerde de Pieterskerk. Ook president Bush is er geweest. En hier vonden de erepromoties plaats van de koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix.”
Boon: „Vergeet Albert Schweitzer niet, die zijn naam in de lessenaar van het orgel gekrast heeft. „Wieder auf den wunderschönen Orgel, Albert Schweitzer,” schreef hij.”
Het kan van groot belang zijn om de kerk te behouden als monument, maar de overheid draagt niet bij in de exploitatie van het voormalige bedehuis. De stichting moet het benodigde geld in de toekomst zelf opbrengen, inclusief een tekort van ruim 8 ton op de restauratiebegroting. De kredietcrisis heeft lelijk roet in het eten gegooid.
Hurkmans: „Om het tekort weg te werken hebben we besloten de twaalf proveniershuisjes die tegen de kerk aan staan, te verkopen. Dat levert ongeveer 1 miljoen euro op. We maken met de woningbouwvereniging die haar aankocht de afspraak dat de huisjes als monument gehandhaafd blijven en dat wij de mogelijkheid houden om ze terug te kopen.”
Boon: „Het kerkgebouw heeft door de eeuwen heen mensen met elkaar verbonden. Dat moet in de toekomst ook het geval zijn. Alleen zal het op een iets andere manier gebeuren dan in de afgelopen 400 jaar het geval was. In 1971 is de laatste eredienst van de toenmalige hervormde gemeente in de Pieterskerk gehouden. Die diensten trokken nog maar weinig mensen en de kerkelijke gemeente kon de kosten voor het onderhoud van het gebouw niet langer dragen. De kerkelijke gemeente en de universiteit hebben daarop de stichting Pieterskerk in het leven geroepen om het gebouw als monument te behouden. Dat is ook de wens van de Leidenaars. In het collectief bewustzijn heeft het gebouw een grote symboolwaarde omdat het te maken heeft met transcendentie.”
Hurkmans: „Om het gebouw in stand te kunnen houden, verhuurt de stichting het als evenementenlocatie. We streven ernaar om rond 2013 winst te maken. Allerlei evenementen die mensen verbinden zijn hier welkom, van whiskyfestival tot zakelijk diner, en van reisbeurs tot nieuwjaarsreceptie van het gemeentebestuur. Daarnaast is het kerkgebouw in gebruik voor kerkdiensten, zoals de kerstnachtdienst, en voor concerten, zoals uitvoeringen van de Matthäus Passion.
We willen de geschiedenis van de kerk voor een breed publiek ontsluiten, zowel door middel van een vernieuwde website –die in januari 2011 in de lucht gaat– als door informatie in de kerk zelf te verstrekken. Vanaf maart moet de kerk op de dagen dat zij niet in gebruik is voor evenementen, open zijn voor bezoekers. Zij kunnen op interactieve panelen kennismaken met de kerk en haar geschiedenis. We streven ernaar dat iedere Leidenaar ten minste eens in zijn leven in de Pieterskerk is geweest, want de Pieterskerk is hét symbool van Leiden.”
Spontane kerkdienst na Leidens Ontzet
Leiden viert elk jaar op 3 oktober het feest van het ontzet. In 1573, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, wilden de Spanjaarden Leiden veroveren. Ze sloten de stad van de buitenwereld af. De sleutelstad hield moedig stand, ook toen er bijna geen voedsel meer in de stad was en de inwoners nauwelijks nog op hun benen konden staan.
Op 3 oktober 1574 ontzetten de watergeuzen de stad via het onder water gezette land rondom Leiden. Ze brachten haring en wittebrood voor de uitgehongerde bevolking mee, een reden waarom tijdens de jaarlijkse herdenking dit voedsel een belangrijke rol speelt.
De Leidenaars ervoeren het ontzet als een wonder. Tijdens een spontane dankdienst in de Pieterskerk ging de enige overgebleven Leidse predikant Pieter Cornelisz voor. Hij liet onder meer zingen Psalm 9:11: „Looft nu met lofzangen zeer klaar, God Die tot Sion woont eenpaar; vertelt zijn grote wonderwerken, maakt dat z’alle mensen bemerken.”
Tijdens het beleg stelde Pieter Cornelisz zijn duiven beschikbaar, zodat het stadsbestuur een briefwisseling kon blijven onderhouden met Willem van Oranje in Delft.
Na het ontzet kreeg Pieter Cornelisz het recht om zich Van Duyvenbode te noemen en mocht hij (als eerste Nederlandse burger) een familiewapen voeren. Het originele wapenschild werd bij de begrafenis van Pieter Cornelisz opgehangen in de Pieterskerk. Het is nu te zien in Museum De Lakenhal. Een replica ervan hangt p de oorspronkelijke plaats in de Pieterskerk.