Augustinus lichtend voorbeeld voor kerkelijke eenheid
De reformatorische gezindte kan een voorbeeld nemen aan de kerkvader Augustinus als het gaat om het omgaan met het eigen kerkelijk gelijk, stelt L. F. Kosten MA.
Ook ten tijde van de kerkvader Augustinus (354-430) was de christenheid verdeeld. Er waren katholieke en donatistische kerken. De gescheidenheid duurde al tachtig jaar toen Augustinus priester werd. Vanaf het moment dat hij priester was, zocht Augustinus de eenheid. Hij leed aan verdeeldheid en bestreed twist en tweedracht, zo beschrijft de overleden Augustinuskenner T. J. van Bavel in zijn boek ”Veel te laat heb ik jou lief gekregen”.
Zo nodigt Augustinus op een gegeven moment de donatistische bisschop Proculeianus per brief uit voor een gesprek „om een einde te maken aan dit allergrootste kwaad dat verdeeldheid is.” Dat kan gevoerd worden zoals Proculeianus wil: met mediators, onder elkaar, per brief. Maar Augustinus wil wel vermijden dat „sommige heethoofden (…) onze bijeenkomst tegemoet zien als een soort wedstrijd, eerder dan bedacht te zijn op hun heil.” Hij beseft „dat de wonden zo diep zijn ingevreten, dat ze ons elk gevoel van pijn hebben doen verliezen. En gewoonlijk is het toch de pijn die doet roepen om een geneesheer. Je ziet hoe christelijke families en gezinnen op treurige wijze uit elkaar gerukt en misvormd zijn.”
Als in 411 beide kerken een godsdienstgesprek in Carthago voeren, heeft Augustinus kort daarvoor de katholieken opgeroepen alle bitterheid te laten varen. Zij moeten zich vriendelijk en vredelievend gedragen. „Niemand mag nu twist zoeken of over zijn geloof ruzie maken, want er kon eens een vonk uit ontspringen en iemand die daarop uit is, een goede gelegenheid bieden om te vechten. Scheldt men je uit, verdraag het, doe alsof je het niet merkt (…) Denk eraan dat je een zieke moet genezen. (…) Geef iemand, die de vrede niet bemint en twist zoekt, op vredelievende toon ten antwoord: „Je mag zeggen wat je wilt, haten zoveel je kunt, verachten naar believen, toch ben je mijn broeder. Wat kun je doen om niet langer mijn broeder te zijn? Niets. Goed of slecht, graag of niet, je bent mijn broeder.””
Dat hij het ook praktisch doordacht had, blijkt uit de verregaande voorstellen die Augustinus doet over de afloop van het debat. Je zou kunnen zeggen dat hij overtuigd was van zijn eigen gelijk, maar ook is staande te houden dat hij zich uiterst kwetsbaar opstelde. Als zal blijken dat de donatisten gelijk hebben, zo stelt Augustinus voor, zullen de katholieke bisschoppen hun ambt neerleggen, maar als het andersom is, zullen de donatisten hun ambt behouden en op gelijke voet met de katholieke bisschoppen staan. Stel dat het kerkvolk daarvan niet wil weten –hoe democratisch!– dan moeten ze beiden aftreden en kan er een nieuwe gekozen worden. Maar als de gelovigen het goed vinden om met twee bisschoppen te werken, ook goed. De dood van een van de twee zal vanzelf leiden tot een oplossing. Letterlijk: een uitsterfconstructie. Voor Augustinus kon er geen winnaar zijn in deze ‘strijd’, het enige wat telde was verzoening.
Veel te laat heb ik jou lief gekregen. Inderdaad, veel te laat heb ik oog gekregen voor broeders en zusters in kerken waartoe ik zelf niet behoor.
De auteur is SGP-wethouder in Kapelle.