Opinie

Reformatie doopt door onderdompeling

Philipp Melanchthon houdt een druipend kind vast boven de doopvont. Het is een van de raadsels van het Reformations­altar in Wittenberg. Niemand weet waarom juist hij dat doet, want hij heeft geen kerkelijk ambt.

Dr. H. van den Belt
13 November 2010 10:30Gewijzigd op 14 November 2020 12:31
Lucas Cranach der Ältere schilderde Melanchthon (linksboven) op het Reformationsaltar in Wittenberg terwijl hij een druipend kind boven de doopvont houdt.  Foto RD/Archief
Lucas Cranach der Ältere schilderde Melanchthon (linksboven) op het Reformationsaltar in Wittenberg terwijl hij een druipend kind boven de doopvont houdt. Foto RD/Archief

Lucas Cranach der Äl­tere (1472-1553), de hofschilder van de keurvorst van Saksen, is bekend om de portretten van zijn vrienden Maarten Luther en Katherina von Bora. Daarnaast heeft hij talloze afbeeldingen gemaakt van Bijbelse taferelen. De lutherse traditie heeft geen bezwaar tegen beelden in de kerk als boeken voor de leken. Zo is in 1547 in het koor van de kerk van Luther een metershoge altaarschildering geplaatst.

De sacramenten doop en avondmaal staan met de biecht op drie grote panelen. Ze worden gedragen door de prediking; op het onderste paneel wijst Luther vanaf de preekstoel naar de gekruisigde Christus. Cranach laat zien waar het in de kerk om draait. „De kerk is de gemeenschap van de heiligen, waarin het Evangelie zuiver geleerd wordt, en waarin de sacramenten op de juiste wijze worden bediend”, aldus Melanchthon in de Augsburgse Confessie van 1530.

Philipp Melanchthon (1497-1560), die 450 jaar geleden overleed, hoort bij de lutherse reformatie. Toch oefent hij via zijn leer­ling Zacharias Ursinus (1534-1583) ook invloed uit op de gereformeerde traditie. In de Heidelbergse Catechismus (1563) is dat goed te merken. De definitie van het Evangelie, dat in het paradijs is geopenbaard en in de ceremoniën van de Wet afgebeeld (zondag 6), komt ook voor in de ”Loci Communes”, waarin Melanchthon de grondbegrippen van het christelijke geloof behandelt. Het woord troost is een kernwoord van zijn theologie.

In Emden is deze week een conferentie gehouden over ”Melanchthon en de gereformeerde traditie”. Deze geeft een impuls aan het onderzoek naar zijn invloed. Verschillende aspecten van zijn werk stonden op de agenda: zijn visie op de prediking, de eindtijd, de vrije wil en de vroomheid. De doop ontbrak.

Op het lijf geschreven

Het blijft frappant dat juist Melanchthon op het schilderij in de Marienkirche in Wittenberg bij de doopvont staat. Sommigen suggereren dat de schilder de geleerde hoogleraar ertoe over wil halen om een kerkelijk ambt te aanvaarden. Anderen denken dat Lucas Cranach de voornaam van zijn vriend wil benadrukken: Philippus doopt de kamerling. Diepzinniger denkers zien de lutherse gedachte van het ambt van alle gelovigen uitgebeeld. Kunst zwijgt en is multi-interpretabel.

Melanchthon heeft nooit gedoopt, maar hij schrijft wel over de doop. Christenen moeten aan hun doop denken, omdat Gods beloften erin vervat zijn. De doop is een teken van de vergeving. „In de doop wordt de belofte op ons lichaam geschilderd, op ons lijf geschreven.”

Al in de eerste editie van de ”Loci” legt hij een verbinding tussen de doop en de rechtvaar­diging. Hij ziet in het sacrament
de afsterving van de oude en de opstanding van de nieuwe mens afgebeeld. De Wet geeft de zondaar de doodsteek. Daarna wekt de belofte van het Evangelie hem tot nieuw leven. De rechtvaardiging is de echte doop en die begint als Gods Geest de zondaar verbreekt door de Wet.

De hoogleraar Grieks verwoordt in zijn dogmatisch handboekje een uitgesproken visie op Wet en Evangelie. Het geweten wordt zo verschrikt door de Wet dat het de zondaar tot wanhoop drijft, als de belofte van de genade van God niet tussenbeide komt.

In de Heidelbergse Catechismus neemt Ursinus dat over. Eerst de Wet en dan het Evangelie. Die volgorde kun je niet omdraaien. De drie stukken –ellende, verlossing en dankbaarheid– geven een chronologische volgorde aan. Ursinus schrijft er zo over in het ”Schatboek” en vermoedelijk volgt hij daarin zijn leermeester.

Over die volgorde is in de gereformeerde traditie wel wat te doen geweest. De zondekennis is geen voorwaarde voor het geloof in Christus. Het is eigenlijk vreemd als er meer nadruk valt op de volgorde van de eerste twee stukken, dan op die van de laatste twee. Echte dankbaarheid kan er alleen maar zijn vanuit de kennis van Christus. De levensheiliging krijgt anders wettische trekken. De nood van de gereformeerde gezindte zit juist in de volgorde van verlossing en dankbaarheid.

Ten onrechte heeft de nadruk op de volgorde een psychologisch karakter gekregen. Het gaat om de beleving van de christen. De bevindelijk-gereformeerde spiritualiteit is beïnvloed door het Duitse piëtisme, waarin een periode van berouw en boetedoening altijd voorafgaat aan de wedergeboorte door het geloof in Christus. Het berouw –de Duitse piëtist Angust Hermann Francke sprak van een boetestrijd, ”Busskampf”– was een diepe ervaring van wanhoop. Deze visie is van een andere aard dan de oerreformatorische opvatting dat oprecht geloof in Christus zondekennis veronderstelt. In de Reformatie gaat het niet om de ervaring van de wanhoop, maar om de erkenning van de schuld. Je hoeft je geen zondaar te voelen, om te weten dat je het bent.

Met de chronologische volgor­de van Wet en Evangelie geeft Melanchthon geen beschrijving van de bevindingen van een
chris­ten, maar van de manier waarop er gepreekt moet wor­
den. Hij vindt dat de troost van het Evangelie niet in de lucht mag komen te hangen. Het moet echte troost zijn, voor een echte zondaar. Daarom moet aan de verkondiging van de be­lofte de scherpe prediking van de heiligheid van God voorafgaan. Eerst de Wet en dan het Evangelie; de volgorde is niet psychologisch, maar pedagogisch.

Absolutie

Dat sluit aan bij de prediking uit de late middeleeuwen. De berouwvolle zondaar kon via de biecht de vrijspraak, de absolutie krijgen. Daarop volgde de boetedoening of penitentie. In de Reformatie verschuift de vrijspraak van de biechtstoel naar de preekstoel. Daar wordt aan allen die geloven verkondigd: je zonden zijn vergeven! Zo wordt met de sleutel van het Evangelie de poort van de hemel wijd geopend.

In de middeleeuwen was er al 
discussie over de vraag hoe diep
de zondekennis moet zijn. Som­
mige prekenboeken voor pries­ters en monniken vinden spijt vol­doende. Andere scholen be­
nadrukken dat de absolutie al­
leen gegeven mag worden als
het berouw oprecht is. De pries­ter moet onderzoeken of er spra­ke is van echte verbrokenheid.

Melanchthon wil voor beide uitersten waken. Op een visitatiereis klaagt hij over pastores die nooit preken over de zonde. Zij verdraaien de boodschap van de rechtvaardiging en preken „alleen het ene deel van het Evangelie, namelijk de vergeving van de zonden, en niet het berouw. Het volk is daardoor boosaardiger en ruwer geworden dan ooit tevoren.”

Aan de andere kant wil hij ook niet dat de diepgang van het berouw een voorwaarde wordt voor het geloof in Christus. „Vertrouw niet op je berouw, alsof je zonden vergeven zijn omdat je berouw hebt. Vertrouw liever op de absolutie en op het Woord van God.”

Kinderdoop

Voor Melanchthon is de doop het sacrament van de boetedoening. Het is het bad van de wedergeboorte. Het hele leven van de christen bestaat uit boete en berouw. De Wet verschikt en doodt. Het Evangelie verkwikt en maakt levend. Melanchthon ziet de doop als teken van de waarachtige bekering, de afsterving van de oude en de opstanding van de nieuwe mens. Pas later in de Reformatie komt de leer van het verbond tot ontwikkeling. Daarin loopt de lijn duidelijker van het Oude naar het Nieuwe Testament, van besnijdenis naar kinderdoop.

Melanchthon geeft andere argumenten voor de kinderdoop. Christus zegt dat de kinderen niet verhinderd mogen worden om tot Hem te komen, omdat het rijk van God hun toebehoort. De belofte van vergeving komt hun toe en dus ook het teken van de belofte. Christus is niet alleen voor de volwassenen maar ook voor de kinderen gestorven. In de kerk is het Woord met de sacramenten. Daarbuiten is geen heil. Daarom moeten de kinderen worden ingelijfd in de kerk. Zij delen in het geloof van de geloofsgemeenschap.

Dat is ook de gedachte achter de peter en de meter, die op het schilderij naast Melanchthon staan. Als getuigen beantwoorden zij de doopvragen. In plaats van het kind leggen zij de geloofsbelijdenis af. Zo wordt het kind opgenomen in de kerk der eeuwen.

De pedagoog van de reformatie vindt wel dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de geestelijke vorming van hun kinderen. Zij moeten hun kinderen de beloften zo leren dat zij die hun leven lang onthouden en zich ermee troosten.

Ondergang

De kinderdoop door onderdompeling is geen uitvinding van de Reformatie. Tot in de zestiende eeuw is het in grote delen van Noord- en West-Europa gebruikelijk om de zuigelingen helemaal onder te dompelen. De besprenkeling is pas massaal opgekomen als reactie tegen de dopersen. De baptisten vinden een doop zonder onderdompeling niets.

Het probleem met de anabaptisten is volgens Melanchthon dat zij te individualistisch denken. Zij spreken over het verbond, maar bedoelen de belofte van de gelovige om de kwade lusten te doden, heilig te leven en het kruis geduldig te dragen. Zij zien volgens Melanchthon helemaal over het hoofd dat God een verbond met ons sluit, waarin Hij ons Zijn genade toezegt.

Bovendien onderschatten zij de macht van de zonde. De kinderen hebben vergeving van zonden nodig omdat ze de grote ellende van de erfzonde meedragen. De dopersen ontkennen de erfzonde. Optimisme en individualisme vormen nog steeds de voedingsbodem voor de verwerping van de kinderdoop.

Het is wel jammer dat reformatorische christenen het zichtbare teken van de kinderdoop door onderdompeling zijn kwijtgeraakt. De onderdompeling betekent de dood van de oude mens. Die sterft volgens Melanchthon als het geweten in de engte verschrikt wordt door Gods oordeel en toorn. Dat de dopeling als drenkeling weer uit het water getrokken wordt, betekent dat hij geboren uit water en Geest de nieuwe gerechtigheid van Christus ontvangt.

In de gereformeerde verbondsleer liggen prachtige schatten verborgen. Toch blijft de discussie met baptisten vaak moeizaam. Zij kijken anders tegen de Bijbelse gegevens aan. De doop is in de plaats van de besnijdenis gekomen. Dat moet echter wel goed worden uitgelegd. Het mag geen vervangingstheologie worden. De besnijdenis is geen kapotte gloeilamp. De besnijdenis is vervuld in Christus en de doop is het teken van de vereniging met Hem en zo van de inlijving in het verbond van God met Abraham Zijn vriend.

Helaas heeft de gereformeerde verbondsopvatting tot veel verwarring geleid. Door verbondsoptimisme vervlakt het geloofsleven. Iedereen is toch gered. Door verbondspessimisme vervlakt het geloofsleven ook. De genade is voor een enkeling.

Misschien heeft de verbondsleer –smal of breed– de radicale verkondiging van Wet en Evangelie te veel verdrongen. Ter linkerzijde functioneert de Wet nauwelijks als tuchtmeester, ter rechterzijde klinkt de absolutie niet in de prediking. Het geestelijk leven wordt mooi beschreven, maar de genadedeur blijft op een kier.

Laat de verbondsleer ondergedompeld worden in het bad der wedergeboorte. Laat de prediking gedoopt worden in het bad van de Heilige Geest.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer