Geboortebeperking goede methode voor Oostvaardersplassen
Grote grazers in de Oostvaardersplassen dreigen ’s winters te verhongeren. Geboortebeperking is een goede methode om dat te voorkomen, betoogt prof. dr. B. Colenbrander.
Grote grazers (paarden, runderen en herten) verhogen de kwaliteit van natuurgebieden. Niet alleen zijn de dieren een lust voor het oog, ze zijn ook goed voor het beheren van de vegetatie. In grote wildparken (meer dan 60.000 hectare) zoals in Afrika bestaat daarbij een dynamisch evenwicht tussen roofdier, prooidier en vegetatie.
In veel kleinere natuurgebieden ligt dat anders. Roofdieren ontbreken hier veelal, met overbevolking van grote grazers tot gevolg. Dat leidt vaak tot ernstige voedseltekorten, waardoor een groot aantal dieren doodgaat. Maar ook kleinere dieren leggen het loodje, omdat er voor hen geen voedsel overblijft.
De Oostvaardersplassen is een klein afgerasterd natuurgebied van ruim 6000 hectare. Dat is grotendeels water, slechts zo’n 2000 hectare is beschikbaar voor landdieren. De populatie edelherten, heckrunderen en konikpaarden is een aantal jaren exponentieel gegroeid. Grote roofdieren zoals wolven en beren om deze groei af te remmen zijn niet aanwezig.
Beschikbaarheid van voedsel is een andere belangrijke factor die populatiegrootte bepaalt. Bij verminderd voedselaanbod trekken dieren weg naar gebieden met meer voedsel. Door hekken verhindert de mens dit natuurlijke gedrag. Daarmee is het dierenwelzijn de morele verantwoordelijkheid van de mens.
Sommigen noemen de langzame hongerdood in de Oostvaardersplassen een natuurlijke wijze van selectie, alsof dat ook vroeger in de ”echte natuur” zou zijn voorgekomen. Het op deze wijze laten verhongeren van dieren ziet men als experiment. Het plaatsen van een grote groep dieren in een beperkte, omheinde ruimte zonder voldoende voedsel zal echter niet tot inzichttoename leiden: we weten dat dieren voedsel nodig hebben en zonder voer geprogrammeerd verhongeren. Voor velen is dit moreel onaanvaardbaar.
Overbevolking met grazers in natuurgebieden is geen uniek Nederlands probleem. Verschillende methodes zijn internationaal toegepast als oplossing.
Bijvoeren aan het eind van de winter voorkomt verhongeren, maar maakt de problematiek in het volgende jaar alleen maar groter en is geen structurele oplossing
Gebiedsuitbreiding –als dat al mogelijk is– is op korte termijn een ideaal middel maar schuift het probleem vooruit. Het aantal dieren zal verder stijgen en zo’n natuurgebied zal in Nederland nooit de omvang krijgen waarbij een natuurlijk evenwicht kan ontstaan.
Afschot is een andere methode om het dieraantal te verminderen. Met de huidige praktijk aan het einde van de winter –bij dieren die op sterven na dood zijn– wordt uitzichtloos lijden niet voorkomen. Bovendien blijkt het gebied toch wel zo groot dat verzwakte dieren niet altijd gevonden kunnen worden om tijdig uit hun lijden te worden verlost.
Proactief afschot, zoals al voorgesteld door de Maatschappij voor Diergeneeskunde, is een alternatief waarbij langdurig lijden voorkomen wordt en het aantal dieren afgestemd wordt op de draagkracht van het terrein. Een groot nadeel is dat de voortplanting gestimuleerd wordt, het aantal geboortes stijgt sterk. Het is bovendien een methode die zonder een bijkomende aanpak moet worden toegepast.
Waaraan zou de ideale methode voor populatiebeheer moeten voldoen? Deze moet het dier in zijn wilde staat respecteren, weinig stress veroorzaken, praktisch uitvoerbaar, betaalbaar, niet onomkeerbaar en milieuvriendelijk zijn.
Een beproefd alternatief om het aantal dieren aan te passen aan de draagkracht van een natuurgebied is geboortebeperking. In veel wildparken gebeurt dit bij planteneters (paarden, herten, runderen, olifanten). Twee weken geleden promoveerde dr. Henk Bertschinger op dit onderwerp aan de Universiteit Utrecht. Op basis van onderzoek in de VS en Zuid-Afrika laat hij zien dat populaties via geboortebeperking met minimaal ingrijpen op het gewenste peil gehouden kunnen worden.
Bij deze methode wordt een tevoren bepaald aantal of percentage van de vrouwelijke dieren voor langere tijd onvruchtbaar gemaakt door middel van vaccinatie tegen componenten van eicellen. Er bestaat ook een ander vaccin dat de eicelrijping en de eisprong remt. Het effect duurt enkele jaren, is zonder bijwerkingen en verstoort het natuurlijke gedrag van de kuddedieren niet. Mocht een dier bij vaccinatie al dragend zijn, dan ontwikkelt de vrucht zich toch normaal. Het vaccin is goedkoop en op afstand toe te dienen (via een injectiepijltje).
Het niet toepassen van een beproefde wijze van populatiecontrole, enkel om verhongeren van dieren als experiment te kunnen beoordelen, is voor velen ethisch niet aanvaardbaar. Laten we streven naar een verantwoorde en duurzame wijze waarop mens en natuur naast elkaar kunnen bestaan.
De auteur is emeritus hoogleraar aan de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht .