Cort v.d. Linden goed voorbeeld voor Rutte
De houding van de liberale premier Cort van der Linden (1913-1918) tegenover het christelijke volksdeel is inderdaad een voorbeeld voor minister-president Rutte, betoogt drs. F. A. Th. J. Kalberg.
In zijn regeringsverklaring verwees premier Rutte naar zijn liberale voorganger Cort van der Linden, die als minister-president Nederland leidde van 1913 tot 1918. Die periode was zeer moeizaam vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Ook het kabinet-Cort van der Linden was een minderheidskabinet, omdat de SDAP van Troelstra niet wilde meewerken.
Kort na de installatie van zijn kabinet ontving Cort van der Linden bezoek van een van de kopstukken van de rechterzijde, jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman (CHU). Die gaf hem de raad om de schoolkwestie op te lossen als hij lang wilde blijven zitten met zijn kabinet. Lohman voerde daarbij aan dat de vrije school voor heel de natie een echt liberaal, zelfs door Thorbecke beleden beginsel was.
Dit argument maakte bij Cort van der Linden wel enige indruk, maar wat de doorslag gaf was zijn gedachte van het recht der minderheid. Al waren de aanhangers van de bijzondere school bij de verkiezingen van 1913 met een kleine meerderheid verslagen, dit nam volgens hem niet weg dat zijn kabinet ook de duurzame wens van dat aanzienlijke volksdeel moest proberen te verwerkelijken. Dat bondgenootschap gaf aan het aanvankelijk instabiele en wankele kabinet een vaste grondslag en een bovenpartijdig karakter, waardoor het, toen de oorlog uitbrak, zonder aanvulling uit de rechtse christelijke partijen als nationaal kabinet tot 1918 kon doordienen.
In de grondwetsherziening van 1917, die aan het linkse volksdeel het algemeen kiesrecht en aan het rechtse volksdeel de onderwijsvrijheid bracht, heeft Cort van der Lindens grondgedachte dat de regering er is voor het ganse volk haar blijvende gestalte gekregen. Doordat Cort van der Linden de twee voorstellen aan elkaar koppelde, was hij van een tweederdemeerderheid verzekerd.
De invoering van de onderwijsvrijheid was voor de christelijke partijen niet louter een overwinning. Er moesten verschillende concessies aan de liberalen worden gedaan, zoals de invoering van de alomtegenwoordigheid van de openbare school en de eisen van deugdelijkheid aan het bijzonder onderwijs.
Rutte wil zich graag spiegelen aan zijn voorganger. Dan zal hij zeker rekening willen houden met de verkregen rechten van de christelijke minderheid. Wanneer het beleid van het kabinet-Rutte erop is gericht de vrijheid van onderwijs onverzwakt te handhaven, kan dit kabinet bovendien eerder rekenen op politieke gedoogsteun van de ChristenUnie en de SGP, zoals Cort van der Linden als gevolg van zijn wijze onderwijsbeleid kon vertrouwen op politieke steun van de zijde van de rechtse christelijke partijen (RKSP, CHU en ARP).
De auteur is deskundige op het gebied van het staatsrecht.