„Crisis vraagt om gebed om Heilige Geest”
AMSTERDAM – Als er een crisis is in de hedendaagse theologie en zij de vaste grond onder de voeten verliest, dan is dat niet bij gebrek aan onbevooroordeeld onderzoek en wetenschappelijke onafhankelijkheid, maar dan is dat een veel fundamentelere crisis: dat de Geest ons kennelijk niet meer overtuigt van de waarheid door de Schrift.

Deze crisis, aldus prof. dr. A. van de Beek, „vraagt niet om meer geleerdheid, maar om gebed – een gebed om de Heilige Geest.”
Met een oratie onder de titel ”Spreken over God. Over de bron van theologische kennis” nam prof. Van de Beek (63) vanmiddag afscheid als hoogleraar symboliek aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Daarmee kwam er een einde aan 29 jaar theologiebeoefening aan een universiteit: in 1981 benoemde de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk hem in Leiden; in 2000 vertrok hij naar de VU. Vanmiddag herhaalde prof. Van de Beek nog eens dat hij níét uit Leiden was weggegaan „vanwege Leiden of de collega’s aldaar, integendeel.”
Vaste grond
„Theologie is spreken over God”, begon de hoogleraar zijn afscheidsrede. „Daarom kan alleen iemand die God kent en met God leeft, theologie beoefenen. Met deze stellingname heb ik ruim 28 jaar geleden mijn ambt als hoogleraar in Leiden officieel aanvaard. Deze these neem ik nog steeds voor mijn rekening. Indertijd heb ik mij vooral gericht op de formele kant van de stelling: men kan niet over God spreken zonder godskennis. Vandaag richt ik mij vooral op de bron van deze kennis: Hoe kennen wij God? Waar verwerven wij onze informatie om in een theologisch vertoog gefundeerd over God te kunnen spreken?”
Uiteindelijk, stelde prof. Van de Beek, blijken noch Gods daden in de geschiedenis, noch Jezus, noch het getuigenis over Zijn opstanding, noch de Bijbel ons vaste grond te geven. „Toch spreken we over God en we claimen als theologen dat het inderdaad om het zoeken naar betrouwbare godskennis gaat. Vanwaar deze overtuiging? Het is een overtuiging die gebaseerd is op gelóóf. We zijn niet verder in de theologie dan de brief aan de Hebreeën: het gelóóf nu is de vaste grond der dingen die men hoopt en het bewijs van de zaken die men niet ziet.”
Ten diepste, aldus de scheidende hoogleraar, betekent dit „dat theologische kennis in de zin van de Heidelbergse Catechismus alleen mogelijk is als God aan ons denken voorafgaat, als Hijzelf de bron van ons denken is, of anders gezegd: als Hij ons denken overneemt.”
Dat is precies wat de catechismus christologisch stelt in zondag 1, vervolgde hij: „dat ik niet van mijzelf ben, maar het eigendom van Christus. Betrouwbaar denken over God begint niet ergens buiten ons maar in ons; niet omdat God het resultaat is van onze rede en de projectie van ons verlangen, maar omdat God Zelf in ons woont. De Heilige Geest is de vaste grond waarop de theologie wordt gebouwd en de Heilige Geest is de bron van de zekerheid van het geloof en van alle kennis die daaruit voortvloeit.”
Die aanwezigheid in de Geest is geen lege, sprakeloze aanwezigheid, zei prof. Van de Beek. „Ze is direct verbonden met het Woord. Dat de verrijzenis van Jezus de godheid van Israëls God bewijst, is theologisch niet het resultaat van onbevooroordeeld historisch onderzoek –ook Tom Wrights studie zal mensen niet zomaar overtuigen– maar omdat de Geest van de Opgestane ons overtuigt in het lezen van de Schrift.”
Juist hier wordt „de crisis in de hedendaagse theologie” zichtbaar. Deze crisis vraagt echter „niet om meer geleerdheid maar om gebed – een gebed om de Heilige Geest.”
Theologie, ten slotte, is geen individuele bezigheid, aldus prof. Van de Beek. „Wij beoefenen theologie in de gemeenschap van de kerk van alle eeuwen. En als ik twijfel aan de zin van de theologiebeoefening, dan moet ik niet kijken naar de evaluatierapporten van visitatiecommissies, maar dan moet ik deelnemen in de vierende gemeente.”