Prediking mag niet buigen voor consumptiecultuur
De consumptiecultuur rukt ook op in reformatorische kerken, signaleert prof. dr. Benno Zuiddam. Predikanten moeten alles doen om duidelijk te communiceren, maar dienen effectbejag te schuwen.
Het is inmiddels alweer meer dan twintig jaar geleden dat ik als journalist afstudeerde op het onderwerp ”de predikant als massacommunicator.” Ik kwam tot de conclusie dat prediking, spreken namens God, eigenlijk de hoogste vorm van communicatie is. Dat betekent dat je als predikant ook moeite moet doen om over te komen. Dat is goed.
Minder geslaagd echter is dat het kerkelijk leven wereldwijd, onder Amerikaanse invloed, door dreigt te slaan in de richting van een hoordergerichte benadering waarin de klant koning is. Gemeenteleden betalen voor de kerk. Marktaandelen moeten verdiend en behouden worden.
Helaas kunnen we niet meer zeggen dat deze mentaliteit een ver-van-mijn-bedshow is waarover we meewarig het hoofd kunnen schudden. De consumptiecultuur heeft ook in reformatorische kerken reeds schrikbarende vormen aangenomen. Vanuit het buitenland, ik ben predikant in Australië en universitair werkzaam in Zuid-Afrika, is dat misschien makkelijker te zien dan vanuit Nederland zelf. Wie in de situatie zit, aanvaardt sommige zaken als vanzelfsprekend zonder er al te veel over na te denken.
Hier in Australië hebben we onder de druk van vergaande secularisatie ervaren hoe verleidelijk het is om zogenaamde hoordergerichte strategieën toe te passen in het kerkelijk leven en in de prediking. We belijden in de kerk dat God het moet doen. „Woord en Geest”, zeggen we vroom, maar ondertussen heeft activisme de overhand. Anders gebeurt er niets. We organiseren en berekenen alles en laten niets aan het toeval over. We doen goede marketing voor ons rechtzinnige product. Daarna plakken we er Gods sticker op. Vinden we het vreemd dat jongeren in de gereformeerde gezindte dan existentiële twijfels hebben? Zit er wel iets onder de sticker, of was het alles mensenwerk?
Het begint al bij het beroepingsproces. Aan advertenties in kranten doen we nog niet, maar kandidaten moeten zich goed profileren en bekendheid opbouwen. Onze voorvaderen deden nog aan gebed en vasten. Tegenwoordig is dat vervangen door geschreven of ongeschreven profielschetsen. Het Amerikaanse idee van de kerk als bedrijf heeft breed ingang gevonden.
Welke boodschap zenden we daarmee uit naar de wereld? Dat we mensen liefhebben en hen vasthouden, ondanks hun gebreken? Of worden mensen afgedankt als ze niet langer de strategische doelstellingen van de organisatie dienen? Het gevolg is dat leden zich gaan gedragen naar het voorbeeld van de organisatie. In plaats van trouw te zijn op de plaats waar de Heere stelde, en daar een bijdrage te leveren, gaat men shoppen. Onder het vrome voorwendsel van geestelijke voeding natuurlijk. We leven in een consumptiemaatschappij.
Is het werkelijke probleem niet dat de kerk reeds Jeruzalem verlaten heeft en haar kraampje op de Areopagus heeft geopend? Daden spreken luider dan woorden. Dominees ruilen hun overtuigingen in naarmate de kerk verandert. Broodprofeten? Oordeel niet te hard, ook zij hebben gezinnen te verzorgen. Niets is echter funester voor een kerk dan predikanten en lidmaten die zeggen dingen te geloven omdat de club dat van hen vraagt.
Oprechtheid is een goed Nederlands woord dat we veel in de Bijbel tegenkomen, maar helaas steeds minder om ons heen. De communicatiewetenschap leert echter dat een oprecht verhaal uit het hart, van oog tot oog, meer doet dan de beste powerpointpresentatie.
Duidelijkheid in communicatie is goed, effectbejag niet. Dat gaat ten koste van oprechtheid. Ter wille van inkomsten en populariteit is het verleidelijk om hoorders te behagen. Wie, zoals ik, behalve theologie ook massacommunicatie gestudeerd heeft, is daar voorzichtig mee. Met behulp van de juiste psychologische opbouw, stemintonatie, gepaard met emotionele voorbeelden, is het vrij gemakkelijk om mensen te ‘bereiken’. Maar zou een dienaar van het Woord dat moeten willen? Wat men zaait, zal men oogsten. Zijn we gericht op authentieke werkzaamheid van Geest en Woord, of moet ons verhaal ”het doen”?
Het is erg jammer als God ons verhaal nodig heeft om aan het Woord te kunnen komen. Is het nu ook in de kerk zo geworden dat „God mensen helpt die zichzelf helpen?” (Benjamin Franklin).
In de Schrift is het God Die uitreikt naar de mens en daarvoor Zijn dienaren gebruikt. Waar dat in oprechtheid gebeurt, is de hoorder niet meer geïnteresseerd in het aarden vat, maar in de schat. ”Hoorders” worden dan ”aanbidders” in Geest en waarheid. Mogen de kerkdiensten verdwijnen en de erediensten terugkomen!
De auteur is presbyteriaans predikant in Australië en buitengewoon hoogleraar Nieuwe Testament, Grieks en kerkgeschiedenis aan de North-West University in Potchefstroom, Zuid-Afrika.