Kennis van kerkgeschiedenis is onmisbaar
In oorlogstijd lijkt alles om het hier en nu te draaien. Maar meer dan ooit is dat juist een tijd waarin we contact moeten houden met onze geschiedenis - in het bijzonder met de heils- en kerkgeschiedenis, vindt de Amerikaanse kerkhistoricus Chris Armstrong
. Er is een scala aan redenen om de kerkgeschiedenis te bestuderen. Daarvoor zijn er allerlei mogelijkheden, maar ze worden meestal onvoldoende benut. Niet ieder is namelijk overtuigd van het belang van kennis van het verleden van het christendom. Toch gaat men dan voorbij aan belangrijke argumenten.
- Het christelijk geloof is overal in onze cultuur prominent aanwezig. Ongeacht iemands religieuze achtergrond (of het ontbreken daarvan) kan hij de moderne, westerse wereld -inclusief haar oorlogen- niet begrijpen zonder kennis van de christelijke geschiedenis.
Ooit solliciteerde ik naar een academische baan aan een klein college in het Midden-Westen van de VS. De sollicitatiecommissie vroeg me hoe ik de studenten zou overhalen een cursus over de christelijke geschiedenis te gaan volgen. Ik antwoordde: „Ik zou hun voorstellen eens om zich heen te kijken. Veel elementen in de Amerikaanse cultuur hebben christelijke bronnen. De bijbelse uitdrukkingen in onze taal zijn een sprekend bijvoorbeeld.”
Veel ethische standpunten hebben een relatie met het christelijk geloof. Vandaag de dag herinnert daar niet veel meer aan, of het moet zijn dat juist die christelijke opvattingen geschonden worden. Maar toch, de wortels van onze ethiek liggen in het christendom. Opvattingen over wie mensen zijn en wat wij op deze planeet doen hebben hun ankerpunten in de christelijke leer, zij het dat ze inmiddels daarvan zijn losgeslagen. Muziekstijlen -zelf de volstrekt seculiere rock-’n-roll- hebben hun oorsprong in de christelijke muziek van slaven in het zuiden van de VS.
Maar er is meer. Feestdagen -Pasen, Kerst en zelfs Halloween- mogen tegenwoordig dan wel heidense elementen bevatten, maar hun referentiekader was altijd christelijk. Bij de kunst is dat net zo. Bezoek een westerse kunsttentoonstelling en probeer alleen maar verwijzingen naar het christendom, zowel de expliciete als de impliciete, te vermijden. Dan kunt u beter thuisblijven. Als u in Amerika woont, of elders in het Westen, dan is uw hele omgeving doordrenkt van overblijfselen van het christendom.
- Kennis van de kerkgeschiedenis bevrijdt u van de tirannie van het heden en van het recente verleden. In zijn inaugurale rede als hoogleraar in Cambridge op 29 november 1954 stelde C. S. Lewis: „Ik denk niet dat we behoeven te vrezen dat de studie van een dag of periode, hoe langdurig of welwillend ook, een bevrediging van nostalgische gevoelens betekent. In het individuele leven is het niet het herinnerde verleden, maar juist de vergeten historie die ons tot slaaf maakt, zo leert de psychologie ons. En ik denk dat dit inderdaad ook geldt voor de maatschappij… Ik denk dat geen enkele groep mensen minder geknecht wordt door het verleden dan de historici. Het zijn degenen die onbekend zijn met de geschiedenis die gewoonlijk zonder het te weten slaaf zijn van een zeer recent verleden.”
In oorlogstijd verscherpte Lewis zijn standpunt. In het essay ”Leren in oorlogstijd”, in ”The Weight of Glory”, vergeleek hij iemand die geschiedenis leest met een man die op vele plaatsen gewoond heeft. Deze man „zal waarschijnlijk niet verleid worden door de fouten van zijn geboortedorp; de wetenschapper heeft in vele tijden gewoond en is daardoor tot op zekere hoogte immuun voor de stortvloed van nonsens die uit zijn eigen tijd via pers en microfoon voortkomt.”
- Het leven is te kort om door ervaring alles te leren. Om de woorden van Lewis te herhalen: „de historicus heeft in vele tijden gewoond.” Wat een rijke manier om in wijsheid toe te nemen. Hoewel ervaring wat sommige zaken betreft de beste leermeester is, helpt ze ons op andere terreinen helemaal niet ver.
Jobs vriend Bildad de Suhiet had het bij het rechte eind toen hij zei: „Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. Zullen zij u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen?” (Job 8:8-10).
Met welke vraag u uw hersenen ook pijnigt, een slimmer persoon dan u heeft die al helderder gezien, er langer over nagedacht en daarop een antwoord geformuleerd. Waarom zouden we het wiel opnieuw uitvinden? Hieronder valt ook het feit dat er geen nieuwe ketterijen zijn, alleen oude in nieuwe jasjes. Ook de vragen die zij opwerpen zijn allemaal beantwoord met meer wijsheid en eruditie dan wij ooit aan de dag zullen kunnen leggen.
Hoe dieper onze wortels zijn, hoe hoger we groeien. Christenen die nu leven maken deel uit van een gemeenschap van gestorven christenen. We hebben veel broeders en zusters in het geloof die niet meer op deze aarde zijn. Zij zijn meer in getal dan dat er nu gelovigen op aarde zijn. Laten we met hen kennismaken. En terwijl christenen hier op de aarde ploeteren als leden van de strijdende Kerk, trekt de triumferende Kerk vanuit de hemel aan hen.
Het is een beschamende gedachte om de gemeenschap der heiligen, de band met de kerk van alle tijden, te verliezen. De „wolk der getuigen” dwingt ons verder te gaan. De heldenmoed, de tranen, het zwoegen en de triomfen van gestorven christenen kunnen de levenden inspireren.
Blaise Pascal zei: „Het voorbeeld van het sterven van christelijke martelaren raakt ons, want ze zijn leden van ons. We hebben een gemeenschapsband met hen, zodat hun toewijding ons niet alleen door hun voorbeeld inspireert, maar omdat we dezelfde kwaliteiten zouden moeten hebben.”
Het lezen van christelijke geschiedenis is een fantastische manier is om fascinerende mensen en dramatische, kleurrijke verhalen te horen. Geschiedenis heeft alles te maken met mensen. Gedenkwaardige mensen in de diepste zin van het woord, lees Hebreeën 13:7. De 19e-eeuwse schrijver Ralph Waldo Emerson zei eens: „Er is eigenlijk geen geschiedenis, alleen biografie.” En de Schot Thomas Carlyle voegde eraan toe: „De biografie is het meest universeel plezierige en verrijkende van alle leesmateriaal.” Zij hadden gelijk.
Het lezen van de kerkgeschiedenis helpt vooroordelen te laten verdwijnen en kweekt sympathie en ootmoed. Het is zo gemakkelijk om te denken: „De kerk, dat zijn wij.” Dat is niet zo. De meeste christenen zien veel dingen anders -en hebben ze anders gezien- dan wij nu doen. Zij hadden andere vragen, andere opvattingen, andere manieren van leven, andere benaderingen van het christelijke leven, andere strategieën voor evangelisatie, onderwijs, prediking, sacramenten en pastoraat. Het is nuttig dat te weten. De historicus Jacques Barzun schreef: „Het lezen van geschiedenis tempert het absolute partizanenschap. Hoe meer we lezen over andere christenen, hoe meer we ons in hun situatie kunnen verplaatsen en respect voor hun benadering van het geloof op kunnen brengen.”
Dat is goed, omdat de hedendaagse kerk uit een grote (en soms bizarre) variëteit aan leden bestaat. Als we meer weten over het verleden, krijgen we inzicht in de praktijken en problemen van andere christenen in het heden. We zullen waarschijnlijk minder kritisch worden ten opzichte van anderen - en ons bewust worden van onze eigen tekortkomingen en beperkte perspectieven.
Het lezen van christelijke geschiedenis toont ons hoe we gekomen zijn waar we nu zijn. Waar kwamen al die kerkverbanden vandaan? Hoe ontwikkelden de verschillende opvattingen en de manieren om die te beleven binnen mijn eigen kerk zich? Waarover gaat de strijd tussen calvinisme en arminianisme nu eigenlijk?
Als de voorgaande reden u zwaarmoedig maakt omdat ze u herinnert aan de onenigheid en het slechte functioneren van de kerk, dan moet u ook deze reden eens in overweging nemen: We moeten kerkgeschiedenis lezen omdat die ons aan onze opdracht herinnert. Hoewel we in ”de wereld” leven (Augustinus noemt het de Stad der Mensen), zijn we ”burgers van een andere plaats” (de Stad Gods). We hebben een missie die velen rondom ons vreemd is, een mandaat om „wel in de wereld, maar niet van de wereld te zijn.”
We zijn allemaal lid van een plaatselijke gemeente (of zoals mijn vriend Allan Poole het graag zegt: „buitenposten van het Koninkrijk”). Waar we ook ter kerke gaan, wanneer we het kerkgebouw verlaten, dienen we nog steeds de kerk te zijn - zout, licht, anders dan de wereld. Een machtig middel om onszelf op deze missie voor te bereiden is lezen hoe christenen uit het verleden het Evangelie in hun culturen overbrachten.
- Zoals de wijn op de bruiloft te Kana is ook de beste reden voor het laatst bewaard. We moeten de kerkgeschiedenis lezen omdat het christendom een historische religie is, gebaseerd op een historisch persoon en de woorden van twee ”testamenten” vol met historische feiten.
Negentiende-eeuwse liberale theologen spraken graag over de „essentie van het christendom” -gewoonlijk wat meer dan „het Vaderschap van God en de broederschap van mensen”-, dat losgemaakt moest worden van de eeuwen van dwalende leren en praktijken van een kerk die het nooit voor elkaar leek te krijgen. Het probleem met deze benadering, zoals een spitsvondig persoon eens opmerkte, is dat deze negentiende-eeuwse liberalen, wanneer ze christelijke geschiedenis lazen, in de put van negentien eeuwen keken en hun eigen gezichten op de bodem zagen. Maar er is geen essentie die niet verpakt is in geschiedenis. Christendom heeft alles te maken met de geboorte van Gods tweede Persoon als Jood in het Nazareth van de eerste eeuw.
Natuurlijk is het Nieuwe Testament dan geen filosofisch boek met abstracte leerstukken. Het is een verhaal over een leven, een offer, een wederopstanding - dat plaatsheeft in de historische werkelijkheid. En de Handelingen en de brieven, die het model van de oud-testamentische historische boeken volgen, pakken de draad weer op bij het pinksterverhaal. Als u kerkgeschiedenis leest, bladert u door het 29e hoofdstuk van Handelingen. Het gaat ten diepste om het verhaal van Gods trouw en Gods plan met de mensheid. Hij volvoert Zijn raad. We mogen daarom niet vergeten dat het hart van de wereld de Kerk is.
De auteur is kerkhistoricus en hoofdredacteur van het Amerikaanse tijdschrift ”Christian History Magazine”.