Wie wordt de derde?
De nieuwe informateurs gaan de mogelijkheid van een CDA/VVD-coalitie onderzoeken. Tussen beide partijen zitten ongetwijfeld verschillen als het gaat om de WAO of de ontwikkelingshulp, om maar een paar dingen te noemen. Maar tussen liberalen en christen-democraten is het veelal makkelijker om tot overeenstemming te komen dan tussen PvdA en CDA.Dat heeft onder meer te maken met de getalsverhoudingen. CDA en PvdA strijden zo ongeveer bij elke kamerverkiezing om de vraag wie de grootste partij van het land is. De VVD beweegt zich qua zeteltal vanouds op een niveau lager. Daardoor beseft zij meer dat zij lang niet al haar wensen gerealiseerd kan krijgen.
Het grootste probleem is echter dat CDA en VVD een derde partij nodig hebben om aan een parlementaire meerderheid te komen. Welke moet dat worden?
Terwijl Balkenende de laatste dagen wat positiever oordeelde over een opnieuw betrekken van de LPF bij de coalitie, noemde Zalm dat gisteren bizar. Daarmee is voor dat alternatief nog niet helemaal de deur dicht gegooid, maar is het niet voor de hand liggend dat die optie nu het eerst beproefd wordt.
Voor de VVD is D66 de geschiktste partij om een meerderheidscoalitie mee te bouwen. Die partij betekent ook een versterking van het ’vrijzinnige’ element in de coalitie. Maar dat is voor ons juist een reden om dat een ongelukkige oplossing te vinden.
De derde mogelijkheid zijn de kleine christelijke partijen. Nu heeft de ChristenUnie, die altijd het meest enthousiast was over regeringsdeelname, bij de laatste twee verkiezingen nogal wat averij opgelopen. Was die partij, zoals ze zelf hoopte en verwachtte, gegroeid naar zes of zeven zetels, dan was met haar deelname een parlementaire meerderheid verzekerd. Nu komen CDA en VVD met de ChristenUnie slechts aan 75 zetels.
Alleen met de twee zetels van de SGP is er een meerderheid te bereiken. Die partij is echter niet gewend veel water bij de wijn te doen. En terecht. Daarvoor is de kloof met het huidige regeerbeleid veel te groot. Maar het is ook niet verstandig om bij voorbaat al nee te zeggen.
In het verleden is wel vaker gesproken over de Staphorster variant, waarbij de kleine christelijke partijen regeringsverantwoordelijkheid zouden dragen. In werkelijkheid kwam die situatie eind jaren zeventig, bij de formatie van het eerste kabinet-Van Agt, nog het dichtste bij. CDA en VVD hadden toen wel een meerderheid, maar die werd ondergraven doordat een aantal CDA’ers openlijk te kennen gaf dat zij niets voor deze coalitie voelden. SGP-fractieleider ds. Abma zegde het nieuwe kabinet toen „waar mogelijk” steun toe. Daar bleef het echter bij.
Als de besprekingen met D66 niets opleveren en de LPF buiten beeld blijft, zullen CDA en VVD zich wel tot de ChristenUnie en de SGP moeten wenden. De vraag is dan waartoe met name de VVD bereid is. Wordt het homohuwelijk afgeschaft of wordt het hooguit zo dat gemeenten weer de mogelijkheid krijgen om de vestiging van een bordeel te verbieden?
En wat staat daar tegenover? Moet men straks zijn stem geven aan allerlei wetsontwerpen waar men eigenlijk faliekant tegen is en verantwoordelijkheid dragen voor een regeringsbeleid ten aanzien van bijvoorbeeld abortus en euthanasie, waar men (als men zijn eigen principes ernstig neemt) volstrekt geen verantwoordelijkheid voor kan dragen?
Een beslissing over eventuele regeringsdeelname is daarom niet gemakkelijk. Het is niet erg om vuile handen te maken, mits men daarmee inderdaad wat vuil is, weet schoon te maken. Anders heeft het geen zin. Er is dan ook alle reden om onze politieke vertegenwoordigers de wijsheid van boven toe te bidden.