„Wortels evangeliën liggen in synagoge”
De eerste christenen wortelden in het Jodendom. Ze vierden de traditionele feesten en hoorden in de synagoge de Thora, de vijf boeken van Mozes. Vanuit de Joodse liturgie ontstonden de vier evangeliën.
Dat is de conclusie van het postuum verschenen boek ”The Gospels and Jewish worship. Bible and synagogical liturgy in the first century C. E.” (uitg. Skandalon, Vught). De publicatie van de in 2000 overleden hervormde predikant en Bijbelwetenschapper dr. Dirk Monshouwer werd vrijdagmiddag in Amsterdam gepresenteerd.Dr. Monshouwer, die in 1987 promoveerde op het onderwerp ”Markus en de Thora”, zag een verband tussen het gebruik van de Joodse leesroosters en het ontstaan van de vier evangeliën. Maar bewijzen kon hij dat niet, alleen aannemelijk maken. „We weten slechts dat tijdens de diensten in de synagoge eeuwenlang de Thora is gelezen, net als de evangeliën in de vroegchristelijke kerk. Er is echter nauwelijks informatie over hoe dat liturgisch werd vorm-gegeven en wat er precies gelezen werd.” Andere bronnen dan de Thora en de evangeliën zelf zijn er niet, aldus dr. Monshouwer.
Een belangrijke overeenkomst tussen jodendom en christendom ligt volgens hem in de centrale plaats van de Schrift. Na de verwoesting van de tempel in 70 na Christus overleefden de Joden door te blijven lezen. „De Joden leefden in, met en door de Schriften. En toen Christus niet langer lichamelijk aanwezig was bij zijn discipelen, werd het christendom gevormd door de Schriften.”
Dr. Monshouwer zag ook inhoudelijke overeenkomsten tussen de Thora en de vier evangeliën. Ze zetten allemaal, zij het op een verschillende manier, in met de woorden: „In den beginne” (Genesis 1:1). Zo komen de eerste woorden van het Markusevangelie overeen met die van de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. „Het oudste Evangelie presenteert zich vanaf het allereerste begin als een wettige uitleg van de Thora.”
Lukas zou zijn eerste hoofdstukken hebben gebruikt om de Thora en de Profeten samen te vatten, aldus Monshouwer. En Johannes schrijft: „In den beginne was het Woord.” Mattheüs lijkt wat meer afstand te nemen tot het Oude Testament. Toch noemt hij zijn Evangelie: „Het boek van het geslacht (”genesis”) van Jezus Christus, de Zoon van David, de zoon van Abraham.” Dan geeft Mattheüs een opsomming van de complete geschiedenis van Israël, 42 generaties lang.
Het was de gewoonte Bijbelgedeelten hardop te lezen. Dat de kamerling van Candace hoorbaar uit de profeet Jesaja las (Handelingen 8:30) was dan ook geen uitzondering op de regel. „Het was een algemeen gebruik.”
Volgens dr. Monshouwer, een vertegenwoordiger van de zogeheten Amsterdamse School, waren de evangeliën bedoeld om tijdens samenkomsten te worden voorgelezen. Juist de boeken die hardop werden gelezen, zouden een plaats in de canon van het Nieuwe Testament hebben gekregen.
Het evangelie van Markus kon goed in één jaar worden gelezen, aldus dr. Monshouwer, ook een van de theologen achter het Oecumenisch Leesrooster van de Raad van Kerken. Hij ging ervan uit dat Markus 16:8 het laatste vers van het boek was. Dit vers zou geen „onmogelijk slot” meer zijn als „het lezen wordt hervat bij hoofdstuk 1:1.”
Ook het Evangelie van Lukas was goed te gebruiken in een jaarcyclus. „Als we Lukas 1:1-4 als een voorwoord zien, dan is er aan het begin en het einde van het Evangelie sprake van een eenheid in tijd en plaats”: zowel Lukas 1:5 als 24:53 speelt zich af in de tempel in Jeruzalem, op het uur van de dagelijkse dankoffers. „En zij waren allen tijd in de tempel, lovende en dankende God.”