„Gezag Petrusbrief staat los van auteurschap”
Al is een brief in het Nieuwe Testament niet geschreven door de auteur die in de canon wordt genoemd, dan ontneemt dat zijn gezag in de Bijbel niet. In zijn proefschrift over de tweede Petrusbrief bestrijdt promovendus Martin Ruf het auteurschap van Petrus van deze brief.
Sinds de vroegchristelijke oudheid bestaan er twijfels over de schrijver van de tweede Petrusbrief. Kerkvaders citeren de brief nauwelijks, Eusebius noemt hem in de categorie ”omstreden” – maar hij wordt door de meesten wel gewaardeerd. Qua onderwerp, stijl en taal is de tweede Petrusbrief geheel anders dan de eerste. Bovendien waren er vanaf de tweede eeuw veel apocriefe geschriften onder de naam van Petrus in omloop.Martin Ruf (1967) deed een „metatekstuele” studie naar de tweede Petrusbrief. In zijn lijvige studie ”Die heiligen Propheten, eure Apostel und Ich. Metatextuelle Studien zum zweiten Petrusbrief”, waarop hij vandaag in Utrecht promoveerde, analyseert hij hoe de auteur van de tweede Petrusbrief omgaat met de voor hem beschikbare teksten uit zijn tijd. „Als een auteur een tekst schrijft en daarin andere gedeelten verwerkt, dóét hij iets met die andere teksten. De schrijver van de tweede Petrusbrief maakt gebruik van het beschikbare materiaal om zijn visie op de goede christelijke leer te ontwikkelen.”
De tweede Petrusbrief stelt vooral de toekomst en de wederkomst van Christus centraal. Ruf: „Daarbij beroept de auteur zich op de apostelen en profeten, met name Jesaja, die ook spreekt van een nieuwe hemel en aarde. Het is de verbinding van de leer der apostelen met de boodschap van de profeten die kenmerkend is voor 2 Petrus en die volgens de schrijver de grondslag legt voor de juiste leer.”
De tweede Petrusbrief wil een aanvulling en zo nodig een correctie bieden op de Judasbrief, zo meent Ruf. „De schrijver stelt dat er voor het naderende oordeel nog een mogelijkheid van bekering is. De Judasbrief spreekt alleen van straf, de tweede Petrusbrief ook van redding. God is geduldig en roept op tot bekering.”
De tweede brief heeft het karakter van een afscheidsbrief of testament. „Dan is het gebruikelijk dat degene die afscheid neemt van het leven de wijsheid doorgeeft die hij in zijn leven ontvangen heeft. Jezus en Paulus lieten ook een testament na en waarschuwden voor de dingen die er na hun leven zouden gebeuren. De auteur van de tweede Petrusbrief waarschuwt speciaal voor pseudoleraren.”
Bijna unaniem
Volgens Ruf is het onder nieuwtestamentici „nagenoeg unaniem” geaccepteerd dat de tweede brief van Petrus niet van de hand van Petrus zelf is. Evenals het auteurschap wordt betwist van diverse brieven van Paulus, zoals die aan de Kolossensen.
Met name in orthodoxe kringen wordt van deze stellingname afstand genomen. Zo betoogt de vrijgemaakte Kamper nieuwtestamenticus prof. dr. Rob van Houwelingen in zijn proefschrift ”De tweede trompet. De authenticiteit van de tweede brief van Petrus” (1988) dat de brief wel degelijk van Petrus afkomstig is.
Ruf: „Ik heb zijn proefschrift verschillende keren positief aangehaald en waardeer ook zijn commentaar op de inhoud van de brief, maar bestrijd zijn visie op het auteurschap. Ik zie geen aanwijzingen dat het om Petrus als auteur gaat. Het ontkennen van de authenticiteit ervan in de wetenschap heeft een bijzonder breed draagvlak.”
Bij orthodoxe gelovigen kan dit overkomen als Schriftkritiek. De echtheid en daarmee het gezag van de brieven zouden immers betwist worden.
„Ik zou het jammer vinden als die conclusie getrokken wordt. In een bepaalde fase van de vroegchristelijke tijd waren er in de christelijke gemeenten geen autoriteiten die onder eigen naam schreven. Zij gebruikten de naam van Petrus, Paulus of anderen om niet alleen gezag aan hun tekst te geven, maar ook om te laten zien dat zij in de lijn van deze auteurs stonden. Pas aan het begin van de tweede eeuw begonnen bisschoppen als Polycarpus en Ignatius brieven onder eigen naam te publiceren. De redenering dat het niet echt en dus niet waar is, is onjuist. De inhoudelijke boodschap van de tweede Petrusbrief is er niet minder om.”