Classis sprak belijdend over God
Het besluit om geen tuchtprocedure tegen ds. Hendrikse te starten heeft veel reacties opgeroepen. Dr. A. J. Plaisier plaatst een aantal kanttekeningen.
Recentelijk is er veel geschreven over ds. Hendrikse. De classis Zierikzee van de Protestantse Kerk heeft besloten geen tuchtprocedure tegen ds. Hendrikse te starten vanwege zijn opvattingen. Op dit besluit is veel commentaar gegeven. Ik wil graag een aantal zaken verhelderen.Ten eerste. De kerk is geroepen om in deze wereld het Evangelie te verkondigen. Het gaat daarbij in de kern om het goede nieuws van Jezus Christus. Hij is het levende Woord van God. Daarom brengt de kerk, door trouw te zijn aan haar opdracht, God ter sprake. In kerkelijke taal: zij belijdt God. De kerkorde van de Protestantse Kerk zegt het zo: „Betrokken in Gods toewending tot de wereld belijdt de kerk (…) de drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest.” De kerk staat of valt met de trouw aan deze opdracht.
Niet alles kan
Twee. De classis Zierikzee heeft, mede op grond van het advies van visitatoren, geen grond gevonden om het onderzoek naar de leer van ds. Hendrikse voort te zetten. Dat is wat anders dan dat ”alles kan”. Er wordt gezegd dat de opvattingen van ds. Hendrikse c.s. hoorbaar zijn in het geloofsgesprek, zoals dat ook eerder het geval was met opvattingen van andere vrijzinnige theologen. Binnen een belijdende kerk wordt óók een geloofsgesprek gevoerd. Dat geloofsgesprek is er niet mee gediend als sprekers te snel het zwijgen wordt opgelegd, ook als daar zaken in naar voren worden gebracht die op gespannen voet staan met het belijden van de kerk.
Zeker, een geloofsgesprek kan pijnlijk zijn. Er kunnen dingen gezegd worden die in een bepaald opzicht het belijden van de kerk ter discussie stellen. Maar door sprekers te schorsen of te diskwalificeren versterk je het belijden van God niet. Het getuigt van wijsheid ook stem én tegenstem de kans te geven. Tegenstemmen kunnen opschudding brengen, kunnen soms over de schreef gaan, maar ze kunnen ook de kans geven ons opnieuw af te vragen wat ons geloof in God nu eigenlijk betekent.
Drie. De classis heeft de opvatting van ds. Hendrikse over het bestaan van God apart belicht. Zij meent dat de opvattingen van ds. Hendrikse een stem zijn in het debat over hoe het bestaan van God moet worden opgevat. Dat betekent niet dat daarmee de opvatting dat God niet bestaat wordt geaccepteerd. Wij geloven in God. Wie dat niet doet, stelt zich buiten het belijden van de kerk. Daarmee verlaat je de kerk.
Handreiking
Hoewel ik meen dat de opvattingen van ds. Hendrikse niet houdbaar zijn, zijn ze in ieder geval wel aanleiding om nader te denken en te spreken over de vraag: Wie is God? Hoe spreken we juist over Hem Die zich in Jezus Christus geopenbaard heeft als Immanuël: God met ons? Wat bedoelen we in dat kader met het woord bestaan?
Vier. Er gebeurt meer dan alleen maar te zeggen dat de ‘zaak’ Hendrikse geen voortgang zal vinden. In november zal de synode zich bezighouden met het thema ”spreken over God” –mede op verzoek van de classes Walcheren en Zierikzee. Dit om te komen tot een handreiking over dit spreken. Dit voorstel tot een handreiking zal mede bedoeld zijn om richtinggevend te zijn in de opdracht God ter sprake te brengen. De kerk neemt de vragen naar God zeer serieus.
Die vragen hebben op verschillende wijze geklonken in de afgelopen jaren. Vragen rondom het ietsisme en het theïsme; en recentelijk dan de opvattingen van ds. Hendrikse. Daarom zal de synode zich bezinnen op het thema ”spreken over God”, opdat de kerk haar opdracht met des te meer overtuiging kan voortzetten. Deze handreiking zal dus bedoeld zijn als vorm van belijdend spreken over God. Dat de kerk dat nu doet, geeft ook wel aan dat ds. Hendrikse dat gesprek op scherp gezet heeft.
Eerder heeft de synode naar aanleiding van opvattingen van prof. Den Heyer gesproken over Jezus Christus. Dat heeft geresulteerd in de nota ”Jezus Christus, onze Heer en Verlosser”. Dat was een geëigende weg om als kerk te spreken over Christus en om „te weerleggen wat haar belijden weerspreekt.” Waarom zou dat in dit geval niet kunnen? Zo heeft de classis Walcheren (over het besluit van deze classis is het aanmerkelijk stiller gebleven) meer gedaan dan alleen te zeggen niet met het onderzoek verder te gaan. Zij heeft de gelegenheid te baat genomen om belijdend over God te spreken.
Wijsheid
Vijf. De zaak van de leertucht gaat verder en is daarom breder dan het veroordelen van een predikant. De kerk kan haar taak om God te belijden en te bestrijden wat haar belijden weerspreekt op vele wijzen verrichten. Er is, zoals de voorzitter van visitatoren-generaal ds. Sonnenberg opmerkte, een tucht over de leer en een tucht over een persoon in verband met de leer. Dat de Protestantse Kerk zeer terughoudend is in dit laatste door een predikant te schorsen, is een feit. Dat kan als teken van zwakte worden aangemerkt.
Visitator Sonnenberg heeft echter opgemerkt dat en waar de kerk in het verleden vanwege de leer tuchtmaatregelen oplegde aan predikanten, die meestal hebben geleid tot verdriet, scheuring, ruzie et cetera. Dit kan natuurlijk als dooddoener worden opgevat, maar het kan ook beschouwd worden als een vrucht van kerkelijke praktijk en daarmee van wijsheid.
Geen legitimatie
Tot slot. De intussen regelmatig geopperde stelling dat de kerk de opvattingen van ds. Hendrikse heeft gelegitimeerd, is in het licht van wat ik hierboven heb geschreven onjuist. De kerk legitimeert sowieso geen opvattingen. De verklaring dat de opvattingen van ds. Hendrikse de fundamenten van de kerk niet aantasten, is bovendien nog wat anders dan deze opvattingen legitimeren.
In de verklaring wordt gezegd dat ze niet van het gewicht zijn dat ze de fundamenten ondergraven. Die fundamenten blijven dus overeind. Het fundament van de kerk is God, Die Zich in Jezus Christus heeft geopenbaard. Niet ondergraven is nog wat anders dan dat ze passen bij deze fundamenten. De opvattingen van ds. Hendrikse geven aanleiding om over deze fundamenten opnieuw te spreken, ze al sprekend opnieuw te ontdekken, om zo opnieuw gesterkt te worden in de opdracht de drie-enige God te belijden.
De auteur is scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland.