Opinie

Als minister horen naar Gods stem

In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt daarin een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een korte toespraak houdt. Dinsdag 19 januari sprak minister J. P. H. Donner (CDA).

20 January 2010 09:11Gewijzigd op 14 November 2020 09:38

„Spreek, Uw dienaar luistert.” Wat zou dat heerlijk zijn; Gods stem in de nacht horen en van Hem vernemen wat Zijn wil is en wat Zijn plan. Wie zou dan niet eerbiedig luisteren en gehoorzamen? Alleen – welke van al die stemmen in de nacht is Zijn stem?Vorig jaar gingen deze pauzediensten over de wet: „De wet des Heren is volmaakt: levenskracht voor de mens” in de woorden van de psalmist (Ps. 19:8-12). Thema dit jaar is de tekst ”Gij dienaars van Hem, die alles regeert”. Dit jaar gaat het kortom om de uitvoering; want de wet kan niet zonder uitvoerders, zonder dienaars.

Het is verleidelijk om daarbij in eerste instantie te kijken naar ministers. Minister betekent in het Latijn: dienaar. Ministers zijn dienaren van de vorst, van de overheid en de overheid is in de woorden van Paulus „dienaresse Gods.” Toch weet ik niet of we bij ”Gij dienaars van Hem, die alles regeert” in de eerste plaats aan de overheid en aan ministers moeten denken. Als de psalmist in Psalm 103 zegt: „Gij dienaren die zijn wil volbrengt”, dan doelt hij op engelen; nu kun je veel van ministers denken, maar niet dat het engelen zijn.

Dan komen dominees eerder in aanmerking. Die schreven vroeger VDM achter hun naam als beroepsaanduiding: Verbi Divini Minister – dienaar van het Woord Gods. Maar ik ben bang dat het niet zo eenvoudig is; dat het een kwestie is van een dienaar vinden –dominee of minister-–die we kunnen aanspreken op de uitvoering van de wet, op de navolging van Christus. Essentie van het protestantisme is dat ieder dienaar is, dat ieder van ons geroepen is. Dat we niet door de kerk, de staat of het gezag van de paus geheiligd worden, maar enkel door geloof; door zelf gehoorzaam te volgen.

In de passage die we lazen (1 Sam. 3 : 9-10) staan niet dienaren als zodanig centraal, maar een wezenlijk aspect van dienen; het luisteren – „uw dienaar luistert.” De Statenvertaling gebruikt het werkwoord: horen – „Uw knecht hoort.” Dat is mooier. Horen is de kern van het werkwoord ”gehoorzamen”; daar gaat het om. Luisteren doen we allemaal; horen en gehoorzamen zelden.

U weet, ik heb een beroep waarin je veel moet luisteren – eindeloos veel. Het is een beroep waarin je vele stemmen hoort, die vaak allemaal verschillende dingen zeggen. Daarom heb je ook stembussen; die moeten het luisteren gemakkelijk maken, maar dat valt doorgaans tegen.

Het zou makkelijk zijn als je bij al die stemmen en de verantwoordelijkheid om daartussen te kiezen, zo af en toe die ene stem zou horen en duidelijke aanwijzingen zou krijgen. Maar zo gaat het niet. Die stem klinkt door de stemmen van anderen heen. Als Jezus de geboden vertaalt in: „Eert de Here uw God en hebt uw naaste lief als uzelf” dan ligt daarin besloten dat Zijn stem mede klinkt in de noden en verzoeken van anderen.

U hoort mij niet zeggen: ”Vox populi, vox Dei” (de stem van het volk is de stem van God); dat alles gerechtvaardigd is, als het volk vraagt, kiest of beslist. Zo is er in de loop van de geschiedenis veel onrecht, recht gepraat met een beroep op de volkswil. Maar Zijn stem klinkt daarin wel door; in de noden, angsten, zorgen en hoop van mensen. Daar moet naar gehoord worden. En dat geldt niet alleen voor mij. Het geldt voor ieder van ons; voor alle dienaren van zijn heerschappij, waar we ook geplaatst zijn in de samenleving en welke taak we ook hebben.

Soms klinkt die stem in de nacht; meestal echter in een koor van stemmen. Om te weten welke die stem is en waarin die doorklinkt hebben we anderen nodig. Samuel had Eli nodig; die had het zelf ook pas na de derde keer door. Zo hebben we elkaar nodig om te weten waarnaar te horen – en wat te gehoorzamen.

Het verhaal van Samuel laat overigens ook het verschil zien tussen horen en luisteren. Samuel hoorde; Eli luisterde. Toen Samuel de volgende ochtend aan Eli vertelde wat God hem had gezegd en in het bijzonder het oordeel dat hij over Eli had uitgesproken, was de laconieke reactie van Eli: „Hij is de Heer, hij moet doen wat hij het beste vindt.” Dat is luisteren; niet horen, niet gehoorzamen.

Maar kan het wel; als minister horen naar zijn stem? Is dat wel democratisch? Zet je dan niet het geloof boven de verantwoordelijkheid als minister, als ambtenaar, als werknemer of als werkgever? Het zijn vragen die steeds vaker gesteld worden. Het wordt steeds meer als verdacht beschouwd als bestuurders in openbare dienst ervoor uitkomen dat zij hun christelijke overtuiging ook in hun handelen tot uitdrukking brengen. Is dat geen fundamentalisme?

Het is droevig dat na 2000 jaar christendom die vragen nog gesteld worden. De samenleving waarin we leven bestaat bij gratie van dat geloof en is mede gevormd door mensen die „hoorden naar Zijn stem.” Het bewijst dat mensen niet meer beseffen dat ieder van ons handelt uit een overtuiging, levensbeschouwing en fundamentele waarden. Of men nu Zijn stem erkent of ontkent, het berust op geloof; of men Zijn Wet aanvaardt of verwerpt, het is een keuze, een waardeoordeel. Als we dat niet meer erkennen, dreigt een nieuwe staatsreligie met de mens, met al zijn tekortkomingen, als vanzelfsprekende norm en maat, en het verstand als enige maatstaf.

Versta mij wel; de tijd van Richteren is voorbij, de tijd dat een volk door profeten geleid werd in naam van God. Kerk en staat kunnen maar beter gescheiden worden. Het gaat om tweeërlei gezag, tweeërlei macht en tweeërlei gemeenschap. Het handelen van overheden luistert naar andere beginselen. Zij moet beslissen voor anderen, over anderen en tussen anderen, en dragen daarbij het zwaard. Overheidsmacht vermengen met geloofswaar­heden is na de Bijbelse tijd nooit goed gegaan. Uiteindelijk zijn het toch altijd menselijke waarheid en regels die met dwang worden opgelegd; de kerk lijdt daarbij altijd meer schade dan de overheid en de Heer der kerk wordt daardoor beschaamd.

Dat is echter niet aan de orde bij het ”horen” naar Zijn stem. Een minister die dat doet, zal nog steeds wat hij doet politiek verantwoorden en niet enkel met een beroep op het ”horen” kunnen rechtvaardigen. Maar net als ieder ander mens maakt hij keuzen en handelt vanuit overtuiging, levensbeschouwing en een visie op mens en samenleving.

Voor mijzelf sprekend verkies ik daarbij een uitgangspunt buiten mijzelf, buiten de alledaagse werkelijkheid van mens en samenleving. Dat biedt vastere grond en duurzamer waarden dan zelfs het meest geïdealiseerde beeld van de mens en zijn waarden; in de loop van de geschiedenis blijken die altijd toch niet meer te zijn dan de waan van de dag, ook al duurt die dag soms een eeuw.

Zo worden we allen geroepen. Vaak hebben we een ander nodig om die stem te herkennen en te begrijpen. Dan mogen we zeggen: „Spreek, uw dienaar hoort.” Horen en gehoorzamen, waar we ook staan in het leven. Daarbij weten we ons gesteund en gesterkt door het laatste woord van Christus: „En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”

De auteur is minister van Sociale Zaken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer