Bij 25 graden mag de das af, bij 30 graden mag het jasje uit
Nu de zomer nadert, doemt het schrikbeeld op van de warme zondagen waarop mannelijke kerkgangers hun jasje uitdoen maar hun das omhouden. Dat is hoogst ongepast, volgens de heilzame lessen van de etiquette.

Je hebt ethiek en etiquette. Zoals je ook een crisis hebt en een crisette, een opera en een operette. Zoals een crisette een kleine crisis is en een operette een kleine opera, zo is etiquette de kleine ethiek. Zij gaat niet over de grote vragen van goed en kwaad, maar over goede manieren, over onze omgangsvormen, ons taalgebruik en de manier waarop we ons kleden. Het gaat om het inzicht dat wij mensen soms best dierlijk uit de hoek kunnen komen –door bijvoorbeeld op onze maaltijden aan te vallen of boeren te laten– en dat het in de sociale omgang aangenamer is om dat dierlijke een beetje te cultiveren.
Ik heb een man gekend die zei dat hij mij op mijn eenvoudige komaf had betrapt omdat ik het woord koelkast had gebruikt in plaats van ijskast. Alleen deftige, rijke mensen hadden vroeger een ijskast. De koelkast bracht het thuis koelen van etenswaren pas binnen ieders bereik. Maar als je familie vroeger al een ijskast had bezeten, bleef je de koelkast aanduiden als ijskast. Doordat ik het woord koelkast had gebruikt, had ik dus verraden dat mijn familie vroeger geen ijskast bezat.
Opzichtigheid in ons taalgebruik of onze kleding, dat is het grote, te vermijden kwaad
„Taal”, schreef NRC-journalist J.L. Heldring eens, „is het meest concrete sjibbolet waarmee standen zich verraden én afschermen (anders gezegd: hun anders-zijn markeren). De gewoonte en kledij van een andere groep zijn nog wel na te doen. Met de taal –waarmee ik zowel de woordkeuze als het accent bedoel– is dat veel moeilijker. Dan vallen na-apers door de mand. Overigens merken die dat zelf meestal niet.”
Distinctiedrift via taal kan dus een vorm zijn waarin de hogere standen zich afschermen van de middenklasse. Hij is daarmee een poging tot machtshandhaving. Dat is niet zo prettig. Maar toch is het goed kritisch te zijn op onze taal, vooral als we onszelf erop moeten betrappen dat we vaak te quasi nette woorden gebruiken. We hebben het dan over een colbert in plaats van een jasje, over het toilet in plaats van de wc, een pantalon in plaats van een broek, een stropdas in plaats van een das, een gebakje in plaats van een taartje. Dat is eenvoudig af te leren, iets wat we dan vooral ook moeten doen.
Opzichtigheid, in ons taalgebruik of onze kleding, dat is eigenlijk het grote, te vermijden kwaad. „Een echte heer moet altijd zo goed gekleed gaan dat zijn kleding niet opvalt”, zo luidt een Engels spreekwoord. Draag daarom nooit bruine schoenen onder een blauw pak. Twintig jaar geleden was dat ineens leuk want zo zwierig Italiaans, maar inmiddels doet het pijn aan de ogen.

Een ander punt dat opmerking verdient, is de wijdverbreide en waarschijnlijk wel onuitroeibare gewoonte om elkaar tijdens de maaltijd allerlei wensen toe te voegen. Aan het begin van de maaltijd zeggen we ”eet smakelijk!” Dit suggereert de mogelijkheid dat het eten niet smakelijk zal zijn en is dus eigenlijk een regelrechte belediging voor de gastvrouw. Aan het einde van de maaltijd zeggen we ”goede bekomst”, waarmee we eigenlijk de hoop uitspreken dat we het genotene binnen zullen weten te houden. Opnieuw niet zo welgemanierd jegens de gastvrouw.
Sommige mensen vinden het deftig om halverwege de maaltijd, bij het dessert dan wel toetje, de anderen een ”smakelijke voortzetting” (smavo!) toe te wensen. Ik ken het verhaal van een ambtenaar die dat deed bij een diner op Buitenlandse Zaken en die daarna is ontslagen. Ik vind dat begrijpelijk. Natuurlijk kunnen al die wensen aan tafel goedbedoeld zijn, maar het is toch beter ze achterwege te laten.
Wat ook eenvoudig af te leren is, is de vergaande democratisering van de omgangsvormen. Het is goed ouderen of meerderen te vousvoyeren, ze niet bij hun voornaam aan te spreken, en te wachten tot ze jou een hand geven voordat je zelf je hand naar hen uitsteekt om ze te begroeten. Het wordt pas anders wanneer ouderen of meerderen zelf voorstellen om te tutoyeren en de voornaam te gebruiken. Ere wie ere toekomt. Bovendien schept de vorm een zekere distantie en daarmee vrijheid.
Nederlanders leven in het algemeen vanuit de gedachte dat gewoon doen al gek genoeg is
Wij hechten niet zo aan etiquette, omdat wij als Nederlanders over het algemeen vanuit de gedachte leven dat gewoon doen al gek genoeg is. We zijn een beetje lomp en onhandig. We zijn graag direct in de omgang. Een zekere botheid wordt zelfs gecultiveerd, zo meen ik in de omgang met studenten vast te moeten stellen. Het is allemaal hoogst onaangenaam. De sociaaleconomische emancipatie van de gereformeerde gezindte leidt niet automatisch tot een voorzichtig begin van goede vormen. Rijkdom en een zekere pronkzucht zijn nog niet gedisciplineerd tot smaak en ingetogenheid.
Het meest pijnlijk komt die nonchalance met betrekking tot de etiquette tot uiting tijdens de zomermaanden, wanneer het zondags warm kan zijn, ook in de kerk, en de heren overgaan tot een daad die eigenlijk censurabel zou moeten zijn. Het jasje gaat uit maar de das blijft om, al dan niet achter een sluiks geopend bovenste knoopje. Dit is een ernstige overtreding tegen de goede zeden. Terwijl de regel zo eenvoudig is: bij 25 graden mag de das af, bij 30 graden het jasje uit.
De auteur is historicus en publicist, en doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.