OpinieEssay 80 jaar vrijheid

Lody van de Kamp: Vrijheid doet nog altijd pijn voor een getroffen gemeenschap 

Lody van de Kamp
2 May 2025 16:18
beeld GettyImages

Hoe vier je tachtig jaar vrijheid als de bevrijding je dierbare niet thuisbracht? Of als je volk deels is uitgeroeid? Hoe ga je dan verder? Bracht de bevrijding Nederland echte vrijheid? Terwijl de wapens wereldwijd weer kletteren, verwoordt rabbi Lody van de Kamp zijn overpeinzingen bij tachtig jaar vrijheid in een essay.

Het is woensdag 18 april 1945. Canadese troepen rijden door het zojuist bevrijde Putten. Gisteren zijn er nog heftige beschietingen geweest in en rond dit plaatsje op de Veluwe. Huizen in de Dorpsstraat en de Molenstraat werden daarbij vernield. Ook de woning van Gerard Ahrens aan de Voorthuizerstraat werd getroffen. Met dodelijke gevolgen. Naast de vier Canadese soldaten die deze 17e april sneuvelden tijdens de strijd om het dorp te bevrijden, behoorde Gerard ook tot de laatste omgekomenen van het nu dus bevrijde Putten.

Maar vandaag is de bezetter verjaagd en worden de Canadezen feestelijk onthaald. Schoolmeester Jan Nijenhuis, die zich in de oorlogsjaren heel verdienstelijk heeft gemaakt in het plaatselijke verzet, zit voorop de eerste tank die door de Dorpsstraat rijdt. Uitgelaten beklimmen ook andere bewoners de tanks. Er wordt luidruchtig gezongen en gedanst. Binnen de kortst mogelijke tijd wappert de Nederlandse vlag op de toren van de Oude Kerk.

Aaltje Haagswoud kijkt vanachter het gordijn met een meewarige blik naar het feestgedruis in de Voorthuizerstraat. Jantje, de oudste van haar twee kinderen, staat naast haar. Ze strijkt hem over zijn haar. Renger, de jongste, ligt in het ledikantje in de hoek van de woonkamer en slaapt rustig door. Met vragende ogen blikt Aaltje nog eens naar buiten. Waarom zijn die mensen zo uitgelaten? Zo blij?

De eerste tijd na de razzia telde ze de dagen dat haar Arie weg was. De dagen zijn weken geworden. Onderhand al achtentwintig. Het is nu ruim een halfjaar geleden dat de bezetter op die vreselijke dag, 1 oktober, eerst veel dorpsbewoners in de kerk opsloot om haar Arie en andere familieleden daarna samen met zeshonderd andere mannen weg te voeren. Na een berichtje uit het concentratiekamp bij Amersfoort heeft ze helemaal niets meer van haar geliefde vernomen. Al die maanden wacht ze tevergeefs.

En Aaltje is niet de enige. Niemand van al die achtergebleven vrouwen in Putten hebben taal of teken van hun man, hun vader, hun zoon, hun broer gehoord.

Op de dag van de razzia werden door de Duitsers ook nog eens veel huizen in Putten in brand gestoken. Nog ruikt ze de brandlucht van de boerderijen aan de rand van het dorp die in rokende ruïnes veranderden.

Minutenlang staart Aaltje samen met Jantje naar het feestgedruis, verdwaasd. Hoe kunnen deze mensen zo uitgelaten zijn? Hebben ze dan helemaal niet in de gaten dat half Putten nog steeds in rouw verkeert? Zoveel verdriet. Zoveel ellende. Zoveel zorgen. Wanneer komt Arie weer thuis, samen met al die anderen? Komt hij wel weer thuis? Hoe zou het met hem gaan? Gruwelijke verhalen doen de ronde.

Aaltje neemt Jantjes handje en sluit de gordijnen. Dit kan ze niet aanzien. Ze schudt haar hoofd. Ja, de Duitsers zijn verjaagd. Maar ze kan niet bevatten dat al die mededorpelingen zo opgetogen kunnen zijn omdat de Canadezen nu de dienst uitmaken en de bezetter is verjaagd. Het verdriet in Putten is nog zo zichtbaar. Als een donkere waas hangt het al maanden over het dorp.

Arie, kom je echt nog wel thuis?

Bijna onvoorstelbaar leed

Nederland viert tachtig jaar vrijheid. En inderdaad, op dit stukje van het Koninkrijk der Nederlanden, anders dan in de voormalige koloniën, hebben wij al acht decennia geen gewelddadigheden van oorlogsgeweld meegemaakt. Dat is zeker een belangrijk moment om bij stil te staan. Om te vieren. Alleen is de vraag wel: hoe?

Nederland maakt deel uit van Europa. En in dat Europa waar wij zo hecht mee verbonden zijn, woedt een uitzichtloze oorlog tussen Rusland en Oekraïne die inmiddels al vele honderdduizenden levens heeft gekost. Het aantal gewonden en ontheemden loopt in de miljoenen.

En buiten de grenzen van Europa? Dagelijks zien we de beelden en lezen we de berichten over de steeds maar voortschrijdende verschrikkingen die de huidige escalatie van het al meer dan honderd jaar durende conflict rond Palestina en Israël teweegbrengt. Voor ons is het leed bijna onvoorstelbaar.

En dan hebben we het nog niet over de in onze contreien bijna vergeten oorlogen, zoals in Soedan, Jemen, Afghanistan en al die ander plekken in G’ds wereld. Er is weinig aandacht voor vervolging van christenen, Joden en de ongebreidelde haat tegen andersdenkenden wereldwijd. En toch vieren wij aan onze kant van de grens tachtig jaar vrijheid? Hoe gaan we dat dan doen?

Twee foto’s

Midden in de Amsterdamse wijk met de mooie naam ”De Pijp” bevindt zich een kleine synagoge. Deze bestaat al sinds 1892 en is nog steeds als Joods gebedshuis in gebruik. In het kamertje achter de sjoel hangen foto’s van Amsterdamse rabbijnen en opperrabbijnen die in het bestaan van de synagoge een belangrijke rol hebben gespeeld. Twee foto’s spreken mij altijd bijzonder aan. Een is van wijlen opperrabbijn Justus Tal en de ander is van wijlen opperrabbijn Aaron Schuster. Waarom betekenen juist déze twee beeltenissen zo veel voor mij?

De heer Tal was voor de Tweede Wereldoorlog opperrabbijn in Utrecht. Maar in de oorlog, kort voor zijn onderduiken, werd hem gevraagd mede leiding te geven aan de Joodse gemeenschap in Amsterdam. De meeste Joden uit Utrecht waren inmiddels of al gedeporteerd, of door de bezetter gedwongen zich ook in Amsterdam te vestigen.

Opperrabbijn Tal overleefde met zijn vrouw de oorlog. Direct na de bevrijding verkeerden zij in grote onzekerheid over het lot van hun enige kind, zoon Tobias. Later bleek deze al op 4 juni 1943 in de gaskamer van Sobibor te zijn omgebracht.

Opperrabbijn Schuster keerde na de bevrijding met zijn vrouw en zoontje Abbie terug naar Amsterdam, vanuit het concentratiekamp Bergen-Belsen. Daar hadden ze verschrikkelijke ontberingen geleden. De terugtocht verliep niet rechtstreeks. Toen de geallieerden aan het einde van de oorlog het kamp naderden, probeerden de nazi’s te voorkomen dat de overlevenden van het kamp in handen van de geallieerden zouden vallen. Enkele duizenden van hen werden in treinen gestopt die kriskras door Duitsland reden. Tallozen kwamen na het overleven van alle ontberingen in Bergen-Belsen tijdens die treinreizen alsnog om. Na enkele weken werd de familie Schuster in de trein bevrijd door het Rode Leger. Uiteindelijk kwam het gezin uitgemergeld door alle verschrikkingen weer terug in Nederland. Eenmaal thuis vond de hereniging plaats met dochtertje Shulamit, die als baby de oorlog had overleefd bij een onderduikgezin.

Ik kijk regelmatig naar deze twee foto’s van de –met recht: eerwaarde– heren. Voor mij betekenen zij heel veel. In de lange geschiedenis van het Nederlandse Jodendom vertegenwoordigen zij voor mij een generatie van Joodse geestelijke leiders die waarschijnlijk pastoraal de moeilijkste periode hebben moeten doorstaan die ze in Nederland ooit gekend hebben.

Opperrabbijn Tal heeft onmiddellijk na de bevrijding een synagogedienst in de grote Portugese Synagoge in Amsterdam georganiseerd. Op wonderbaarlijk inspirerende wijze sprak hij daar ter plekke de Joodse gemeenschap toe. Hij vertelde wat haar nu te doen stond, zo kort na de bevrijding. Bevrijd zijn betekent: de heropbouw van het Joodse gemeenschapsleven zoals dat bestond vóór de oorlogsjaren. Zo kort na die verschrikkelijke oorlogsjaren besefte de opperrabbijn evenmin als zijn toehoorders hoe weinig er van die vooroorlogse gemeenschap was overgebleven. Van de 80.000 Amsterdamse Joden in 1940 werden er 68.000 weggevoerd naar de concentratie- en vernietigingskampen. Slechts een heel klein percentage van Joods Amsterdam overleefde de holocaust.

Maar deze tragedie, en ook het nog steeds niet bekende lot van zijn eigen zoon Tobias, weerhield opperrabbijn Justus Tal er niet van om zich, met alle kracht die hij had, ervoor in te zetten om de bevrijding een zinvolle invulling te geven. En die invulling was: herbouwen. Het herbouwen van een religieus-Joodse gemeenschap in Amsterdam.

Na niet al te lange tijd werd het ook bij de rabbijnen duidelijk dat het Joodse leven nooit meer hetzelfde kon zijn als voor die afschuwelijke jaren. Maar de religieuze behoefte voor de teruggekeerden, hoe weinig het er ook waren, was er niet minder om.

En zo werd Justus Tal tot een voorbeeld van weerbaarheid en veerkracht voor Joods Amsterdam. Zonder zijn –wat mij betreft– bovenmenselijke inspanningen, zijn eigen leed en verdriet volkomen wegcijferend, had er nu tachtig jaar na die bevrijding geen religieus Joods leven meer bestaan in de hoofdstad.

Het was de opperrabbijn helaas niet gegeven om erg lang leiding te geven aan zijn geliefde kehilla (gemeente). Al in 1954 overleed hij op 73-jarige leeftijd.

Nachtmerries

Het gezin van de heer Schuster had ontzettend geleden. Zowel fysiek als geestelijk maakte het gezin in de naoorlogse jaren heel moeilijke tijden door. De trauma’s van het verblijf in het kamp, de nieuwe ontberingen tijdens die bizarre reis dwars door Duitsland en het verlies van veel familieleden lieten diepe sporen na in het persoonlijk leven van de familie Schuster.

Maar toen Aaron Schuster werd geroepen om de heer Tal, met wie hij die eerste naoorlogse jaren hecht had samengewerkt, op te volgen als opperrabbijn, aarzelde hij niet. Ook hij voelde diezelfde verantwoordelijkheid. In 1955 werd hij officieel als hoogste Joodse geestelijke van Amsterdam geïnstalleerd.

Deze nieuwe opperrabbijn zette het werk van Justus Tal voort. Maar daar kwam nog een taak bij. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw kwamen de sporen van oorlogstrauma’s en kampsyndromen naar boven. Het zijn de gevoelens van pijn, verdriet en angsten die aanvankelijk door een groot deel van de oorlogsgeneratie waren weggedrukt. Maar tien of twintig jaar na de nachtmerries van de oorlogsjaren werkte het wegstoppen bij velen niet meer. Het leed was te groot.

„Deze portretten staan voor weerbaarheid en veerkracht in het dienen van de Eeuwige”

Lody van de Kamp, rabbijn en schrijver

Onderhand diende zich een nieuwe generatie van de Joodse gemeenschap aan. Maar een deel van die naoorlogse jongeren begon ook al te lijden onder wat hun ouders hadden meegemaakt. Het was een periode die om heel bijzonder en heel intensief geestelijk en pastoraal leiderschap vroeg. Opperrabbijn Schuster, ook nu te midden van het persoonlijk leed dat hij met zijn gezin had doorgemaakt, gaf alles om de Amsterdams-Joodse gemeenschap dat leiderschap te bieden. Om te midden van pijn en verdriet toch het besef te houden bevrijd te mogen leven.

Daarom betekenen deze twee foto’s in mijn bevrijd leven zo veel voor mij. Ze staan voor weerbaarheid en veerkracht in het dienen van de Eeuwige, en voor het schenken van het besef van vrijheid aan onze gepijnigde gemeenschap.

Herrijzend Nederland

Tachtig jaar vrijheid is zo ongeveer een heel mensenleven. Onderweg naar 4 en 5 mei van dit jaar heb ik mij de afgelopen maanden weleens peinzend afgevraagd hoe we als samenleving de afgelopen acht decennia eigenlijk invulling hebben gegeven aan ons leven in het bevrijde Nederland.

Na 1945 begon het met het op orde van zaken stellen. Hare Majesteit koningin Wilhelmina kwam met haar regering terug uit Engeland. Er werd gezuiverd: zij die verkeerde keuzes hadden gemaakt of openlijk de kant van de vijand hadden gekozen moesten plaats maken voor ”goede Nederlanders”.

Wij leefden met de term ”herrijzend Nederland”. Er moest herbouwd worden. De vaderlandse mouwen werden in de vijftiger jaren opgestroopt. Langzamerhand, stapje voor stapje kwam de welvaart weer wat terug. De bevrijding werd voor velen zichtbaarder.

Ergen anders op de wereld woedden oorlogen wel voort. In de overzeese rijksdelen, aanvankelijk in Nederlands-Indië en later in Nieuw-Guinea en ook in Suriname, was er allesbehalve sprake van bevrijding. Maar binnen de vaderlandse grenzen, hier aan de Noordzee, was de vrijheid zichtbaar.

Leegte en wetteloosheid

Terugkijkend vraag ik me wel af of wij, binnen die grenzen van de vrijheid die ons na 1945 is geschonken, goede keuzes hebben gemaakt. De secularisatie die zich al lang vóór de oorlog had ingezet raakte al gauw in een stroomversnelling. Geloof en onderdanigheid aan het G’ddelijk gezag maakten steeds meer plaats voor leegte en wetteloosheid. De maatschappelijke debatten over aantasting van het ons gegeven leven werden steeds meer in openheid gevoerd, zonder enige hinder van normbesef over de plaats van mensen in een door de Eeuwige geschapen wereld. Nieuwe wetgeving over abortus en euthanasie namen de plaats in van de regelgeving die de samenleving zich ooit vanuit het Bijbelse gedachtegoed eigen had gemaakt. En zo zette dit soort vrijheidsontwikkeling zich ook op veel andere gebieden voort.

Tachtig jaar geleden werden in Hotel De Wereld in Wageningen in de vroege ochtend van 5 mei handtekeningen gezet. De Canadese generaal Charles Foulkes gaf aan de Duitse generaal Johannes Blaskowitz de bevelen mee voor de aftocht van de Duitse troepen. Deze had, na de capitulatie die een dag eerder had plaatsgevonden, geen andere keuze dan deze in ontvangst te nemen en uit te voeren.

Blaskowitz is dezelfde generaal die tot dan toe zijn hoofdkwartier in Huize Fimulco had, aan de Harderwijkerstraat in Putten. In hetzelfde Putten waar tot en met 17 april, dus nog maar enkele weken vóór de capitulatie, zo zwaar was gevochten.

Na het zetten van de handtekeningen barstte ook in de rest van het land de feestvreugde los. In Amsterdam stroomde De Dam vol, zoals enige weken eerder de Dorpsstraat in Putten.

Gebukt onder het litteken

Maar net zoals Aaltje vanachter haar gordijnen met een verdwaasde blik maar niet kon bevatten dat er in haar dorp ruimte was voor zoveel vreugde, zo waren er met de komst van de bevrijder op talloze andere plaatsen ook gemengde gevoelens bij het feestgedruis. Nederland kende veel meer Aaltjes .

„Voorspelbaar verdriet stond echte blijdschap in de weg”

Lody van de Kamp, rabbijn en schrijver

Met een verdwaasde blik aanschouwden de onderduikers, die na lange, bange jaren weer tevoorschijn durfden te komen, de feestelijkheden. Bevrijd zijn, G’ddank. Maar blijdschap en uitgelatenheid waren na alle ellende die zich de laatste jaren had afgespeeld niet aan de orde – ook vanwege het voorspelbare verdriet dat velen nog te wachten stond.

In de stationshallen van de grote steden verschenen lange lijsten met namen van al diegenen die door de bezetter waren weggevoerd. In de hoop dat, indien zij nog mochten terugkomen, zouden weten dat zij door gespaarde familieleden gezocht werden. Voor de meesten van de namen bleek het ijdele hoop te zijn.

In Putten werd met angst en beven gewacht op de terugkeer van de mannen die tijdens de razzia naar Duitsland waren gevoerd. Namen van werk- en concentratiekampen zoals Neuengamme, Ladelund, Bergen-Belsen, Meppen-Versen werden genoemd als mogelijke plaats waar de arme stakkers uiteindelijk naartoe waren gebracht.

De verdwaasde blik van Aaltje bleek terecht. Arie kwam nooit meer thuis. Van de ruim zeshonderd mannen kwamen er uiteindelijk achtenveertig terug. Nog jaren ging het dorp Putten gebukt onder het litteken van de razzia.

Zwartkijkerij

Tachtig jaar vrijheid vieren terwijl elders onverminderd oorlogen in alle hevigheid woeden. Tachtig jaar vrijheid vieren terwijl wij juist in die vrijheid zoveel vreemd knechtschap op ons hebben genomen door verlies aan geloof en trouw aan de Eeuwige. Kan dat?

Tachtig jaar vrijheid zou vrijheid om te leven moeten betekenen. Maar daarentegen hebben we als samenleving geaccepteerd dat zoveel leven door nieuwe gedragsnormen steeds meer dreigt te worden aangetast.

Misschien zal de lezer me betichten van zwartkijkerij, van een al te sombere blik. Maar de waarheid is anders. Ondanks alle verkeerde keuzes die er in mijn ogen gemaakt zijn, kijk ik nog maar eens naar die twee foto’s. Van deze voor mij zo inspirerende geestelijke voormannen binnen mijn eigen Joodse gemeenschap, opperrabbijn Tal en opperrabbijn Schuster. Zoals gezegd, zonder hun inspanningen in de meest duistere tijd die Nederland heeft moeten doormaken was er hier nu geen Joodse gemeenschap meer.

Niet elke gemeenschap heeft zulke krachtige voorbeelden die mij wel zijn aangereikt om geestelijke kracht uit te putten. Maar de bron waar deze geestelijke leiders voor zichzelf de kracht uit hebben mogen halen, de Bijbel, G’ds woord, die hebben wij allemaal meegekregen.

„Dankbaarheid is volgende trede naar de grote wereldvrede”

Lody van de Kamp, rabbijn en schrijver

Met het woord van de Eeuwige, met de beloften voor de toekomst, met het geloof in de komst van de Verlosser weten wij dat er voor ons en voor de wereld om ons heen een betere wereld is weggelegd.

Alle pijn, verdriet en zorgen over de oorlogen in de wereld om ons heen staan voor velen een blijde viering van tachtig jaar vrijheid in de weg. Maar de dankbaarheid dat wij terug mogen kijken op zo’n lange periode zonder oorlogsgeweld in onze naaste omgeving mogen wij niet van ons weghouden.

Met G’ds hulp is dit een volgende trede naar die grote wereldvrede waar we naar uitkijken. Wie smeekt om Zijn hulp, zal de veerkracht en weerbaarheid krijgen die nodig zijn. En Hij geeft zóveel dat we er ook van mogen delen met onze naasten, die het mogelijk juist in deze tijd extra zwaar hebben.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer