Nog veel te winnen in verloskundige zorg
De verloskundige zorg zou sterk verbeteren als verloskundigen en gynaecologen meer zouden samenwerken, stelt Rosanne van Dam-Jansen.
Woensdag presenteerde de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte haar advies om vermijdbare babysterfte terug te dringen. Het rapport kreeg terecht veel aandacht in de media, waaronder deze krant. Graag ga ik nog in op een aantal aspecten die daarbij niet aan de orde zijn gekomen.De term ”verloskundige zorg” betekent –anders dan deze doet vermoeden– niet alleen de zorg verleend door een verloskundige, maar ook door een gynaecoloog. De media noemen het opzienbarend dat de stuurgroep aanbeveelt bij iedere zwangere een huisbezoek af te leggen voor de 34e week van de zwangerschap. Voor gynaecologen is dat inderdaad een aardverschuiving. Zij komen nooit bij hun zwangeren thuis.
Voor verloskundigen ligt dat anders. Vaak werken zij al langere tijd in dezelfde plaats. Bovendien bezoeken zij kraamvrouwen zo’n vijf keer thuis. Daardoor kunnen aan een adres al zien welk soort woning de zwangere bewoont.
De indruk wordt gemakkelijk gewekt dat het huisbezoek bedoeld is om te beoordelen of het veilig is om thuis te bevallen. De stuurgroep noemt echter meer aspecten, zoals het beoordelen van de gezinssituatie, of er sprake is van psychosociale problematiek, of er aanvullende prenatale voorlichting nodig is en of de thuissituatie veilig is, als werksituatie voor de professional en voor de zwangere en het ongeboren kind (risicofactoren voor kindermishandeling bijvoorbeeld).
Er wordt vaak gefocust op de mogelijke risico’s die thuis bevallen met zich mee zou brengen. Uit onderzoek blijken twee zaken: thuis bevallen is veilig mits er goede risicoselectie plaatsvindt én onnodig in het ziekenhuis bevallen betekent meer kans op kunstgrepen zoals een vacuümverlossing.
Het kernwoord is risicoselectie rond de zwangerschap. Om deze selectie goed toe te passen moeten alle professionals de risico’s kennen. Om de aanbevelingen van de stuurgroep goed toe te passen zou er dus bij iedere zwangere vrouw een risico-inventarisatie en -evaluatie moeten plaatsvinden.
Daarom zijn de opmerkingen van de stuurgroep over samenwerking tussen de beroepsgroepen het belangrijkst. Verloskundige zorg zou naar mijn mening niet moeten bestaan uit twee gescheiden compartimenten (eerste en tweede lijn), maar uit een symbiose van de verschillende partijen.
Verloskundigen kunnen hun kennis van de wijk inzetten bij uitgesproken gyneacologische patiënten om zo de risico’s –die zoals gezegd breder zijn dan alleen de bevalling– vollediger in kaart te brengen. Gyneacologen kunnen hun energie steken in het 24 uur per dag aanwezig zijn voor spoedsituaties. Voor iedere zwangere een plan van aanpak en een coach die de actualiteit van het plan bewaakt, zoals de stuurgroep aanbeveelt, is het ideaal. Dat zou niet alleen de vermijdbare sterfte doen verminderen, maar ook vermijdbare complicaties.
Iedere professional moet verantwoording afleggen, niet alleen aan de maatschappij, de zwangere en het kind, maar ook aan de Schepper van het leven. Respect voor het wonder moet leiden tot zorgvuldig handelen. En op dat punt is inderdaad veel te winnen.
De auteur is arts en verloskundige.